Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje) (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje)
Afbeelding van Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje)Toon afbeelding van titelpagina van Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.59 MB)

Scans (5.28 MB)

ebook (2.95 MB)

XML (0.20 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het bloed van de Pelikaan (Nibelungenliedje)

(1991)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 57]
[p. 57]

7

‘Ze zijn zot,’ zegt Nandje. ‘Zot gezopen.’ Hij draagt een paars hemd. De kraag ligt open en op zijn borst glanst een gouden kruisje. Aan de pink draagt hij een ring met een smaragd. Zijn zwart krulhaar is duidelijk geverfd, en hij heeft een gloednieuw gebit. Toch is hij niet echt verwijfd. Ik vraag me af welke rol hij speelt in een homofiele relatie.

‘Neel gaat er nogal brutaal tegenaan,’ beaam ik. ‘Eigenlijk was hij vroeger ook al zo...’

‘Neel Mans was de slechte geest van ons jaar,’ zegt Nandje misnoegd. ‘De rotte appel in de mand. De meesten waren lieve jongens, maar hij... Toen we tien jaar waren, leerde hij ons al wat er gebeurde als we met onze piemel speelden. En in de biechtstoel vertelde hij de grofste leugens die God ooit gehoord heeft.’ Hij schudt met de arm en kijkt op zijn gouden horloge.

De woede heeft Nandje eensklaps tot een praatvaar gemaakt. Omdat ik mij hem moeilijk kan voorstellen in overall, met gummilaarzen aan en met een pet op - het beeld dat ik nog steeds meedraag van een veekoopman - vraag ik: ‘En wat doe jij voor de kost?’

‘Veehandelaar,’ zegt Nandje.

‘Betekent het dat jij dagelijks de boer opgaat?’ vraag ik ongelovig.

[pagina 58]
[p. 58]

Nandje lacht warempel. ‘Ik verhandel runderen die ik op verscheidene plaatsen laat vetmesten. Het zijn dus mijn runderen. Echte dikbillen. Kalveren van de mooiste koeien en de befaamdste stieren. Geen bocht. Als ik op een boerderij kom, word ik ontvangen in de salon. Ik drink een borrel en ik betaal. Dat is alles.’

‘Euh... Hormonen?’ waag ik te vragen.

‘Ik laat mijn beesten leveren aan slagers die hormonenvrij vlees verkopen,’ zegt Nandje trots. ‘Ik ben daarvoor gekend.’ Hij kijkt me plotseling benauwend vriendelijk aan. ‘Ik hoorde vertellen dat ook jij niet gehuwd bent...’

‘Dat is juist.’

Nandje richt zich wat op. ‘Je hebt een vriendin of... een vriend?’

Ik ben boos op mezelf omdat ik me ongemakkelijk voel. ‘Die ik wilde hebben, kon ik niet krijgen,’ poog ik te schertsen.

‘Dominique van de rentmeester?’ vraagt hij fijntjes.

Nu voel ik mij helemaal in de maling genomen. ‘Ach... ’ wuif ik zijn suggestie weg.

‘Die kwam vroeger bij ons op de boerderij soms om melk... samen met de jonge graaf,’ zegt hij. ‘Telkens als hij dacht dat iemand hem zou kunnen zien, kroop de jonge graaf weg. Bij ons werd daar dikwijls om gelachen. Die twee vrijden in het Frans, en dat in Tendelo. Frans... Ik ben vier jaar naar de avondschool in Goorhoven geweest om dat te leren. En toen ik de eerste maal handel dreef met een Waal, leek het wel of ik een doofstomme was!’ Hij lacht smakelijk. ‘Na een tijdje ontdekte ik dat je alleen maar moet kunnen tellen in het Frans... biljetten van duizend of vijfduizend frank.’

Op dat ogenblik valt de muziek stil. Ferre Bruggeman springt op het podium en roept: ‘En nu allen naar de tapkast! Gaston Teunen laat nogmaals tien flessen champagne aanrukken! Santé, Gaston!’

De eerste fles wordt onder luid gejuich ontkurkt. Gaston Teu-

[pagina 59]
[p. 59]

nen schudt met de fles zoals laureaten van autoraces dat doen. Het goedje spuit in het rond, en de vrouwen gillen. ‘Die weet niet wat hij doet!’ foetert Nandje. ‘Kijk, hij heeft Line Herregots helemaal nat gespoten. Die kan haar jurk wel naar de stomerij brengen. Gaston Teunen is het hele feest naar de bliksem aan het helpen. Hij en Wies Boels. Wies Boels... nog zo een. Hij zou Margriet Hildersom in het publiek bespringen; maar als er iemand lief is tegen zijn vrouw, dan wordt hij bokkig van jaloezie!’ Het is alsof Wies Boels Nandjes woorden gehoord heeft, want hij roept luidkeels van aan de tapkast: ‘Je bent Thierry van de sekretaris toch geen oneerbare voorstellen aan het doen, hé Nandje?’

Nandjes gezicht vertrekt. Zijn ogen worden verdacht troebel. Ik ben het plompe en stekelige gedoe kotsbeu . Ik sta op en geef Nandje een hand. ‘Ik geloof dat ik maar eens opstap. Ik heb nog een lange rit voor de boeg. Bijna dertig kilometer.’

Nandje kijkt me ietwat paniekerig aan. ‘Meen je dat?’

Ik zie dat Line Herregots de zaal verlaat. Haar haren en haar jurk zijn kletsnat. Haar schouders schokken verdacht. Ik vermoed dat ze huilt van woede. ‘Die komt zeker ook niet weer...’

‘Het loopt hier dood voordat het eigenlijk begonnen is,’ zegt Nandje somber. ‘Mensen kunnen wreed zijn voor elkaar.’

Dominique Daubigny heeft waarschijnlijk gezien wat ik van zins ben want ze komt op ons toe met een glas champagne in de hand. Ze bloost van opwinding. ‘Wat ga je doen?’ vraagt ze.

‘Melk halen... à la ferme de la famille Van Everbroeck,’ zeg ik.

De bedoeïenenogen knipperen ongelovig. ‘Wat?’

‘Ik rijd naar huis.’

‘Goed. Ik ook. Maar wat bedoelde je met het... halen van die melk?’

‘Nandje hier vertelde me zojuist dat je destijds met Valère van het kasteel scharrelde... in het Frans...’

Ze kijkt Nandje vernietigend aan. ‘Heb jij dat gezien?’

[pagina 60]
[p. 60]

Nandje krimpt ineen. ‘Gezien niet,’ zegt hij schaapachtig, ‘maar wel gehoord... ja.’

Ik wil haar een hand geven, maar ze doet alsof ze het niet merkt. ‘Ach, wat geeft het? De feiten zijn verjaard. En wie zou er niet op twee paarden wedden als hij of zij er de kans toe kreeg? Ik zat veilig in Leuven. Enfin, zand erover!’

Ferre Bruggeman heeft gezien dat er wat gaande is. Hij komt op ons toe. Dominique is hem echter te vlug af. ‘Kom!’ zegt ze verbeten. ‘Jij moet eerst nog met mij dansen.’ Ze trekt me mee, weg van de verbaasde Ferre. Les Compagnons de la Chanson zingen iets dat ooit wondermooi was, maar de plaat is versleten. ‘Weet je dat Valère nog in zijn bed waterde toen hij tweeëntwintig was?’ begint ze. ‘Die jongen had mij nodig. Ik was zijn enige toeverlaat, zijn vertrouwelinge. Zijn vader snauwde hem altijd af en zijn moeder zat eeuwig romannetjes te lezen. Wij konden goed met elkaar opschieten, maar... seksueel heb ik nooit wat met hem gehad... Dat zweer ik! Dat zweerde ik toen in Leuven trouwens ook, maar je wilde me niet geloven.’

Ik kijk spottend in de bedoeïenenogen. ‘Ik had twee brieven gekregen van iemand die jou met Valère aan de Krommebeek zag. Je was daar inderdaad met hem geweest, je gaf het zelf toe. Wat deden wij als wij aan de Krommebeek waren?’

‘Ja... Waarom toonde je me die brieven nooit? Heb je ze nog?’

‘Neen.’

‘Heb je er nooit enig idee van gehad wie ze zou kunnen geschreven hebben?’

‘Neen.’

‘Wie had er belang bij dat het tussen ons misliep?’

‘Valère?’

‘Valère wist dat het tussen hem en mij nooit tot iets ernstigs kon komen. Zijn vader zou hem doodgeslagen hebben. Zijn moeder beschouwde me trouwens als een lijfeigene of zo... Zij

[pagina 61]
[p. 61]

was een Russische prinses.’

Het wordt me raar te moede. Heb ik mijn leven verknoeid door geloof te hechten aan enkele leugens? Dat kan toch niet! Ze moet liegen, liegen dat ze zwart ziet. Naast ons gaat Neel Mans wild te keer. Hij danst met een zwaar geschminkte modepop met hoog opgestoken haren. Het gelaat van die dame zegt me niets. Wij moeten telkens weer uitwijken voor het rondhossende paar. ‘Die denken zeker dat ze aan een concours deelnemen?’ mopper ik.

‘Wel?’ dringt ze aan.

‘Wel... wat?’

‘Wie wilde ons tegen elkaar opzetten?’

Ik hoef niet na te denken. Ik piekerde me destijds dol. We woonden amper een week in Wittezande toen de eerste brief kwam. Ik had mijn tweede jaar rechten beëindigd. Het was vakantie. Ik zou met Dominique en twee nichtjes van haar naar Knokke fietsen. We mochten daar een week logeren bij een hoge ome uit het assurantiewezen, een relatie van papa. De brief was stuntelig geschreven, maar hij was maar al te echt. Ik telefoneerde naar Dominique. Ik hield de brief in de hand en las er een passus uit voor. Zij zwoer dat het leugens waren, dikke leugens. Een dag voordat wij zouden vertrekken, was de tweede brief daar. Hetzelfde handschrift, maar met onthullingen die me naar de keel grepen. Weer telefoneerde ik. Ik dacht er niet aan in die omstandigheden met haar naar Knokke te rijden. Dominique wilde me dadelijk spreken. We spraken af, in Leuven. Ik moest nog wat ophalen in mijn studentenkamer. Ze wilde met mij naar bed, ze had een pakje condooms bij... Dat maakte mij nog bozer. Ik was er zeker van dat ze mij bedrogen had, dat ze iets wilde goedmaken...

‘Wie kende jullie adres in Wittezande?’ dramt ze door.

‘Dat weet ik niet... Onze kennissen hier. De burgemeester, de notaris, dokter Buyens, jouw vader...’

‘En?’

[pagina 62]
[p. 62]

Ik haal de schouders op.

‘Had jouw vader geen... maîtresse? Denk eens goed na. Mijn ouders wisten het, de schooljeugd wist het, iedereen wist het...’

‘Wel, ja... De moeder van Margriet Hildersom.’ Als ik de naam uitgesproken heb, schud ik ongelovig het hoofd. Margriet Hildersom heeft me daarstraks iets toevertrouwd. Het kan toch niet zijn dat zij... Hete Margriet? Was zij door het lot uitgekozen om mijn... om ons leven in de war te sturen? De bedoeïenenogen kijken me raadselachtig aan. Vermoedt Dominique iets?

‘Weetje dat Valère van de graaf de week na de... breuk tussen ons in Wittezande geweest is?’ vraagt ze zacht. ‘Hij sprak met je moeder...’

‘Neen. Toen ik thuiskwam van Leuven, was ik door het dolle heen. Een uur later ben ik met de fiets vertrokken. Ik reed in één ruk naar Knokke.’

Ze fronst het voorhoofd. ‘Heeft je moeder daar niets van gezegd?’

‘Neen.’ Ik vind het ook vreemd. Ik herinner me echter nog goed de opluchting van mama toen we eindelijk in Wittezande woonden. Over Tendelo wilde ze niets meer horen. Toen papa er op een keer op aandrong dat ze de notaris en zijn vrouw zou uitnodigen, werd ze hysterisch. Ze zal haar redenen wel gehad hebben. En dat de Daubigny's eeuwige armoedzaaiers waren, zal ze toen ook al wel beseft hebben... Met een schok dringt het tot me door dat wij zomaar wat staan te tjaffelen, terwijl de anderen volop aan het swingen zijn. Neel Mans is in de huid van Elvis Presley gekropen: hij zingt en swingt tegelijkertijd.

‘Laat ons nog een wijntje drinken,’ stelt Dominique voor.

Aan de tapkast is er herrie. Ferre Bruggeman slooft zich uit om een jongere man met geblondeerde en gefrizeerde haren te bedaren. De opgewonden vent blijkt de tweede echtgenoot van kapster Liliane van Gelder te zijn, de modepop die ik niet

[pagina 63]
[p. 63]

herkende. Vaag herinner ik mij dat de vader van Liliane van Gelder de eerste in de streek was die van het ruimen van septische putten een zelfstandig beroep maakte. Ik heb nog geweten dat hij bij ons thuis het sekreet kwam leegscheppen met een beerlepel. Er stond toen een afgeleefde Brabander tussen de berries van de beerkar. De mensen vertelden dat het een blind paard was, een afgedankt mijnpaard.

Als Elvis uitgekweeld is, komt Liliane naar haar man toe. ‘Wat is er, Tony?’ vraagt ze naïef.

‘Ja, wat is er, Tony?’ echoot Neel Mans achter haar.

‘Niks,’ mokt Tony.

‘Dat komt ervan als je met een jonge buschauffeur getrouwd bent,’ stookt Neel. ‘Zo'n vent kan niet zonder een mem.’

Tony's gelaat wordt al even bleek als zijn haar. Plotseling graait hij mijn glas wijn van de tapkast en hoost de inhoud ervan in Neels gezicht. Dat is de duivel uitgedaagd, natuurlijk. Het volgende ogenblik stormt Neel op zijn aanvaller af. Tony botst tegen mij aan. Ik wankel tot in de armen van Dominique. Als ik mijn evenwicht herwonnen heb, rollen de antagonisten over de dansvloer. Valentino legt Los Paraguayos het zwijgen op en vloekt hoorbaar in de mikrofoon. Liliane zoekt handenwringend haar toevlucht bij... mij. ‘Doe iets!’ smeekt ze. ‘Hij is zo jaloers. En straks heb ik het weer gedaan...’

Wat kan ik doen? Als ik een hulpeloze stap naar voren zet, houdt Dominique mij tegen. Ferre Bruggeman en Warre Breugelmans proberen de vechters te scheiden. Het is pas als ook Leon Moereels er zich mee bemoeit, dat de kemphanen elkaar lossen. Neel Mans heeft een gekloven lip, maar het bloed zit op het hemd van Tony. Liliane, die wellicht denkt dat haar kampioen dodelijk gewond is, gooit zich tegen hem aan. Van de weeromstuit krijgt zij de klappen die nog voor Neel Mans bedoeld waren. En weer moet Ferre Bruggeman tussenbeide komen. ‘Snotneus!’ briest Neel Mans. ‘Jaloerse bok! Blijf dan met je koekentien thuis!’

[pagina 64]
[p. 64]

‘Luie dopper!’ schreeuwt Tony. ‘Zat varken!’

Liliane heeft nu bloed ontdekt op haar bloeze. ‘Ik ben weg!’ zegt ze.

‘Allee, Liliane!’ pleit Ferre Bruggeman. ‘De avond moet nog beginnen...’

‘Als ik met een ander dans, is er altijd wat...’ jammert ze. ‘En achteraf moet ik het nogmaals ontgelden.’

‘Laat hem toch met zijn autobus naar de hel rijden!’ roept Wies Boels.

Liliane heeft nu ook een bloedvlek op haar rok ontdekt. Ze draait zich resoluut om en loopt naar de uitgang. Als Tony dat ziet, rukt hij zich los uit de armen van Ferre Bruggeman. ‘Als je nog één poot naar haar uitsteekt, rijd ik je met mijn bus overhoop!’ brult hij in de richting van Neel Mans. Met grote schreden schiet hij zijn vrouw achterna.

‘Jaja, onnozelaar!’ roept Neel Mans hem na.

Even is het stil. Iedereen staat er een beetje beteuterd bij. Er is te veel gebeurd op te korte tijd. Een tijdsspanne van zesendertig jaar moest ingevuld en gekleurd worden. Nu is het zover. Gedaan met Abrammetje te spelen. Wat nu moet volgen is het savoir-vivre van vijftigers. Ferre Bruggeman voelt het ook aan. Hij springt op het podium. ‘Laten we er asjeblieft mee ophouden elkaar naar huis te jagen!’ smeekt hij. ‘De avond is nog jong. Laten we van elkaars gezelschap genieten. De dames nodigen uit! Komaan!’

‘Verdomme, ik ben die preken van de Rosse Bruggeman beu!’ zegt Neel Mans veel te luid.

‘Houd je smoel en dans met mij!’ gebiedt Finne Poortmans.

‘Korrektie! Korrektie!’ roept Wies Boels. ‘De dames én Nandje van Everbroeck nodigen uit!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken