Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje) (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje)
Afbeelding van Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje)Toon afbeelding van titelpagina van Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.59 MB)

Scans (5.28 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje)

(1991)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 29]
[p. 29]

4

‘Rotte bocht!’ roept iemand aan de overkant van de zaal.

‘Oorlogswijn!’ brult een ander.

‘Nu zie je het wel,’ zegt Dominique, waarna het wel lijkt of ze een lachje neuriet.

‘Wat?’ vraag ik verbaasd.

Ze kijkt me dedaigneus aan. ‘Die Vin de Vouvray van 1940 is kapot. Of anders heeft die... sponsor een flauwe grap willen uithalen.’

‘Ik hoorde dat jij voor exquise Franse wijnen gezorgd hebt,’ zeg ik. ‘Is dat ook... sponsoring?’

Weer neuriet ze een lachje. ‘Ik drijf handel in wijnen. Het gemeentebestuur van Tendelo en ook de pastoor zijn goede klanten van mij.’

Onthutst kijk ik naar de vol-au-vent op mijn bord, die blijkbaar voor een reus gemaakt werd. Het bladerdeeg is verbrand, een zure walm stijgt op uit de ragoût. Hoe kunnen mensen die elkaar ooit zo na waren, zover uit elkaar groeien? Eigenlijk heb ik samen met haar de wereld ontdekt. Wij gingen samen lelietjes-van-dalen plukken aan de randen van het kasteelpark. Wij trokken samen op zoek naar braambessen. Evenmin als ik had zij een broer of zuster. Wij waren elkaars toeverlaat. Wij verraadden de geheimen van onze ouders aan elkaar. En al vroeg ont-

[pagina 30]
[p. 30]

dekten wij dat wij ook lichamelijk elkaars aanvulling waren, veel te vroeg eigenlijk. Ik was er alleszins niet rijp voor. De dag dat zij mij het schaamhaar op haar venusberg toonde, was ik uren van de kaart. Weet zij het nog? Of behoort zij tot de mensen die gênante, nare en akelige ervaringen kunnen vergeten naar believen? Sedert de breuk tussen ons hebben stofwisselingprocessen onze lichamen totaal veranderd, maar er moet toch iets gebleven zijn in onze geesten: een vleugje vertedering, een tikkeltje weemoed, een greintje heimwee... Hoe kan ze daar zo kil, zo onverschillig, zo ontluisterend kritisch zitten?

‘Bij welke wijnhandelaar koopt de gemeente Wittezande haar wijnen?’ vraagt ze eensklaps tamelijk aanminnig.

‘Dat laat ik over aan mijn oudste klerk,’ antwoord ik. ‘Computers, zelfs reken- en schrijfmachines, maken hem tureluurs. Dus belast hij zich met de inkoop van alles en nog wat. Ik denk echter dat wij op onze recepties... erewijnen en nóg geestrijkere dranken schenken die geleverd werden door plaatselijke handelaars. Ik geloof zelfs dat er een beurtrol bestaat.’

‘En wat doet die... oudste klerk met zijn... percent?’

Ik ken de rotzooi met de percenten. Ik heb schepenen gekend die er rijk van werden. Daarom ben ik blij dat ik kan zeggen: ‘Mijn oudste klerk bedankt daarvoor, hij is een idealist.’

Ze voelt de spot en kijkt sip. ‘Er is niets oneerbaars aan het geven of krijgen van kommissielonen.’

‘Méén je dat?’ Plotseling bekruipt mij het onbehaaglijke gevoel dat ze naar hier gekomen is met commerciële doeleinden.

‘Ja.’ Op dat ogenblik krijgt ze het in de gaten dat de flessen rode wijn ruw en luidruchtig op tafel worden gezet. Ze staat gejaagd op en loopt naar Ferre Bruggeman.

We drinken een Saint-Emilion, Château Magdelaine, van 1984. Aan de overkant van de zaal wordt de ene dijenkletser na de andere verteld. Net als ik van mijn wijn wil drinken, springt een dame op. Met de handpalmen tegen de oren gedrukt holt ze naar de uitgang. De hilariteit waarvoor ze blijkbaar op

[pagina 31]
[p. 31]

de vlucht slaat, is oorverdovend. Ferre Bruggeman is duidelijk boos. Hij vloekt, en loopt ook naar buiten. Dominique Daubigny gaat op zijn plaats zitten. Ik leun achterover op mijn stoel en vraag aan Neel Mans: ‘Wie is die vrouw?’

‘Valentine Volders,’ antwoordt hij. ‘Herinner jij je die niet meer? De dochter van de smid. Ze is gehuwd met een dokter. Maar die vent kon zich niet vrijmaken. Nu zie ik dat de Rosse Bruggeman haar naast Oktaaf Brants gezet had. Oktaaf Brants is het grootste varken van Tendelo. Twaalf stielen, dertien ongelukken. Zorgenkind van het OCMW. Hij heeft ooit zijn vrouw met vier kinderen aan de deur gezet. Als hij zat is, wordt hij zot. Ik ben er zeker van dat hij aan Valentine gevraagd heeft of ze straks niet mee naar “Het Eiland Elba” gaat...’

Omdat Gaby pijnlijk hard in mijn bil knijpt, richt ik mij op. ‘Maar jullie waren een rustige klas,’ zei meester Tommelein. ‘Oorlogskinderen... Het luizenjaar.’ Dominique zit druk te praten met de vrouw van Ferre Bruggeman. In ijltempo worden grote schotels gebraad in een krans van worteltjes, erwtjes, schorseneren, prinsessenboontjes en bloemkool op tafel geschoven. De kroketten zijn zwartbruin.

‘Als het zo doorgaat,’ zegt Dries Lornoy, ‘loopt het hier leeg voordat het middernacht is.’

‘Met seuten kunnen we niks doen!’ wijst Neel Mans hem terecht. ‘Die dochter van de rentmeester is toch ook een seut. Zie je dat niet?’

‘Wat is een seut?’ wil ik weten.

‘Een labberlut!’ zegt Neel.

‘Ben ik ook een seut, Neel?’ wil Gaby weten.

‘Neen, want anders mocht je niet naast mij zitten,’ zegt Neel. ‘Ik word ziek van preutse en schijnvrome vrouwen. En ik weet waarover ik praat. Vijftien jaar heb ik met zo'n eksemplaar in huis gezeten. Lisette van de maalder; je kent ze nog wel, Dries. Onze Neel van hier en onze Neel van daar, voor de buitenwereld, ja! Altijd hoofdpijn, én drie broeken over elkaar

[pagina 32]
[p. 32]

aan haar kont. Ik dacht: dat zal wel normaal zijn, zij is nu eenmaal zo geschapen, misschien verandert ze door de jaren... Kom ik op een dag met rugpijn uit de diamantslijperij... en vind ik madame met Celle Ballings, mijn beste vriend nota bene, in bed... en dat zonder één broek aan.’ In één teug drinkt hij zijn glas wijn leeg. Hij trekt een vies gezicht en krocht. ‘Enfin, ze is gaan samenwonen met Celle Ballings... tot die verleden jaar een hartinfarct kreeg en stierf. Eigenlijk ben ik Celle dankbaar. Hij kreeg wat voor mij bedoeld was. Zeker weten!’

‘En bestaat de kans nu niet dat het tussen Lisette en jou weer goed komt?’ vraagt Dries naïef.

Neel verslikt zich in een denkbeeldig glas wijn. ‘Ben je getikt? Ik ben mijn leven nog niet moe. In “Het Eiland Elba” geraak ik véél goedkoper gesteld... Kijk! De Rosse Bruggeman is daar terug. Hij heeft zeker op zijn knieën voor madame van de dokter gezeten. Je hebt er geen idee van hoe die kruipt en slijmt om aan stemmen te geraken. Dat zou je hem vroeger niet nagegeven hebben, nietwaar? Of weet je niet meer dat hij altijd van die vieze zweren had op zijn knieën en enkels?’

‘Hij was de enige die de levertraan lustte die de meester ons uit dat tonnetje liet oplepelen,’ zegt Dries. ‘Mijn moeder zei altijd dat ze bij de schoenmaker soep kookten van oude pollevieën.’

‘De Rosse Bruggeman was toen al een voorbeeld,’ beaamt Neel. ‘En bidden dat hij kon! Ik heb nog geweten dat hij met een paar oude rakkers van het Marialegioen op stap ging om bij de mensen thuis de rozenkrans te bidden. Ik kende huisgezinnen waar 's avonds altijd iemand op de uitkijk stond... Als ze daar dan aanklopten, was alles stikdonker en hield zelfs de hond zijn adem in. Jaja... Misdienaar, orgeltrapper, leider van de kajotters, bode van de ziekenkas... eerste schepen én voorzitter van de kerkfabriek. Wat een carrière! Wie zei daar weer dat vroomheid niet loont?’ Juist als Dominique met een flauw glimlachje haar plaats weer inneemt, vervolgt Neel: ‘Ik zou

[pagina 33]
[p. 33]

nu eindelijk toch eens iets fatsoenlijks willen drinken! Hebben ze hier geen bier? Ik word mottig van al die miswijn!’

Ik zie dat het gelaat van Dominique verstrakt. ‘Wijn moet je leren drinken,’ zeg ik.

‘Dat geloof ik graag!’ repliceert Neel. ‘Maar waar zou ik het geleerd hebben! Op oudejaarsavond dronken ze bij ons thuis fruitwijn van eigen makelij... zo zoet dat je er tandpijn van kreeg, of zo zuur dat je slokdarm en maag ineenkrompen. En voorname vrienden als de graaf, de rentmeester, de pastoor, de notaris, de dokter en de sekretaris hadden mijn ouders niet, zodat ze nooit op... visite konden gaan. Ze kwamen met die notabelen enkel in kontakt als er af te dokken viel. En dan werd er geen wijn gedronken.’

Dries kijkt verschrikt naar mij. Ik knipoog echter. Ik ben niet van zins na veertig jaar nog eens in de clinch te gaan met een Menapiër als Neel Mans. Waarom Neel Mans praat alsof zijn ouders geen nagel hadden om hun gat te krabben, is mij trouwens ook een raadsel. Zijn vader was diamantbewerker en zijn moeder diamantverstelster. Ze werkten bijna dag en nacht. Belastingen betaalden ze zeker niet. En de kinderen vlogen op veertienjarige leeftijd achter de molen... Als ik merk dat de bedoeïenenogen van Dominique even onderzoekend op mij rusten, vraag ik: ‘Ben jij gehuwd?’

Ze kijkt van me weg. ‘Ja.’

‘Kinderen?’

‘Twee.’

‘Kleinkinderen?’

‘Vier.’

Haar weigerige antwoorden ergeren me weer mateloos. ‘Mag ik nu echt niets méér weten?’

Ze proest even, minachtend. ‘Wat wil je meer weten?’

‘Is je man wijnhandelaar?’

Nu fronst ze het voorhoofd. ‘Burgerlijk ingenieur.’

‘Specialiteit?’

[pagina 34]
[p. 34]

‘Mijnbouw.’

‘In Limburg?’

Ze schudt het hoofd. ‘Saoedi-Arabië.’ Ze drinkt van haar wijn, en poogt door de openstaande deur een glimp op te vangen van wat zich afspeelt in de keuken.

Ik kan me ternauwernood beheersen. ‘En?’ dring ik aan.

Ze kijkt me niet aan. ‘Wat?’

‘Wil jij niet weten of ik gehuwd ben?’

Weer neuriet ze dat hatelijk lachje. ‘Ik heb niet gezegd dat ik je naam zelfs niet meer wilde horen vernoemen. Ik heb niet gezegd dat je voor mij dood was. Ik heb jou niet in het gezicht geslagen. Draai de rollen nu alsjeblieft niet om.’

Ik zit perplex, ziek van onbehagen. ‘De wijn is goed,’ zeg ik uiteindelijk moeilijk, in een wellicht intuïtieve poging om iets goed te maken. ‘Eet jij niet?’

‘Ik heb geen trek,’ zegt ze. ‘Ga je gang.’

Tot mijn onthutsing is er op de schotels geen lapje vlees meer te bespeuren. Ik leg een stukje bloemkool op mijn bord en eet met lange tanden. Zovele dingen liggen op mijn lever. ‘Waarom drijft de vrouw van een burgerlijk ingenieur handel in wijnen?’

Ze staat gehaast op. ‘Je moet me ekskuseren, maar ik heb aan Dahlia Possemiers beloofd dat ik haar even vergezel tot bij haar thuis. Ze wil andere schoenen aandoen.’

‘Wie is Dahlia Possemiers?’

‘De vrouw van Ferre Bruggeman. Herinner jij je Dahlia van de wagenmaker niet meer?’ Zonder op mijn antwoord te wachten draait ze zich om.

‘Allee!’ zegt Dries met zijn mond vol gebraad. ‘Ben jij dat al vergeten? De Rosse Bruggeman én Dahlia van de wagenmaker: dat was toch de grote jeugdliefde uit onze tijd.’

‘Denk jij nu echt dat ik mij al die kalverliefdes nog herinner?’ vraag ik bits.

Dries propt weer een stuk gebraad in zijn mond. ‘Je weet

[pagina 35]
[p. 35]

toch nog wel wie jouw lief was?’

‘Thierry van de sekretaris kneep de katjes in het donker!’ roept Neel Mans. ‘Behalve die ene keer...’ Hij verslikt zich in een brok vlees en loopt paars aan.

De ganse tafel kijkt mijn kant uit. Ik moet die insinuatie zo snel mogelijk ontkrachten. ‘Ik geloof dat je weer wat uit je duim zuigt, Neel!’

‘Mensen!’ roept Neel. ‘Ik zou weer wat uit mijn duim zuigen! Gelukkig heb ik getuigen, meneer! Juul Verhulst en Stonne Valckx waren bij mij... Hela! Juul! Cesar! Kom eens!’

Aan de tafel die haaks op de onze staat, richt Juul Verhulst zich op. In het tweede leerjaar, geloof ik, kreeg hij polio. Meer dan een week mochten wij toen thuisblijven. Zo'n quarantainevakantie kregen wij ook in het vierde leerjaar, toen Stonne Valckx meningitis kreeg. Ik herinner mij dat de manke Juul en de hardhorige Stonne dikke vrienden waren.

‘Wat moet Juul nu eigenlijk getuigen?’ vraag ik.

‘Dat jij op een keer, in het midden van de dag, aan de Krommebeek lag te neuken met Dominique van de rentmeester. Enfin... neuken... Je mocht het maar half en half, of anders kon je het nog niet behoorlijk... Nietwaar, Juul?’

Juul staat beaat lachend achter Neel Mans. Hij heeft grijs kroeshaar en een haviksneus. ‘Jij was daar niet bij, Neel. Hoe dikwijls moet ik dat nu nog zeggen? Stonne Valckx en ik lagen achter die omgewaaide eik. Vraag het maar aan Stonne.’

‘Lagen Thierry van de sekretaris en Dominique van de rentmeester daar te neuken of niet?’ vraagt Neel luidkeels.

‘Euh... ja,’ stamelt Juul overdonderd.

‘Dat is alles wat ik moet weten!’

De hele tafel schatert het uit. Gaby knijpt nu zo hard in mijn bil dat ik ternauwernood een kreet kan onderdrukken.

‘Maar Juul en Stonne hebben nog meer gezien, nietwaar, Juul?’ gaat Neel Mans onbarmhartig verder. ‘Wie hebben jullie ooit bespioneerd vanop de houtmijt achter “Het Tramstation?”’

[pagina 36]
[p. 36]

Juul lacht verlegen, maar duidelijk gevleid door al zijn sukses. ‘De moeder van Margriet Hildersom en de oud-sekretaris,’ zegt hij.

‘En konden die neuken?’ dringt Neel aan.

‘Oeioei!’ zegt Juul. ‘Zoiets heb ik nooit meer gezien.’

Ik heb het woord voyeur in mijn mond, maar ik slik het weer in. ‘Ben jij gehuwd, Juul?’ vraag ik minzaam.

‘Juul is gehuwd met Jana Engelen,’ zegt Neel. ‘Je kent Jana van de koster toch nog wel? Jana is tien jaar in het klooster geweest. Juul heeft haar verleid met zijn frieten, nietwaar, Juul? Juul heeft de beste frituur van de streek. En ik ben zijn beste klant.’

‘Jij vergeet te dikwijls te betalen,’ zegt Juul ernstig.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken