Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen (1707)

Informatie terzijde

Titelpagina van Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen
Afbeelding van Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige MannenToon afbeelding van titelpagina van Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (90.34 MB)

XML (1.15 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

liederen/liedjes
bijbel / bijbeltekst(en)


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Davids Harpzangen, of de CL Psalmen van den koninklyken Profeet David, en andere heilige Mannen

(1707)–François Halma–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende

Gebedt voor alle nood der Christenheyd.
Des Sondaeghs na de Predicatie.

ALmachtige, Barmhertige Godt, wy bekennen by ons selven, ende belijden voor u gelijck de waerheyt is, dat wy niet weerdigh zijn onse oogen op te slaen ten hemel, ende ons gebedt voor u te brengen, indien gy aensien wilt onse verdiensten ende weerdigheyd: want onse conscientië beschuldigen ons, ende onse onden geven getuygenisse tegen ons. Wy weten ook, dat gy een rechtveerdig Rechter zijt, straffende de sonden der gener die uwe geboden overtreden. Maer O Heere, nadien gy ons bevolen hebt u in aller noodt aen te roepen, ende uyt uwe onuytspreeckelicke barmhertigheydt belooft hebt onse gebeden te verhoren, niet van wegen onse verdiensten, die geene zijn, maer om de verdiensten onses Heeren Jesu Christi, welken gy ons tot een Middelaer ende voorspreker voorgestelt hebt: Soo versaken wy alle andere hulpe, ende hebben onse toevlucht alleen tot uwe barmhertigheyd.

Eerstelick, O Heer, beneven de ontallicke weldaden, die gy in 't gemeyn allen menschen op aerden bewijst, hebt gy ons insonderheyd soo vele genaden gedaen, dat het ons onmogelick is die te bedencken ofte uyt te spreken: Namelick dat gy ons verlost hebt uyt den jammerlicken dienst des duyvels, ende alle afgoderije, daer in wy gevangen lagen, ende hebt ons gevoert tot het licht uwer waerheydt, ende tot de kennisse uwes Heyligen Euangelij. Daer tegen soo hebben wy door onse ondanckbaerheyd dese uwe weldaden vergeten, wy zijn van u afgeweken, ende hebben onse eygene begeerlickheden gevolgt, u niet eerende gelijk wy schuldig waren. Dies hebben wy grouwelick gesondigt, O Heere, ende u grootelicks vertoornt, dat wy, soo gy met ons woudet handelen na dat wy verdient hebben, niet anders souden hebben te verwachten, dan den eeuwigen doodt ende verdoemenisse. Ja wy mercken oock, O Heere, by de kastijdingen, die gy ons dagelicks zijt toeschickende, dat gy u ten rechten over ons vertoornt. Want aengesien dat gy rechtveerdigh zijt, soo en straft gy niemand sonder oorsake: Ende wy sien oock noch uwe hand verheven, om ons noch meer te straffen, maer alwaer 't dat gy ons noch veel harder strafte dan gy tot noch toe gedaen hebt; Ja al vielen alle de plagen over ons, daer gy de sonden uwes

[pagina (25)]
[p. (25)]

volcks Israels mede besocht hebt, soo souden wy nochtans moeten bekennen, dat gy ons geen onrecht doen soudet. Maer, O Heere, gy zijt onse Godt, ende wy zijn maer aerde ende stof: Gy zijt onse Schepper, ende wy zijn het werck uwer handen: Gy zijt onse Herder, ende wy zijn uwe schapen: Gy zijt onse Verlosser, ende wy zijn die, die gy verlost hebt: Gy zijt onse Vader, ende wy zijn uwe kinderen ende erfgenamen. Daerom en straft ons doch niet uwen toorn, maer kastijdt ons genadelick. Ende onderhoudt veel meer dat werck, dat gy in ons door uwe barmhertigheyd begonnen hebt, op dat de gantsche werelt wete ende bekenne, dat gy onse God ende Saligmaker zijt. Uw volck Israel heeft u soo menighmael vertoornt, ende gy hebtse ten rechten gestraft, maer soo dickmaels als sy haer wederom tot u bekeerden, hebt gyse altijts in genade aengenomen. Ende hoe swaer dat oock hare sonden ende misdaden waren, soo hebt gy nochtans de plagen, dewelcke hen toe bereyt waren, afgewendet van wegen des verbondts, 't welck gy gemaeckt hebt met uwe dienaren, Abraham, Isaac, ende Jacob, ende hebt alsoo het Gebedt uwes volcks noyt van u verstooten. Nu hebben wy door uwe genade even dat selve Verbondt, 't welck gy in de hand Jesu Christi onses Middelaers tusschen u ende alle geloovigen hebt opgerecht: Ja het is nu soo veel heerlicker ende krachtiger, na dat het Christus met sijn heyligh lijden ende sterven, ende ingang in sijne heerlikheyd bevestight ende vervult heeft. Daerom, O Heere, versakende ons selven, ende alle menschelicke hulpe, wy hebben onse toevlucht alleen tot het salige genaden-bandt, door het welcke onsen Heere Jesus Christus (tot een volkomen offerhande sijn lighaem eenmael aen het kruys voor ons overgevende) ons met u in eeuwigheydt versoent heeft. Daerom, O Heere, siet aen het aenschijn uwes Gesalfden, ende niet onse sonden, op dat uwen toorn door sijn voorbidden gestillet werde, ende dat uwe aenschijn over ons lichte t'onser vreughden ende saligheyd.

Wilt ons ook voortaen in uw heylig geleyd ende bescherminge aennemen, ende ons regeren met uwen Heyligen Geest, die dagelicks meer ende meer ons vleesch met alle sijne wellusten doodende, ons vernieuwe tot een beter leven: ende in ons voortbrenge waerachtige vruchten des geloofs: daer door uwen naem in eeuwigheyd gelooft ende gepresen werde, ende wy met vyerige begeerte alle verganckelicke dingen verachtende, alleen na de hemelsche mogen gedencken.

Ende overmits het u behaegt, dat men bidde voor alle menschen, wy bidden u, dat gy uwen zegen strecken wilt over de leere uwes H. Euangeli, op dat het over al verkondigt ende aengenomen werde, op dat de gantsche werelt vervult werde, met uwe saligmakende kennisse, op dat de onwetende bekeert, de swacke gesterckt werde, ende een yegelick uwen H. Naem, niet alleen met woorden, maer oock met de daet groot make ende heylige.

Wilt tot dien eynde getrouwe dienaers in uwen ooghst senden, ende die selve alsoo begaven, datse haren dienst getrouwelick mogen bedienen. Daer tegen wilt uytroeyen alle valsche leeraers. grypende wolven, ende huerlingen, die haer eygen eere ende nuttigheyt soecken, ende niet de eere uwes H. Naems alleen, noch der armen menschen welvaert ende saligheyd.

Wilt oock alle uwe Christelicke gemeynten, die gy over al

[pagina (26)]
[p. (26)]

beroepen hebt, genadelick bewaren ende regeeren, in eenigheyd des waerachtigen geloofs, ende godsaligheyt des levens, op dat u Rijcke dagelicks toeneme, ende des satans rijcke te niete ga, tot dat uw Rijcke volkomen werde, als gy sult alles in allen zijn.

Insonderheyt bidden wy u voor de Overheden, die het u belieft heeft over ons te stellen: voor de Hoogh Mogende Heeren Staten Generael van dese Vereenigde Nederlanden, ende voor den Raedt van State, voor N. onse getrouwe Gouverneur, voor mijne Heeren de Staten Gecommitteerde Raden: voor Mijne Heeren van den Hove Provinciael, ende voor den Achtbaren Magistraet, Schout, Burgermeesteren, Schepenen, ende Raed deser Stadt: Verleent hen allen uwen genade ende gaven, een yegelick in sijn beroep ende staet, daer inne hy van u gestelt is, op dat sy 't volck dat gy hen toebetrouwt hebt, wijsselick regeeren, kloecklick beschermen, uwen dienst getrouwelick hanthaven, ende de Justitie aen haren onderdanen recht bedienen: wilt voorsitten met uwen Heylige Geest in hare t'samenkomste: op datse in alle saken niet anders dan het gene goed ende behoorlick is besluyten, ende daer na het selve oock geluckelick uytvoeren mogen; Ten eynde desen Landen van hare vyanden bewaert, de quaed-doenders gestraft, ende de vroome voorgestaen zijnde, uwen naem daer door ge-eert, ende het Rijcke des Koninghs der Koningen Christi Jesu gevordert mag werden, ende dat wy een gerust stil leven leyden mogen in alle Godsaligheydt ende eerbaerheyd.

Voorder bidden wy u voor onse medebroederen, die onder den Paus ofte Turckk vervolginge lijden, wiltse met uwen Heyligen Geest troosten, ende genadelick daer uyt verlossen: en laet niet toe dat uwe Christenheydt gantschelick verwoestet, ende de gedachtenisse uwes naems op aerden uytgeroeyt werde, dat niet de vyanden uwer waerheyd hen roemen tot uwer oneere ende lasteringe. Maer indien het uwen Goddelicken wille is, dat de gevangene Christenen met haren dood der waerheyt getuygenisse geven, ende uwen naem prijsen, soo geeftse troost in haer lijden, datse sulcks van uwe Vaderlicke hand opnemen, en daerom uwen wille volgende, bestandigh blijven, 't zy in leven ofte in sterven, tot uwer eere, tot stichtinge uwer gemeynte, ende tot harer saligheydt.

Wy bidden u oock voor alle die gy kastijt met armoede, gevangenisse, krankheyd des lijfs, ofte aenvechtinge des geests: troostse alle, O Heere, na dat gy wetet dat hare nood is eyschende. Geeft dat hen hare kastijdinge diene tot kennisse harer sonden, ende beteringe hares levens. Wilt hen oock geven volstandige geduldigheyt, versoetet haer lijden, ende verlostse eyndelick, op datse hen uwer goedheyd verblijden ende uwen naem eeuwighlick prijsen.

Eyndelick, O Heere wilt ons, ende de onse, mitsgaders alles wat ons aengaet, in uwe bewaringe nemen. Geeft dat wy in onsen beroep na uwen wille mogen leven, ende de gaven die wy van uwen zegen ontfangen alsoo gebruycken, datse ons niet verhinderen, maer veel meer tot het eeuwige leven vorderen. Sterckt ons oock in alle aenvechtingen, op dat wy in den waren geloove strijdende, overwinnen mogen, ende hier namaels met Christo dat eeuwige leven besitten.

Om dese dingen alle bidden wy u, gelijckerwijs onse getrou-

[pagina (27)]
[p. (27)]

we Heere ende Salighmaker Jesus Christus ons selve geleert heeft: Onse Vader &c.

 

Daer na werd de Gemeynte verlaten met den gewoonlicken zegen.

 

Ontfangt den zegen des Heeren.

De Heere zegene ende behoede u. De Heere verlichte sijn aenschijn over u, ende zy u genadigh. De Heere wende zijn aenschijn t'uwaerts, ende geve u sijnen vrede, Amen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken