Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving (1970)

Informatie terzijde

Titelpagina van Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving
Afbeelding van Ranonkel of de geschiedenis van een verzelvingToon afbeelding van titelpagina van Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.62 MB)

Scans (15.41 MB)

XML (0.69 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Ranonkel of de geschiedenis van een verzelving

(1970)–Jacques Hamelink–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

10. Geen boekenwurm of zoiets

De zon was al weggewiekt en de bomen begonnen donker en vocht uit te ademen toen Evarist zich ruw vastgegrepen voelde en een onmatig harde stem hem toebulderde:

‘Hee! Wat heb ik nou an m'n klomp! Wat mankeert jou, maat? Allee, opstaan, de tuin gaat dicht!’

Moeizaam, met knarsende botten, tot in zijn hersencellen zich aangevreten en geleegd voelend scharrelde Evarist overeind. De stem behoorde toe aan de voorman. Hij had zich verkleed en zag er nu, in zijn vale kostuum, uit als een gewone wandelaar.

‘Nondidju’ zei hij, ‘wees blij dat ik savonds altijd nog een rondgang maak in m'n eentje. Anders was je hier blijven pitten. Zoiets zou op jouw leeftijd je gemoedsrust niet ten goede gekomen zijn. Ik heb trouwens de indruk dat je op een beetje perverse manier met die dooie van je bezig bent. Je komt hier de gekste dingen tegen maar ik heb toch nog nooit een ouwe man bovenop z'n lijk aangetroffen. Die houding geeft te denken as je het mij vraagt. Het werkvolk hier haalt natuurlijk zulke grappen wel eens uit. Ik gun ze dat van harte. Maar dit ligt anders. Die jongens leven met de dood, die darren er dagelijks tot aan hun nek in rond. Met jou staan de zaken anders. Heb ik gelijk of niet? Zeg nou zelf. Ik mag je wel, laten we mekaar geen mietje noemen’.

‘Ik heb’ zei Evarist, pratend met een mond vol donker dat naar aarde en plantenresten proefde, ‘een ontdekking gedaan. Het leeft nog steeds. Het groeit. Het wil alles vergiftigen en kapotmaken. Maar het vergist zich en niet zo zuinig ook. Ik kan het zien aan de kevers en de insekten. In het kleinste wordt de ontwikkeling van het grootste duidelijk. In de paradoks is de waarheid. Het vergist zich, want...’

‘Hohoho vader’ onderbrak de voorman hem, ‘wacht even. Met woorden as parredoks hoef je bij mij niet an te komen. Ik ben maar een doodgewone lijkentuinier, geen boekenwurm of zoiets. Maar wat die ontdekking van je betreft kan ik je geruststellen: ze doen het allemaal. Ik kan jou dat wel zeggen, je be-

[pagina 62]
[p. 62]

valt me wel. Je had best lijkentuinier van je vak kunnen zijn. Zie je, een fraktie van wat hier begraven wordt ligt hier ook. Het drijft eenvoudig weg. Het zet de grond om in een moeras en poetst dan de plaat. De lijken drijven als een eiland van poep onder de hele stad door, ze zitten in de rioleringen, in ouwe kelders, overal. Ze staan zelfs in open verbinding met viswaters en kanalen. De mensen weten dat niet. As ze het wisten zouwen ze zich een hoedje schrikken. Volgens mij staat het als een paal boven water dat alles op een kwaje dag in de poep dondert, erin verzuipt. Want de dood en de dooien, dat is gewoon ordinaire kak. De dooien zijn de grootste kakboerderijen die er in alle betekenissen van het woord bestaan. Eigenlijk ben ik niks anders as een boer die met zijn mestkar aan de gang is’.

Hij praatte verder, gehaast, driftig, kwaad bijna, maar Evarist hoorde hem niet goed meer. Hij voelde zich langzaam en opeens vlug oplossen in het donker dat de voorman thans bijna geheel omhuld had. De grond beefde en sudderde zacht onder de door de Reuzin bewerkstelligde en in kracht toenemende ontploffingen.

‘Lazer niet in dat gat ginder, we hebben het opengelaten, we moeten nog es met mekaar praten vroeger of later’ zei de voorman, zijn hand uitstekend.

Maar Evarist was reeds geheel verneveld en klom, vogelachtige kreten uitstotend, snel over de kriskras dooreengeslingerde stenen naar de uitgang, naar het droge puin van zijn huis en de vastgewortelde ranonkel waarin zijn bestaan hechter dan ooit verankerd lag, met plantenkabels die dwars door de verrotte scharlaken monden en de madenhopen van het Monster in een vaste, immobiele zandgrond neerdaalden.

Hij holde.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken