Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
(1707)–François HalmaDe Cx Psalm.+![]()
+DE Heer heeft zelf tot mynen Heer gesproken,
Zet u met eere aan myne rechte handt,
Tot gy u aan uw' vyandt hebt gewroken,
En ik hem u ten voetbank zette in 't landt.
+2 De Heer zal ook den gouden scepter zenden
Van uwe sterkte uit Sion, door zyn kracht,
En zeggen: heersch in 't midden van de benden
Uws vyandts, tot zy t'onder zyn gebragt.
| |
[p. 407] | |
![]() 3 Uw volk zal zich gewillig by u toonen +
In heilige sieraadjen op den dag
Van uwe kracht; dat gy met heil zult kroonen,
Wanneer 't als daau valt onder uw gezagh.
4 De Heer heeft met een' dieren eedt gezworen, +
En 't zal hem niet berouwen, dit 's gewis;
'k Heb eeuwig u ten Priester uitverkoren,
Naar d'ordening die Melchizedeks is.
5 De Heer is aan uw rechte handt verheven, +
Vol majesteit, die eeuwig zal bestaan:
De koningen, die hem geen eere geeven,
Zal hy in toorn, op zynen dag, verslaan.
6 Hy zal zich aan de Heidenen ook wreeken, +
Bezaaiende rontom het gansche landt
Met lyken: en dien slaan, die 't oorlogsteken,
Als Opperhoofdt, heeft tegen hem geplant.
| |
[p. 408] | |
![]()
+7 Ja hy zal uit de beeke schielyk drinken,
Wanneer hy op den weg is in den stryt:
Waarna zyn hoofdt vol hemelglans zal blinken,
Als hy 't verheft, des vyandts magt ten spyt.
|
|