Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dood van de witte raaf (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dood van de witte raaf
Afbeelding van De dood van de witte raafToon afbeelding van titelpagina van De dood van de witte raaf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

Scans (10.48 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dood van de witte raaf

(1980)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

36.

Toen de dichter en de alf met de bokkekop weer te midden van het dolle verkeer op straat stonden, vroeg de verbijsterde penneridder beduusd: ‘Mag ik niet weten wie jij in de wereld van de mensachtigen was?’

‘Zeker,’ antwoordde de alf minzaam. ‘Ik was notaris in de Kempen. De volkskommissaris was volksvertegenwoordiger, weet je... De machtige alven echter waren onder de mensachtigen gerenommeerde magistraten, artsen, fabrikanten, clerici, aannemers, syndikalistische voortrekkers, direkteurs van multinationale ondernemingen... Ach, het is geen lacheding om in het alvenrijk hoge toppen te scheren. De meeste politici in jullie wereld bijvoorbeeld zijn pummelige profiteurs: zulke schrenslompen zijn ook bij ons niet welkom. En stel je ook maar niet voor dat wij hoog oplopen met bureaukraten, zo van die knapen die jullie met belastingformulieren en andere koeioneringsmiddelen de duivel aandeden: bij ons mogen die jongens van geluk spreken als ze niet in de ijzerof zoutmijnen terechtkomen. Neen, zo gemakkelijk is het niet. De mannen die in het Eystel van de alven de septische putten komen ledigen en schoonmaken waren in de wereld van de mensachtigen direkteur van een studiebureau, direkteur van een asfaltbedrijf én direkteur van de stedebouwkundige dienst, jaja.’ De alf schudde somber de kop. ‘Zo simpel is het niet.’

[pagina 131]
[p. 131]

‘En wat gebeurt er hier met de artiesten?’ wilde de dichter nog weten.

De alf zwierde gewichtig mekkerend met zijn sik heen en weer. ‘Artiesten? Als je idealisten bedoelt: die willen wij niet, om geen waarom! De pornografen echter, én de sensatieskribenten, én de hoogmoedswaanzinnigen... willen wij vanzelfsprekend wèl. Nochtans moeten die hier toch een tijdje stage doen: tegenwoordig, geloof ik, worden die eerst voor enkele jaren naar de noord- of de zuidpool gestuurd om daar in de sneeuw rechtdoor te leren lopen: als je altijd schuins marcheert, hoe links dat ook moge zijn, loop je ook in een kringetje... en met vicieuze cirkels bereik je zelfs in het al venrijk niets.’ De alf lachte stupide binnensmonds om dit eerder wansmakelijke grapje. Omdat hij zag dat de dichter nogal sip keek, vervolgde hij met opbeurende stem: ‘De laatste kwarteeuw hebben vele Kempenaars écht carrière gemaakt in het alvenrijk. Zelfs in Amerika en Rusland spreken ze met waardering over de Kempen... In “Hoe word ik een gehaaide Alf?”, dé bestseller van dit decennium, lopen heel wat Kempenaars rond; de auteur, professor doctor Emmanuel Tindemartens, noemt de gemiddelde Kempenaar zelfs het prototype van de alf.’ Ze stapten juist voorbij een etablissement waarin het er duidelijk leutig aan toeging. ‘Kom,’ fluisterde de alf, ‘we gaan er eentje snoepen. Dan heb je tenminste dat toch gehad...’ Hij duwde de deur open en liep de dichter voor naar de oneindig lange, marmeren tapkast. ‘Wat zal het zijn?’

‘Euh... water,’ stamelde de dichter perplex. De gelagzaal leek wel een gruwelkamer: rode, blauwe, gele en zwarte alven wriemelden door elkaar en veroorzaakten een onvoorstelbare beestenboel. De dansvloer was gevuld met schaamteloos kopulerende monsters; rond de tafeltjes en op de zitbanken tegen de wanden werd geminnekoosd, geruzied, gevochten; aan de tapkast werd geschranst en gezopen... Onverdraaglijke muziek en waanzinnige lichteffekten zweepten de orgiasten op.

[pagina 132]
[p. 132]

‘Ben je gek?’ riep de alf met de bokkekop. ‘Champagne is het minste dat hier geschonken wordt! Jij bent zeker nog nooit naar een echte receptie geweest?’ Hij kneep met zijn afschuwelijke vingernagels in de reusachtige tieten van een rode alf met de kop van een bidsprinkhaan achter het buffet. ‘Een fles wodka!’ bestelde hij.

‘Wie betaalt dat?’ wilde de dichter weten.

De alf begon weer onbedaarlijk te mekkeren. ‘Dat is op de kap van de staat!’ brulde hij. ‘Dat spreekt toch vanzelf! Onder de mensachtigen laten de alven in spe zich toch ook alles terugbetalen uit de schatkist... Heb jij misschien nog nooit over zakendiners horen reppen? Weet jij niet wat representatiekosten zijn? In het alvenrijk zijn al die omwegen in het spoor van fiskale raadgevers, belastingkontroleurs en -inspekteurs gewoon weggevallen.’ Met de ene hand kneep hij weer in de groteske borsten van de dienster, terwijl hij met de andere een vol glas wodka in zijn keelgat kapte. ‘Hee, zeg,’ zei hij tot de bidsprinkhaanachtige alf, ‘je moet eens luisteren... Mijn gezel hier is een dichter. Hij zal eens een gedicht voordragen.’ Hij porde de dichter met de elleboog in de ribben en keek trots naar zijn erektie.

De dichter nipte walgend van zijn drank en keek geschokt een andere kant op.

‘Allee, vooruit!’ hitste de alf hem bokkig aan.

Met de moed der wanhoop begon de dichter in zijn geheugen te tasten:

 
‘Als knaap ving ik krekels zoveel ik wilde
 
met een grasspriet,
 
nu zwijgen ze zelfs voor mijn behoedzaamste stap
 
alsof de dood in mijn voeten hamert.
 
 
 
Betoverend is de vergelijking
 
van de mensen met rupsen:
 
spanners, uilen en beren,
 
alles kaal vretend, onverbiddelijk,
[pagina 133]
[p. 133]
 
tot ze zich eindelijk ingesponnen hebben
 
in de roerloze kokon van de dood.
 
 
 
En dan het hiernamaals:
 
het ongelooflijk trillen van de zon,
 
het fonkelende evenwicht van kleuren in vleugels,
 
het puren van honing
 
uit de traagste bloemen
 
in de eeuwige jachtvelden.
 
 
 
Als knaap ving ik krekels en glimwormen,
 
opdat ze in mijn kamer
 
helemaal alleen van mij zouden zijn:
 
witte geluiden, smaragden kleuren;
 
de eeuwigheid was dan
 
een beetje begonnen.’

Nog voordat hij besefte wat er gebeurde, had de bidsprinkhaanachtige alf met haar tot een soort van vangscharen vergroeide armen de dichter bij de kop gegrepen... Het laatste wat hij zag, was het stinkzwamachtige geslachtsdeel van de alf met de bokkekop.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken