Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Zelfportret als legkaart (1954)

Informatie terzijde

Titelpagina van Zelfportret als legkaart
Afbeelding van Zelfportret als legkaartToon afbeelding van titelpagina van Zelfportret als legkaart

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

XML (0.50 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/autobiografie-memoires


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Zelfportret als legkaart

(1954)–Hella S. Haasse–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 106]
[p. 106]

Zeven

De zonnige zomermiddagen met die bedrieglijke glans van vrijheid en welbehagen, wanneer de bakstenen achtergevels van het huizenblok rozerood glanzen in het heldere licht, de bloemen en heesters in de segmenten grond die wij stadsbewoners tuinen noemen, met getintel van loof en kleurige kelken bewegen in de zoele wind, uit de open ramen geur van verse koffie, radio-muziek komt aanwaaien, on de balkons de zonaanbidders voor- en achteroverogestrekt in de roerloze houding die religieuze trance suggereert, met alle poriën van hun huid de gloed opzuigen, witte wolkenveren luchtig gepenseeld schijnen op de transparante mooiweershemel.

Mijn kinderen dansen naakt op en neer in twee teilen met water, de droppels spatten fonkelend over het gras en de rozen. De teilen zijn beurtelings zwembassins, zeeën, en schepen die naar Afrika varen. De beweeglijke lichaampjes - cherubijn-mollig het kleintje, tot de lenige slankheid van het schoolkind uitgroeiend de oudste - glanzen honingbruin. Nooit meer kan ik deze dag, deze warmte, dit licht nog eens zo ondergaan als zij: de gloed van groen en rood, de ruimte rondom tot berstens toe gevuld met dingen en kleuren en geluiden, die aanstormende zee van fenomenen, heel dat onbekende, eindeloze, dat al druppelsgewijs begint door te dringen, binnen te vloeien in de duikerklok van hun argeloosheid.

 

De kinderen zijn oneindig veel directer dan wij verbonden met die raadselachtige stroom leven, zij bezitten niet of nauwelijks het vermogen tot afweer, beheersen, verwerken van wat er in hen binnen-

[pagina 107]
[p. 107]

vloeit. Wie een kind onbevangen zonder enig vooroordeel tracht gade te slaan, moet wel altijd opnieuw getroffen worden door die graad van directheid, on-vermengdheid, waarmee de snel om en om wentelende kaleidoscoop van bewustzijnstoestanden in hun nog niet op vasthouden, op ‘ik’-zijn ingesteld wezen waarneembaar is. Zij staan onwetend, naïef, hulpeloos open, nu eens een en al lichamelijkheid: pijn en honger en dorst en slaap, dan weer bezeten door emoties: begeerte, afgunst, drift en spijt, stormachtig verdriet, angst, schuldgevoel, verwachting, intens plezier, of zij gaan volkomen op in illusies en verbeeldingen; slechts sporadisch worstelen zij met de kiem van een keuze, een gedachte, het allereerste begin van geestelijke zelf-werkzaamheid. Wat kan opvoeden ooit anders zijn dan dit proces stimuleren? Wat kunnen wij, in die zin, anders voor onze kinderen doen dan hun zoveel als het in onze macht ligt de gelegenheid geven op het niveau van hun leeftijd en aanleg voor zichzelf de werkelijkheid te ontdekken? Wij moeten het hun niet nodeloos moeilijk maken door hen te omringen met schijn, namaak, façades. Er is maar één manier waarop wij de kinderen kunnen helpen: door onophoudelijke arbeid aan eigen innerlijke waarachtigheid.

 

Alle tekenen wijzen erop dat wat de creatieve mens van deze tijd boven alles bezighoudt, dit is: hoe de kunst haar bevrijdende functie te hergeven, hoe haar weer te doen zijn een aansporing tòt hulp-middel bij het beleven van een katharsis. Dit inzicht overheerst: de noodzakelijke taak van afbreken, ontluisteren, aan de kaak stellen, om der wille van de waarheid, is vervuld. Er is op die weg geen verdergaan mogelijk zonder dat onherstelbare schade wordt berokkend aan de meest wezenlijke vitale kracht van de menselijke geest. Alles kan men, met vrucht, ontbinden en uitrafelen, maar de splitsing van de laatste, kleinste éénheid, de kern, leidt onherroepelijk tot algehele vernietiging. Dit geldt, al bewezen, voor de materie, hoe veel groter nog zijn de gevaren van die drang tot ontleden en delen voor de uiterst kwetsbare tegenvoeter van de stof: geest.

De slinger heeft het punt van de verst mogelijke uitzwaai bereikt. De spanningen worden geremd door de zwaartekracht. Dit is ons

[pagina 108]
[p. 108]

lot; te leven op het tijdstip van de omzwaai, op dat kritieke punt vóór de richting verandert - daar waar de aandrift van een vroegere periode omslaat in haar tegendeel, dat reeds voorvoelde, en in de vertraging van het laatste opzwaai-moment als verlossing gewenste élan van de tegenbeweging. Moeten wij onze plaats bepalen, dan hier, in dat ene ademloze ogenblik (tè geladen met herinnering áán en verwachting ván vaart om een rustpunt te mogen heten) dat het rhythme van ‘the swing of the pendulum’ markeert.

Nu in de ware zin van het woord progressief te zijn: bereid tot, voorbereid op die duik méé met de slinger door het golfdal van een nieuwe uitzwaai, een huiveringwekkend vreemde sensatie, want immers dwars tegen de draad, de richting van het vroeger aanvaarde en ervarene in.

Balancerend op de golftop worden wij geconfronteerd met het weidse panorama van de opgave die ons wacht: uit splinters een eenheid te herstellen, het her en der verstrooide te rangschikken en te bundelen, een andere orde, een nieuwe synthese te vormen op grond van onze waarnemingen uit het tijdperk van chaos en analyse.

Van nu at aan geldt het voor de mens te zijn: gelovig, zij het ook zonder ‘God’. Want geloven is die neiging tot constructie, die energie van geest en hart, die nooit eindigende bereidheid tot bewust leven, die drang uit de overstelpende veelheid en verscheidenheid een éénheid, uit kracht en tegenkracht een evenwicht te scheppen. Bij de gratie van dit willen is de mens waarachtig mens in de periode van de komende slingerzwaai, zoals hij in de era van de tegenbeweging de waardigheid van zijn staat alleen kon ophouden door het doden van het afgeleefde, het delen en versplinteren van het noodlottig verstarde.

Dit zich altijd bewust zijn: deel te hebben aan dat rhythme, die levende adem-beweging van al wat is, adem kenbaar in tijd en ruimte, in geest en stof, van het raadselachtig functiooneren van het allerkleinste organisme tot het krimpen en uitzerten van het heelal toe.

 

Het universele principe van uitzetten en weer samenkrimpen, van de ademhaling van al het bestaande: ook waarneembaar in de steeds wisselende tendens tot collectiviteit en individualiteit zowel in de mens-

[pagina 109]
[p. 109]

als-enkeling als in de mensheid. Alle stadia van dit proces zijn op aard. voortdurend naast elkaar aanwezig. Het overgaan van het ene uiterste naar het andere, het onophoudelijk van richting veranderen, met als begeleidende verschijnselen nooit eindigende onrust en beroering Misschien is die drang de wereld als massa te beleven een noodzakelijke beweging, de onvermijdelijke periodieke reactie op de splitsing in allerindividueelste individualiteit. Misschien verlangen mens en mensheid soms in alle vezels naar de bevrediging van het massa-zijn, waar-door de ijlheid zal worden opgeheven, het evenwicht tijdelijk hersteld - totdat ook in die toestand oververzadiging intreedt en individualiteit weer als het ware, het nastrevenswaardige wordt ervaren.

De mens bevindt zich altijd op de tweesprong, voor de keuze, gepijnigd door een verlangen naar harmonie dat hij niet weet te duiden, tussen individueel en collectief leven. Hem kan het een noch het ander ooit bevredigen, want hij is zowel één als allen. Hij is nooit van het besef van deze onlust verlost.

 

Wat mij te doen staat, is mijzelf geleidelijk distanciëren van iedere ‘schijn-werkelijkheid’, dat dichte weefsel van duizend en een innerlijke en uiterlijke dingen dat wij gemeenlijk bedoelen wanneer wij spreken van ‘de wereld’ en ‘het leven’, alles waarin men zo graag de werkelijkheid wil zien, omdat het voor de hand ligt, en omdat het aanvaarden van deze praemisse ons schijnt te vrijwaren voor het moeizame, blinde verdertasten in onbekende duisternis. Dit moet ik van dag tot dag ontdekken en mij eigen maken: dat deze zogenaamde realiteit, waaraan wij geloven als aan een vertrouwd bezit, een oeroud erfgoed, iets wezenlijks dat blijft wanneer alle andere illusies ons begeven, op de keper beschouwd óók valt onder de categorie van ‘the stuff that dreams are made of’.

Tragiek van het lot van de mens: dat hij juist uit hoofde van zijn mens-zijn levenslang zowel vastzit aan die schijn-werkelijkheid als onophoudelijk bewust of onbewust verlangt naar een àndere in, àchter of bóven haar verborgen waarheid. Wat kan tragischer zijn dan die vrijwillige knechtschap in dienst van dat ongrijpbare, onzichtbare, imaginaire en toch zo huiveringwekkend reëel schijnende,

[pagina 110]
[p. 110]

reusachtige complex van stelsels en organisaties, gebruiken, wetten, voorschriften en conventies en religies, een toren van Babel, in laag boven laag opgetrokken uit het niets door de om zingeving worstelenpe menselijke geest?

Wat geeft zin aan het naakte lichamelijke bestaan, wanneer de mens heeft afgerekend met de schijn-werkelijkheid van zijn toren van Babel? Misschien de moed en de eerlijkheid, om zonder die schijn-werkelijkurheid te durven leven, in het volle besef van eigen onvermogen om van wat is ooit méér te kunnen waarnemen dan bepaald wordt door het feit van ons mens-zijn. Zoeken naar een menswaardig klimaat om in te bestaan, naar de ‘oprecht’-heid, die, letterlijk en figuurlijk, de mens bepaalt.

 

Het probleem: in deze tijd bewust te kiezen vóór de mens, vóór werk, voedsel, veiligheid en geestelijke vrijheid voor iedereen, zonder zich over te leveren aan de beperkingen en eenzijdigheid van een politieke partij. Gelovig te zijn, zonder een ‘geloof’ te belijden. Te verlangen naar helderheid van ziel en orde, zonder de fascistische domme afschuw voor ‘ontwortelden’ te delen. Vrije uitingen van creativiteit te eisen, zonder de scepsis te laten varen ten aanzien van de vormeloosheid en onbeheerstheid die aan zovele voortbrengselen van hedendaagse kunst het karakter van oplichterij of infantiele zelfbevrediging geven. Respect en waardering te voelen voor bepaalde vormen van traditie, voor de stijl en de houding die veel conservatiefs eigen zijn, zonder evenwel ooit te vergeten hoeveel verblinding en egoïsme en gebrek aan waarachtig sumpathein verbonden kan zijn aan deze geestesgesteldheid. Waakzaam te staan tegenover Vrijmetselarij en Rotary, Oxford-groep en Christian Science, Vegetarisme en Rein Leven, Theosofie en Rozenkruisers, en iedere andere ‘beweging’-geworden menselijke poging tot zingeving, zonder te ontkennen dat in elk systeem, elke leer, voor het individu de weg tot bewust-wording kan beginnen. Kortom, als een koorddanser te balanceren tussen waan en niets, tussen leugen en verblinding, op het streepsmalle vlak van de waarachtigheid.

[pagina 111]
[p. 111]

Niets ter wereld heeft meer macht dan het geschreven woord. De schrijvers, die het woord laden met de ferventie van hun persoonlijkheid, zouden zich dubbel bewust moeten zijn van hun verantwoordelijkheid. In een gesprek, een debat op het niveau van een uiteenzetting van mens tot mens, kan men het zich veroorloven te polemiseren, te generaliseren, eenzijdig te zijn, toegespitste meningen te verkondigen, met vuur iets te verdedigen waaraan men de dag tevoren niet geloofde en dat men de volgende dag misschien loochenen zal. Het gesproken woord is vluchtig - iedereen weet dat. Wat geschréven staat heeft hogere pretenties. Mocht de auteur het willen vergeten, zijn werk zal hem er steeds aan herinneren, hem letterlijk aan zijn woord houden.

Wij leven in een tijd waarin de noodzaak tot vormgeving van dag tot dag dwingender wordt. Het bewust-zijn hiervan betekent nog geen inzicht, en waar het vermogen tot kiezen, samenvatten en handelen, tot creatief leven, ontbreekt, zoeken de gistende krachten een uitweg langs doodlopende paden. De noodzakelijke reactie tegen de verregaande, in een gevaar ontaardende, deling, splitsing en analyse van alle dingen onder de zon, uit zich op een niet minder angstaanjagende wijze, als een groeiende neiging tot orthodoxie, massavorming tegen wil en dank, samenklontering in groepen, klieken, met eigen codes en taboes. Dit verschijnsel is niet anders dan een gevolg van de alom toenemende drang eigen onzekerheid en angst voor de toenemende ijlheid te ontvluchten in de beschermende nabijheid van vele gelijkgezinden. ‘Niet slim maar sterk (in aantal).’ Het vereist in onze dagen, op de grens van de omzwaai, een bijna bovenmenselijke moed en wilskracht om geestelijk onafhankelijk te blijven. In aanleg vrije en zelfstandige persoonlijkheden bezwijken keer op keer voor het lokkende vooruitzicht van geborgen te zijn binnen de orde van een bepaalde groep, een bepaald systeem.

Het is verbijsterend te zien, hoe denkende individuen, na kortere of langere weerstand, vrijwillig of onder dwang, de geestelijke onafhankelijkheid prijsgeven, omdat de slogan van onze tijd ‘kleur bekennen of vogelvrij verklaard worden’ hun gevoel van zekerheid aantast.

Men kan niet op huisbezoek gaan, of op markt en straatho eken vanaf een zeepkistje de mensen toeschreeuwen dat homo sapiens geen

[pagina 112]
[p. 112]

kostbaarder bezit heeft dan de rede; dat de enige kracht die oorlog en ellende en hel en dood overwinnen kan, besloten, ligt binnen het eigen kleine schedeldak. Maar daar blijft het geschreven woord. Een auteur die in zijn werk propaganda maakt, polemiseert, afbreekt of ophemelt binnen de beperkingen van een geloof of politieke partij, een maatschappelijke groep of welk stelsel ook, onderschat de ernst van wat hij doet. Zijn pen is een werktuig in dienst van massa-vorming, hij ijvert voor de abdicatie van de rede, al zijn goede wil, zijn idealisme, zijn honnêteté, kunnen dat niet verhinderen. Hij miskent de meest essentiële verplichting van het schrijverschap: het verlangen naar geestelijke zelfstandigheid te wekken of aan te wakkeren, en (dit is de tour de force die met het meesterschap wordt beloond) in zijn werk aanschouwelijk te maken dat in de mens die vrijheid en zelfstandigheid voorwaarde, waarborg zijn voor de liefde tot de naaste en het besef van menselijke eenheid.

De schrijver moet angst en twijfel niet vergroten, maar evenmin schijn-zekerheden bieden. Leugens ontmaskeren, maar er geen halve waarheden voor in de plaats geven. In de enig goede zin van het woord af-zijdig zijn van de mêlée, maar hartstochtelijk altijd en overal partij kiezen vóór de menselijke waardigheid. Dat betekent: waak-zaam zijn. Vrij blijven. Strijden tegen wat de mens verlaagt, dat is alles wat de rede remt of vernietigt. Strijden vóór ‘la dignité intellectuelle du prochain’ (Jean Rostand).

 

Hoe dat begrip ‘rede’ te definiëren, dat toch niet identiek is met ‘verstand’ of ‘intellect’? Rede: het vermogen van de mens om de wereld, de werkelijkheid, zowel die binnen als buiten hem, te onderzoeken, de resultaten van dat onderzoek te verwerken en er gevolg-trekkingen uit te maken; ‘het vermogen zowel tot logica als metaphysica’, zoals de Zwitserse filosoof Driesch het noemt, die er aan toevoegt dat deze meest superieure vorm waarin de ‘ratio’ zich kan uiten in iedereen in min of meer sterke mate aanwezig moet zijn, aangezien anders de mens niet zou kunnen leven.

 

Een aspect van de zogenaamde ‘experimentele’ kunst: dat hier vorm

[pagina 113]
[p. 113]

gegeven schijnt te worden aan het bewuste of onbewuste inzicht dat de waarheid pas bereikbaar is door middel van een volkomen omkeren, opwoelen van het tot nog toe als werkelijk aanvaarde; dat er een poging wordt gedaan de grenzen van die onbevredigende werkelijkheid van ons te doorbreken en contact te krijgen met die ruimte in de mens die men enerzijds als onder-bewust anderzijds als bovennatuurlijk pleegt aan te duiden, en die men strikt genomen eigenlijk niet tot het ‘gewone’ menselijke leven rekent.

Credo quia absurdum. De mens moet zich door een zône van schijnbare on-zinnigheid heenworstelen om te komen binnen de grenzen van het ervaringsgebied dat het ons al vertrouwde terrein afrondt tot vollediger werkelijkheid.

‘Er bestaat een graad van bewust begrijpen die lijnrecht tegengesteld is aan wat wij gewoonlijk redelijk noemen.’ (Sebastiaan Franck) ‘Wat wij gewoonlijk redelijk noemen’: zinspeling op een veelverbreid misverstand. Voor ons is rede al te vaak synoniem met intellect, wij weten niet of willen niet weten van haar even wezenlijk bestanddeel, de contemplatie, het vermogen op te gaan in een onvergelijkbaar andere orde.

Vaak schijnt het mij toe dat men de esperimentele poëzie, waar de woorden losgemaakt worden van hun ‘redelijke’ schikking en betekenis, zou kunnen zien als een van de vele mogelijkheden tot manifestatie van die drang om op de een of andere manier contact te krijgen met de vollediger werkelijkheid. Het traditionele wordt afgewezen, als uiting van schijn-werkelijkheid, van de wereld van verblinding zowel door materie als door illusie.

Het experiment is hier verzet tegen de traditie (en óók tegen de verkeerd begrepen rede); het is een teken van de behoefte tot groei. Maar wanneer het conflict ontaardt in een louter formele aangelegenheid, is het op grond daarvan zèlf al weer een bijdrage tot de schijn-werkelijkheid. Het leven is er uit. Het is een uiterst fascinerende bezigheid te speuren naar het dode of beslist niet levensvatbare in het experiment en naar de vitale elementen in het traditionele. Wat men tenslotte aan weerskanten aan groeimogelijkheden overhoudt, vertoont een veel grotere verwantschap dan men, afgaande op de vorm, en het verschil

[pagina 114]
[p. 114]

in uitdrukkingsmiddelen, aanvankelijk zou denken. De oppositie is in die gevallen slechts schijnbaar.

De strijd tussen experiment en traditie is het waarneembaar worden van een ander, groter, essentiëler conflict.

 

De volgende uitspraak van Herakleitos (met betrekking tot de Pythia die op haar drievoet boven de magische dampen in vervoering de waarheid zowel ontvangt als doorgeeft, zij het dan ook veelal in raadseltaal, die de toehoorder niet dan met inspanning in de menselijke ‘werkelijkheid’ transponeert) zou in zekere zin het credo van de experimentele dichters kunnen zijn: ‘Sibylle met uitzinnigen mond on-gelachen en on-geblankette en on-geparfumeerde woorden zeggend, reikt met haar stem door duizend jaren, dank zij den God’.

 

De experimentele dichters noteren de gemoedstoestanden, de oneindige verscheidenheid van ‘ik’-instellingen. maar ook de chaos van het nog niet of niet méér ‘ik’-zijn zij brengen het bonte materiaal onder woorden, maar willekeurig; er zijn immers x mogelijkheden van combinaties van beelden en associaties denkbaar. Zij wantrouwen het rangschikken, de bewuste keuze, de constructie, de gebondenheid, als schijnwerkelijkheid, of in ieder geval als aanloop tot de slechte weg.

De experimentele kunst: een reactie tegen de ‘rede’, ‘de harde zelfzuchtige rationaliteit van de economisch-technische werkelijkheid’ (Prof. H.J. Pos), en verzet tegen de sentimentele cultus van het Hoge en Schone die een dekmantel kan zijn voor levensangst, onverdraagzaamheid, eigenbelang.

Ook de experimentele poëzie: een poging om een nieuwe werkelijkheid weer te geven. Pas in de volste zin van het woord ‘experimenteel’, dáár waar zij de uiting is van een oprechte worsteling om het tot nog toe schijnbaar on-uitsprekelijke onder woorden te brengen.

‘Hij die aan de rede haar verstandelijkheid verwijt, helpt mee om de dualiteit te verergeren die het noodlot van ons Europa is. Hij bereikt daarmee, terwijl hij moest opkomen voor de ziel, voor het geestelijke en hogere, dat de technische nationaliteit, waartoe zijn verwerpend oordeel de rede versmalt, nog heerszuchtiger, egoïstischer en brutaler,

[pagina 115]
[p. 115]

en zijn eigen spiritualiteit nog machtelozer en onwerkelijker wordt. Alleen de hernieuwde ontmoeting van rationaliteit en spiritualiteit zal de scheur van het West-Europese leven kunnen herstellen.’ (Prof. H.J. Pos)

Het verlangen die scheur te dichten schijnt mij ten grondslag te liggen aan veel wat wij ‘experimenteel ‘noemen. Het maakt er de kracht van uit. Waar die drang in sterke mate aanwezig is, doorstraalt zij het stamelen en razen, de ‘war’-taal waarin het aan ‘rede’ en ‘gezwijmel’ vijandige bewustzijn van de dichter in kwestie zich uit, met een gloed van onmiskenbare waarachtigheid. Die warmte, die noch begrijpen, noch aesthetische bevrediging bij de lezer garandeert, en evenmin stichtend en leerzaam werkt, is vooralsnog, geloof ik, in dit stadium van tasten en verkennen de enige maatstaf, en kan alleen worden waargenomen door wie zelf ‘bezeten door de daimoon’ zoekend op weg is naar een werkelijkheid, door wie zich volledig open durft stellen, de doorbraak van oude afweer-mechanismen niet schuwt, door wie in het stromend-zijn, in de uitbreiding van zijn werkelijkheid-ad-infinitum zijn heil ziet.

Als men zich echter met ziel en zaligheid overgeeft aan het experiment als zodanig, het middel voor het doel houdt, en, gevangen in wéér een dogma, al het naar de vorm niet-experimentele, of niet op het experiment gelijkende met de term formalisme doodverft, dreigt een nieuw gevaar. De weg naar de vrijheid zal een doodlopende straat blijken te zijn.

Het enige criterium: of zich in het werk openbaart een drang tot bundelen van de levende, dat is groeikracht bevattende elementen zowel in de rede als in de ziel, zowel van de tastbare als van de uit hersen-spinsels bestaande menselijke werkelijkheid, ‘Tezamen heeft het zin, versplinterd leidt het tot niets.’ (Lao Tse)


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken