Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dood van de witte raaf (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dood van de witte raaf
Afbeelding van De dood van de witte raafToon afbeelding van titelpagina van De dood van de witte raaf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

Scans (10.48 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dood van de witte raaf

(1980)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 72]
[p. 72]

21.

Alhoewel de rans-, bos- en steenuilen in mei inderdaad eensklaps schrikbarend intens begonnen te jagen op al wat piepte om hun broedende wijfjes met lekkere hapjes te vertroetelen, stuurde Coq-à-l'âne de zangvogels die de bijstand van Robin Hood kwamen afbedelen onverstoorbaar wandelen. Zelfs toen de leeuweriken hem kwamen vinden met bloedige verhalen over de velduil, bleef hij onvermurwbaar: een raaf was geen nachtvogel, en bovendien moesten de zangvogels maar listiger te werk gaan bij het bouwen van hun nesten. ‘Hoor je ooit de boomkruiper en -klever of de kool-, pimpel-, kuif-, staart- en matkopmees klagen?’ vloog hij uit. ‘Dat zijn vogels met hersenen!’ Intussen zag hij elke avond vol angst de maan een beetje voller worden. En dan was Gioconda er ook nog... Elke dag werd ze mooier en pittiger en uitdagender en lieftalliger en koketter en veeleisender... Coq-à-l'âne werd konstant heen en weer geslingerd tussen zijn affektie voor de dichter en het overweldigend gevoelen van genegenheid voor haar. Op een dag zat hij op de openstaande keukendeur uit te kijken naar de dichter, toen hij plotseling de mooi glanzende trouwring van de bazin des huizes naast de gootsteen zag liggen. Ofschoon de goud- of zilverkoorts alom als een triestige mensenkwaal verafschuwd werd, werden ook de kraaiachtigen er in de lente vaak door aangestoken: met glinsterende voorwerpen konden ze immers hun wijfjes behagen. Voordat de draagwijdte van zijn daad tot hem doordrong, gapte Coq-à-l'âne de ring mee en bracht hij hem naar Gioconda, die op de nok van de schuur de drollige pluimpjes van haar stuit zat te schikken. Hij legde de ring tussen haar poten en keek haar smeltend van verliefdheid aan. ‘De eksters zeggen dat jij een jannige homofiel bent,’ zei ze koeltjes, ‘al even jannig als je beschermheer.’

‘De dichter lijdt niet aan nymfomanie zoals de andere mensen én zoals de eksters,’ stoof hij op. ‘En ook niet aan babbelzucht en broodnijd en achterbaksheid en hebzucht: allemaal

[pagina 73]
[p. 73]

ondeugden die de eksters met de mensen gemeen hebben!’

Gioconda trippelde gekrenkt van de ring weg. ‘Jij hebt ook iets gemeen met de mensen én met de eksters!’ brabbelde ze. ‘Denk je mij op zo'n slinkse wijze te kunnen verleiden? Gestolen geschenken wekken alleen maar mijn verachting op!’

‘Het is al goed!’ riep hij met overslaande stem. ‘Ondankbaar schepsel!’ Hij nam de ring weer in de bek en vloog ermee naar de keuken. Op het ogenblik dat hij door de openstaande deur naar binnen wilde vliegen echter verscheen de schoonzuster van de dichter in de opening, zodat hij geschrokken zwenkte en van verbouwereerdheid de ring liet vallen ...Het vrouwmens bukte zich, raapte de ring op, besefte wat er gebeurd was, liep naar binnen en verscheen een halve minuut later weer op het erf met een geweer in de hand! ‘Wegvliegen, Gioconda!’ schreeuwde Coq-à-l'âne met overslaande stem, terwijl hij over de nok van de schuur wegdook. Gioconda, die wellicht dacht dat hij weer een gluiperig verleidingsmaneuver uitvoerde, bleef preuts en pruilend zitten. Er zweepte een schot over de schuur: met een felle ruk werd ze opgetild, in de lucht geslingerd, om vervolgens in een wolk van pluimen neer te dwarrelen en op een stapel rotte erwtrijzen achter het gebouw neer te ploffen. Perplex keek Coq-à-l'âne toe. Hij werd gewekt uit zijn ontzetting toen hij de dichter hoorde brullen: ‘Godvergeten zottin!’

‘Die vieze kauw van jou is een smerige dief!’ gilde de schoonzuster hysterisch.

‘Dieren zijn geen dieven!’ tierde de dichter. ‘En om een pietluttige diefstal moet je nog niet beginnen te moorden!’

Enkele sekonden later kwam de dichter om de hoek van de schuur gerend. Toen hij Coq-à-l'âne op de dikste kronkeltak van de dode mispelboom zag zitten, haalde hij zichtbaar opgelucht adem. Dan zag hij de dode Gioconda liggen. ‘Mensen toch!’ zei hij meewarig. Hij raapte haar op, onderzocht haar, veegde zijn bebloede handen af aan het jonge gras, nam haar bij een poot tussen duim en wijsvinger, liep weer het erf op, lichtte het deksel van een gierput op, en gooide de

[pagina 74]
[p. 74]

besmeurde prop pluimen erin. Coq-à-l'âne klom in de lucht, zag hem doende, aarzelde even... ‘Coq-à-l'âne, kom! Komaan! We gaan wandelen!’ schreeuwde de dichter.

De kauw bewoog de kop heen en weer. ‘Neen!’ riep hij. ‘Hier hebben ze me voor het laatst gezien! Vaarwel, dichter! Dank je...’ Hij steeg altijd hoger, verteerd door een verschrikkelijk schrijnend verdriet. Weg moest hij, ver weg, weg van de mensen met hun onberekenbaarheid, hun vernielzucht, hun wraaklust, hun moorddadigheid, hun onverschilligheid, hun schijnheiligheid... Westwaarts vloog hij, altijd verder, en naarmate hij vorderde, zag hij het groen in grijs beton veranderen, de bomen in gebouwen, de bossen in fabrieken. Toen de oranje zon hem begon te verblinden, was de lucht vaal en stinkend geworden; toen was zijn razende machteloosheid reeds bittere opstandigheid geworden... Het was de maan, die op een haartje na vol leek, die voor de kentering zorgde... De dichter zou morgen zeker een hazelnoot eten en als raaf naar de Kollenput vliegen. Misschien deed hij wel een beroep op de nachtegaal, of misschien liet de elf zich door één van zijn gekke gedichten vertederen, of misschien gebeurde er helemaal niets en zou hij denken dat Coq-à-l'âne hem wat had voorgelogen... Zonder dat hij het besefte, begon de kauw te talmen. De dichter kon het toch ook niet helpen, dat zijn schoonzuster een dragonder was. Hoe bedroefd had hij niet gekeken toen ze het vee op de hoeve hadden weggehaald? En had hij geen tranen weggeveegd toen het alaam verkocht werd? Was Gioconda voor Coq-à-l'âne niet geweest wat Coq-à-l'âne voor de dichter was: een gezel, een toeverlaat, een vriend, een geliefde? Mocht hij kwaad met kwaad vergelden? Eenzaamheid was het ergste wat er bestond. Coq-à-l'âne had de terugtocht reeds lang aangevat, toen het heimwee hem begon te kwellen... Als hij nu aan de elf ook eens een magische hazelnoot vroeg, zodat hij soms mens kon worden: dan kon hij af en toe met de dichter praten, hem troosten, hem opvrolijken...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken