Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François HalmaDe xciij Psalm.+![]()
DE Heer regeert, hy is met eer bekleedt, +
En hoogheit, als die aarde en hemel meet.
De Heer heeft zich omgordt met sterkte en kracht
De wereldt staat bevestigt door zyn magt.
2 Van toen af dat de wereldt heeft bestaan, +
Die nimmermeer zal wanklen noch vergaan,
Is uwe troon bevestigt: ja gy zyt
Van eeuwigheit, voor allen loop van tydt.
3 De stroomen, Heer, de stroomen, vol geruisch, +
Verheffen zich, en stooten met gedruisch
Op d'oevers aan. maar 's Heeren sterkte is meer +
In 't hooge, dan 't gebruisch by loeiend weêr.
| |
[p. 334] | |
![]() 4 Godts kracht verwint de baaren van de zee,
Met groot gewelt gestoven op de ree.
+Ook zyn al uw getuigenissen trou,
De heiligheit versiert uw huisgebou.
|
|