Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Monnikje Lederzak en andere driestheden (1968)

Informatie terzijde

Titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden
Afbeelding van Monnikje Lederzak en andere driesthedenToon afbeelding van titelpagina van Monnikje Lederzak en andere driestheden

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.86 MB)

Scans (7.86 MB)

XML (0.34 MB)

tekstbestand






Genre

non-fictie
sec - letterkunde

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Monnikje Lederzak en andere driestheden

(1968)–Jacques den Haan–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 144]
[p. 144]

Over stropen en een kakkineuze chimpansee

Het Handboek voor Stropers van Ian Niall heeft zijn herdruk beleefd en is herzien, bij Heinemann verschenen onder de titel The New Poacher's Handbook. Het bevat suggestieve tekeningen van Silvanus Marston, suggestief in die zin, dat ze iets van de sfeer van steelsheid overbrengen, waarmee het aloude handwerk van de stroper nu eenmaal nog altijd omgeven is. En dat ondanks het feit, dat Ian Niall tot bittere opmerkingen genoopt wordt over de moderne stroper, die zich per auto naar de viswateren van Schotland en Wales spoedt om daar met springstoffen of bedwelmende dampen - carbid bijvoorbeeld - een gehele stroom even van forel of zalm te beroven - sinds de diepvries blijkbaar een lonend misdrijf. Meen niet, dat Ian Niall nog een actief lid van het gilde is, met uitnemende zorg heeft hij gesteld, dat hij al deze dingen al lang geleden vaarwel heeft gezegd, aan het slot betoont hij zich min of meer een filosoof waar hij beweert, dat een man niet werkelijk deugdzaam kan zijn zolang hij de verleiding niet gekend heeft, hij vervolgt met ‘vergeet de lessen van Francie, Little Hugh, Black Bill en de rest en laat de nacht de tijd zijn om naar een comfortabel bed te gaan.’ ‘Ik hoop’, besluit hij, ‘u niet verontrust te hebben, maar als je ooit eens een oud geweer, een fret of zelfs een goed afgericht hondje wilt kopen...’

Het is waarschijnlijk een bedrijf, waarvan de geheimen van vader op zoon worden doorgegeven, al is dat niet het geval met de schrijver van dit boek, die het handwerk leerde van enkele beruchte figuren in het dorp waar hij kind was. Van Little Hugh bijvoorbeeld, die paddestoelen zocht en hout sprokkelde en daarbij zijn ogen terdege openhield. Verder knipte hij heggen en baggerde sloten, de fret in zijn jaszak, zo tam als de kat van een oude vrijster. Soms nam hij zijn oude geweer mee tussen de gereedschappen voor zijn werk en dan ging er doorgaans een fazant aan en volgde de komedie als een voorbijganger vroeg of hij zo net niet een schot gehoord had. Zoals Mr. Niall het stelt: het is bepaald niet ‘a business for fools’. Uit zijn boek spreekt meer dan verknochtheid aan wilddieverij. Hij schrijft eenvoudig, maar verliefd over het landschap onder de seizoenen, over het nog dik-

[pagina 145]
[p. 145]

wijls simpele leven in de dorpen, over de dieren zelf ook, met verontwaardiging over de moderne tijd, waarin reewild met automatische wapens wordt afgeslacht en hij zelfs spreken moet van ‘gang activity’, ware benden, die naar het noorden reizen om hun slag te slaan en soms reeksen aangeschoten dieren achterlaten. Hij onthult de geheimen van het gedrag van patrijzen en met welk weer ze naar buiten komen; merkwaardig is wat hij vertelt over het konijn dat, aan de bijna totale uitroeiing ontkomen, van leefwijze veranderd is en het open veld berent op de manier van de haas, hoewel hij tevens van mening is, dat ze toch langzamerhand weer in hun graafgewoonten zullen vervallen. Hij vertelt de bijzonderheden van het jagen met het net en de fret, het net ook voor de patrijzen. Stroopt hij met het geweer, dan worden ze òf gelokt door een geheimzinnig fluitje òf bedreigd door het oplaten van een vlieger, die de patrijzen op de grond houdt omdat ze er een roofvogel in vermoeden, maar die vlieger is natuurlijk een riskante business. Sterke verhalen over de strijd met wat eens bij ons een koddebeier heette, sterke verhalen ook als dat van de dorpssmid, die forellen ving door met een grote hamer op in het water liggende rotsblokken te slaan. Hij vertelt van de dorpsjongens, die ze zelfs met de hand vingen, ‘the old game of tickling a trout’. Aantrekkelijk boek!

Gerald Durrell heeft zich met boeken als The Overloaded Ark, The Drunken For est, Encounters with Animals stellig een gemeente bijeengeschreven. Ze kunnen nu weer bij hem terecht in A Zoo in my Luggage (Londen, 1960), waarin hij vertelt, dat het hem altijd speet, van de dieren afscheid te moeten nemen, die hij eerst gevangen had, ze met de grootste moeite in leven had weten te houden om ze daarna aan de een of andere dierentuin te moeten afstaan. Hij wilde nu een eigen ‘zoo’, maar met de impulsiviteit, die hij in zijn vorige boeken ook aan de dag gelegd heeft, verwierf hij de dieren eerst en de gaarde later, met andere woorden toen hij met zijn collectie in Engeland terugkeerde, wist hij niet waar hij er mee heen moest, een situatie, die ik mij trouwens ook uit een vorig boek herinner. Er is meer bekends in A Zoo in my

[pagina 146]
[p. 146]

Luggage. Zo keert hij terug bij het aloude, whisky-minnende stamhoofd, de Fon of Bafut, getrouwen reeds bekend uit The Bafut Beagles. Fon is nog steeds in grootse vorm en leert dit keer de samba van Jacquie, Geralds echtgenote. Durrell blijft gelukkig de nuchtere ziel, die zich hier boos maakt over al die verhalen van ‘the dangerous and evil tropical forest, teeming with wild beasts.’ Ze zijn er wel, zegt hij, maar ze blijven verstandig genoeg uit de buurt. Hij is even nuchter in het verhaal over de kakkineuze chimpansee, die hij als baby kreeg en die zo'n ‘expression of sneering aristocracy’ op het gelaat droeg, dat ze hem Cholmondeley St John noemden, ‘pronounced, of course, Chumley Sinjun’. In Engeland werd hij aangekleed om hem tegen de kou te beschutten en Durrell zat eens met hem op schoot op een bankje bij de golf-links toen een forse dame beiden kwam inspecteren, zich tot Gerald richtte en hem dreigend vroeg: ‘Do they have souls?’. Hij antwoordde als een late Voltaire: ‘I don't know, madam, I can't speak with any certainty for myself on that subject, so you can hardly expect me to vouch for a chimpansee. “Um”, she said and walked off. Cholmondely had that sort of effect on people.’

Hoewel ik hem hier en daar wat minder spontaan vind dan in vroegere boeken, een enkel effect is vrij duidelijk berekend en zelfs herhaald, is A Zoo in my Luggage, met de soms zeer geslaagde en zo toepasselijke tekeningen van Ralph Thompson toch een boek, dat geen Durrellist zich moet laten ontgaan.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken