Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dood van de witte raaf (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dood van de witte raaf
Afbeelding van De dood van de witte raafToon afbeelding van titelpagina van De dood van de witte raaf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

Scans (10.48 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dood van de witte raaf

(1980)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

17.

Toen de spreeuwen de witte stipjes op hun verenkleed verloren hadden en paarsgewijze alle beschikbare boom- en muurholten van Eystel hadden ingepalmd en toen de wielewaal de loofbossen deed zinderen met zijn doordringend melodieus gefluit, gebeurde er iets unieks in het leven van Coq-à-l'âne. Het was een goddelijk lenteweertje en hij zat zich met opgestoken pluimen te wassen in de grote drenktrog naast de Eikenschrans, wanneer eensklaps zijn aandacht getrokken werd door een gekke verschijning in een oude wilg verderop. Ver-

[pagina 58]
[p. 58]

bluft schudde hij het water van zijn kop. Dat was toch geen kauw? Hij sprong op de rand van de bak en klodderde moeizaam tot in de wilg. Het was een kauw, een pop... maar wat voor een! Ze had geen staart, de uiteinden van haar vleugels waren uitgerafeld en vies besmeurd, en op haar kop was een kale plek die ingesmeerd was met een rood goedje. Schichtig keek het erbarmelijke schepseltje naar hem. ‘Wie ben jij?’ vroeg Coq-à-l'âne minzaam.

‘Ik heb al zoveel namen gehad,’ zuchtte de pop. ‘Nymphe du pavé... Reine du bal... Nuit blanche... Misère ouverte... Mal-à-propos... Mona-Lisa, Gioconda...’

‘Gioconda is een mooie naam,’ prevelde Coq-à-l'âne. ‘Wie gaf je die naam?’

‘De restauranthouder gaf me al die namen. Hij kocht me van de vogelvanger... Ik was een stuk speelgoed voor zijn kinderen.’

Coq-à-l'âne viel van de ene verbazing in de andere. ‘En wie is de vogelvanger?’

‘Een kleine man met een scheef gezicht. Hij draagt een groene overall en heeft altijd een mand bij zich, waarin zijn klimsporen liggen. Een of ander ministerie heeft hem de permissie gegeven om kraaiachtige vogels te roven. Rond zijn huis staan vele volières en daarin leven alle denkbare vogels. Van heinde en verre komen de mensen naar hem toe om vogels te kopen. Met een pennemes snijdt hij de tong van de kraaiachtigen van onderen los, opdat ze beter zouden kunnen spreken. Kijk maar!’ Gioconda stak haar losgesneden tong uit.

Coq-à-l'âne gruwde bij de gedachte aan de pijn. ‘Waar ben je geboren?’

‘Dat weet ik niet. Waarschijnlijk ergens aan de overkant van het Albertkanaal... Daar leven ontzettend veel kauwen in slavernij. En als ze ontsnappen, komen ze meestal om van honger, omdat ze nooit geleerd hebben hun voedsel in de natuur te zoeken én omdat ze van in hun prilste jeugd mensenvoeding gewend zijn.’ Gioconda krabde potsierlijk haar kale knikker. ‘Ze zijn ook veel te naïef...’

[pagina 59]
[p. 59]

‘En jij?’

Ze niesde tweemaal. ‘Ik heb in het restaurant alles leren eten: kikkerresten, slakjes, regenwormen, groenteafval... Een kraaiachtige is toch een alleseter, nietwaar?’

‘Net als de honden, de varkens en de mensen,’ bevestigde Coq-à-l'âne. Hij had medelijden met Gioconda: zonder zijn hulp werd ze beslist een prooi voor de wezels, of viel ze terug in de handen van de mensen. ‘Weet je wat?’ begon hij aarzelend. ‘Als je wilt, mag je je intrek nemen bij mij; ik zal wel voor je zorgen...’

Gioconda keek hem geschrokken aan. ‘Ik denk er niet aan!’ repliceerde ze, alsof hij haar een erg oneerbaar voorstel had gedaan.

‘Waarom niet?’ vroeg hij, helemaal van de kook.

‘Binnenkort beginnen de jachtwachters en de jagers overal door de nesten van de kraaiachtigen te schieten. Ik ben mijn leven nog niet beu!’

Nu voelde Coq-à-l'âne zich nog ongemakkelijker. ‘Ik woon niet in een nest,’ zei hij stijfjes, ‘en ook niet in een holte. Ik woon in de schuur van de Dubbelhoeve. Net als jij werd ik grootgebracht bij de mensen. Toen ik nog duivelshaar had, werd mijn ouderlijke boom - de hoogste eik langs de Gedempte Vaart - geveld door een houthandelaar; mijn zusje werd doodgebeten door een straathond, en ik... werd door een toevallige voorbijganger opgeraapt. Die passant bleek een dichter te zijn, die op de Dubbelhoeve woonde. Hij heeft mij grootgebracht, en ik... heb me aan hem gehecht.’

Gioconda keek hem guitig lachend aan. ‘Je bent verliefd op hem, nietwaar? Geef het maar toe! Ik ben ook een tijdje verliefd geweest... maar dan op de vrouw van de restauranthouder. Op een keer echter was ze eensklaps en voorgoed verdwenen. Er zijn weinig mensen die paren voor het leven, weet je... Wat gebeurde er met je ouders?’

‘Het verwoesten van hun nestplaats was de zoveelste tegenslag in hun leven. Ze zijn dezelfde lente nog vertrokken uit de Kempen...’ Coq-à-l'âne deed of er een kanadapluisje in

[pagina 60]
[p. 60]

zijn oog gevlogen was. Op dat ogenblik begon in de buurt van de Nete een koekoek te roepen. ‘Godverdomme!’ kafferde hij. ‘Het is weer werken geblazen voor mij...’

‘Wat bedoel je?’ wilde Gioconda weten.

‘Wel, ik ben de koning van de zangvogels hier op het achterdijkse land,’ verklaarde Coq-à-l'âne, die intussen de koekoek gelokalizeerd had in één van de iepen die een met riet begroeid gedeelte van de Neteoever afbakenden, ‘en ik wil niet dat weer vier of vijf karekieten, kwikstaarten of grasmussen hun eigen broedsel verkwanselen, doordat ze zich blindweg afsloven voor een wonderkind met een grote oranje bek in hun nest. Hij mag hier zoveel harige rupsen komen vangen als hij wil, maar hij moet zijn goocheltoeren elders gaan opvoeren!’


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken