Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François HalmaDe lxiij Psalm. Stem Ps. 17. +![]()
O Godt, gy zyt myn Godt, myn kracht; +
Wanneer het daglicht door komt breeken
Zoeke ik u, met myn nedrig smeeken; +
Myn ziel is als van dorst versmacht
Naar u; myn vleesch quynt van verlangen
Naar u; in 't dorre onvruchtbaar landt,
Dat, zonder water, als verbrandt:
Heer, laat my uwe hulpe ontfangen.
2 (Ik hebbe u in het heiligdom +
Aanschouwt, ziende uwe sterkte en eere.)
Want uwe goedheit is, ô Heere,
Veel beter dan het leven. kom +
Myn ziele sterken; 'k zal u pryzen
| |
[p. 206] | |
![]() Met myne lippen; dan zal ik
+U loven tot den laatsten snik
Myns levens, en u eer bewyzen.
3 'k Zal myne handen, in uw' naam,
Tot u verheffen, als het leven
+Van myne ziel, om haar te geeven
Het goede, in zyn gebruik bequaam
Om haar gelyk met smeer te spyzen,
En vettigheit, in overvloet,
Dan zal myn mondt, door 't bly gemoedt
Ontsloten, uwen naame pryzen.
Ruste.
![]() | |
[p. 207] | |
![]() 5 Myn ziel kleeft u steedts achteraan: +
'k Zal op uw rechte handt dan leunen,
(Die my met kracht komt ondersteunen)
En vast op uwen bystant staan.
Maar deze, die myn ziele zoeken, +
Tot haar verwoesting, daalen neêr
In 't laagst der aarde, zonder eer,
En sneeven in verborgen hoeken.
6 Men zal ze storten door 't gewelt +
Des zwaarts: geen magt zal hen verlossen:
Zy worden tot het deel der vossen,
Als gy hen in uw gramschap velt.
Maar 's Konings hart zal zich verblyden +
In Godt: en elk, die by hem zweert,
Zal zich beroemen; als vereert
Met zyn bescherming, in het lyden.
7 Want zie, de waarheit zal den mondt
Der stoute leugenspreekers stoppen:
Godts strafvier blaakt der boozen koppen,
En schenders van zyn heilverbondt.
|
|