Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Monnikje Lederzak en andere driestheden (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden
Afbeelding van Monnikje Lederzak en andere driesthedenToon afbeelding van titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.86 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Monnikje Lederzak en andere driestheden

(1968)–Jacques den Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 138]
[p. 138]

Ubiquitous

Reisblaadjes: ‘Ubiquitous’, dat is het woord, lichtelijk boven mijn stand, dat ik nodig heb, de alomtegenwoordigheid. Van Duitsers. Tegen hun alomtegenwoordigheid in hun eigen land is het wel wat laat in de historie geworden om nog veel bezwaar te maken, in andere landen vind ik hun massale aanwezigheid vaak drukkend. Vooral vanwege de ‘das gehört uns’-instelling, te bezichtigen bijvoorbeeld aan onze stranden, waar gegraven kuilen en opgeworpen kastelen tot Duits eigendom worden verklaard. Onverminderd van haat vervuld was de vrouw van een Deense uitgever, die ik eens heb ontmoet. Zij vertelde me dat ze een enorme dog hadden, die er speciaal op afgericht was om die Duitse zanden bouwsels te verwoesten. Dat vind ik ver gaan in onverzoenlijkheid. Maar goed. Tot de vreugden van het reizen in Frankrijk behoort de omstandigheid dat we der Otto, der Heinrich, der Karl daar tenminste niet in drommen ontmoeten. Ik weet niet waarom, al heb ik mijn vermoedens. Maar in Vienne zat hij er, der Otto. We wilden er eten. Nee, niet in de Résidence de la Pyramide, die tabernakel voor gastronomen met zijn ‘mousse de truite’, zijn paté van fazant, zijn scheppingen van rivierkreeften. Zoiets is voor stukjesschrijvers niet weggelegd en ik vertroostte mij maar met het bondige oordeel van een van mijn weinige welgestelde vrienden, die er dan wèl is geweest: ‘overprijsd en overprezen.’ Voor ons werd het gewoon Hotel de la Poste, als overal: oud en redelijk. Der Otto zat met vrouwelijk gezelschap aan een tafeltje naast het onze. Daar ze er volstrekt van overtuigd waren dat toch niemand hen kon verstaan spaarden zij ons hun conversatie niet. Zij was wat onzeker of ze zonder Frans toch aan een maaltijd zouden komen, hij stelde haar gerust. Er kwam een kelner langs, die er uitzag of hij de oorlog van 1870 nog had meegemaakt. Otto behoorde tot de velen, die menen dat een vreemde taal een vorm van onwil is en dat een buitenlander je heel best kan verstaan als je maar hard genoeg schreeuwt. Hij brulde dan ook waarlijk: ‘Fleisch’ en sloeg zichzelf daarbij op de waarlijk machtige schouders. De kelner knikte gelaten en slofte weg. Het Fleisch kwam en viel in de smaak al vroeg zij zich af

[pagina 139]
[p. 139]

wat het wel mocht zijn. Der Otto wist het! ‘Schweinsbraten - sehr gut’, zei hij vergenoegd en in zijn heilige onschuld.

Plombières - ‘célèbre station thermale’. Montaigne kwam er al, Voltaire volgde hem twee eeuwen later. Ze hebben er in ieder geval een goede boekhandel, die ik niet voorbij kon lopen. Geheel doortrokken van de cultuur was een serie gecalligrafeerde kaarten, zo'n beetje imitatie-oud-handschrift met spitse teksten, die wel van Voltaire zelve konden zijn. We vonden een heel mooie: ‘Il faut se garder du devant d'une femme, du derrière d'une mule en d'un moine de tous côtx00E9;s.’ Die hebben we naar een veel gelezen Nederlandse schrijver gezonden met op de achterzijde: ‘Laatste Waarschuwing uit de Vogezen.’ Het heeft niet geholpen.

En hoe stond het met de fraaie letteren? Bij het genot van een ‘framboise’, een zonder meer goddelijke eau de vie heb ik met een gemengd genoegen gelezen in wat de memoires van een miljonair-vagebond zijn genoemd: My Autobiography van Charles Chaplin. Dat vagebonderen slaat natuurlijk alleen op de eerste, Londense armoetijd, eenmaal arrivé gaat het wat bezadigder toe en men schijnt hem verweten te hebben dat hij terdege op de centjes weet te passen. Er zijn weinig werkelijke onthullingen. Hoogstens die over de krantenkoning William Randolph Hearst, de man die menigeen in Wall Street ten gronde heeft gericht en die zelf blijkbaar horig was aan de filmspeelster Marion Davies. Chaplin was er bij toen Hearst in het bijzijn van een vijftig gasten over zaken zat te praten. Marion schreeuwde hem toe:

‘Hey! You!’ Hearst looked up. ‘Are you referring to me?’ he said. ‘Yes, you! Come here!’ En toen hij na enige aarzeling inderdaad kwam en niet om haar uit het paleis te werpen zei ze minachtend: ‘Do your business downtown. Not in my house. My guests are waiting for a drink, so hurry up and get them one.’

‘All right, all right’, he said, clownishly hobbling off into the kitchen, and everyone smiled with relief.’ Diep beschamend is de wijze geweest, waarop Amerika Chaplin heeft weggetreiterd. De eerste aanleiding daartoe was dat hij in zijn speeches tijdens de

[pagina 140]
[p. 140]

oorlog zo hartstochtelijk voor een tweede front heeft gepleit. Dat bezorgde hem de naam met het communisme te sympatiseren en toen was het hek van de dam. Boycot van zijn films en enkele zonder meer belachelijke processen hebben hem tenslotte uit het Amerikaanse paradijs der vrijheid verdreven. Het is een vlak en vrij mat boek, dat ik gelezen heb, omziend naar de jongen van een jaar of veertien, die in een bioscoop ‘op’ de Hoogstraat in Rotterdam voor het eerst in zijn leven ‘Charlie’ zag. In The Kid. Heel wat beter beviel me een van de beste avonturenromans, die ik in lange tijd las: The Thousand Doors van Abraham Rothberg (Dell). Het heeft wat met spionage te maken, met geheime dienst en afweer, maar de toekomst van de mensheid staat dit keer eens niet op het spel, geen sinistere Chinezen of lage Russen, de inzet is eindelijk eens reëel, aanvaardbaar, eigentijds. Een ten val gebrachte communistische machthebber in een Balkanstaat heeft zijn memoires geschreven en wil die publiceren in het ‘vrije’ Westen. Warren Stone, voormalig Amerikaans parachutist, thans literair agent wil die memoires graag hebben, de huidige machthebbers in die Balkanstaat proberen te verhinderen dat hij ze in handen krijgt en ook de geheime dienst van het ‘vrije’ Westen wil publikatie verhinderen omdat dat nu eenmaal beter in het diplomatieke straatje van het ogenblik valt. Stone heeft er uiteraard de handen vol aan, maar behoeft het niet in het bovenmenselijke te zoeken. Rothberg boeit ook door de bekwaam geschetste achtergrond, met inbegrip van Balkangeschiedenis, zo veel eeuwen lang al een van bloed doordrenkte geschiedenis, vol gruwel, verraad, guerrilla, onverzoenlijkheid. Ook de gewezen communistenleider is met intelligentie en begrip getekend. Een zonder meer voortreffelijk boek, dat het nooit tot James Bondachtige oplagen zal brengen omdat het er nu eenmaal veel te goed voor is.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken