Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De dood van de witte raaf (1980)

Informatie terzijde

Titelpagina van De dood van de witte raaf
Afbeelding van De dood van de witte raafToon afbeelding van titelpagina van De dood van de witte raaf

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.80 MB)

Scans (10.48 MB)

ebook (2.88 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De dood van de witte raaf

(1980)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

41.

Ellendig te moede had Coq-à-l'âne de gebeurtenissen gadegeslagen. Toen de deuren van de ziekenwagen achter zijn meester dichtklapten en de wagen zich gillend begon voort te bewegen, aarzelde hij geen ogenblik: hij zou de dichter volgen; indien het moest, tot aan het einde van de wereld. Het paarse zwaailicht vergemakkelijkte zijn taak enigszins, maar boven de autosnelweg moest hij zich bijna dood vliegen om de wagen niet uit het oog te verliezen. Bekaf streek hij tenslotte neer op de tinnen van het lelijke witte kasteeltje waarin de ambulancewagen verdwenen was. Natuurlijk nestelde een kolonie roeken in de beuken die het voorplein afbakenden. De halfkale albedillen begonnen hem dadelijk uit te schelden dat horen en zien erbij verging. Ten einde raad liet hij zich van de kantelen glijden en streek hij neer in de kruin van een stokoude ceder op het binnenplein. Tot zijn onthutsing trof hij daar een witte merel met rode ogen aan. Een ogenblik dacht hij dat de afmatting hem parten speelde. ‘Ben jij... ben jij écht een merel?’ waagde hij uiteindelijk te vragen.

‘Ja,’ antwoordde de albino timide.

‘Nestel je hier ergens?’

[pagina 147]
[p. 147]

De witte merel keek schuw van hem weg. ‘Ik heb geen partner.’

‘En waarom niet?’

‘Ik ben té anders. Ik jaag mijn soortgenoten schrik aan. Ook de mensen geloven hun ogen niet, als ze me zien. Alleen hier word ik aanvaard. Hier leven vriendelijke mensen achter de ramen. Allemaal stoppen ze me lekkers toe door de traliën. Ik kon het nergens beter treffen...’

Coq-à-l'âne kreeg nu pas de bleke gezichten achter de getraliede ramen in de gaten. ‘Is dit een ziekenhuis?’

De albino loenste raar naar de poten van de kauw. ‘Het is een gekkenhuis. Wist je dat niet? Daarom ben ik hier... Gekke mensen vinden een witte merel normaal.’

‘Hoelang duurt het voordat een patiënt hier weer buiten mag?’ wilde de kauw weten.

De albino fronste nadenkend de voorkop. ‘Héél lang, denk ik,’ zei hij tenslotte.

‘Wat is héél lang voor jou?’

‘Vele, vele winters. Als je witte merels normaal vindt, wil de buitenwereld niets meer met je te maken hebben. Voor de dokters hier ben ik een soort van koortstermometer: zolang een patiënt mij een merel - dus een zwarte lijster - noemt, is hij niet geschikt om de buitenwereld te betreden. De dokters denken dat ik een witte stern, of een witkopkokmeeuw, of een zuidpoolkip, of een koereiger of een sneeuwhoen ben. Daar zal wel iets van waar zijn, want zij hebben lang en veel gestudeerd.’

‘Dan zal mijn meester hier zeer lang moeten vertoeven,’ opperde Coq-à-l'âne moedeloos, ‘hij is een vogelkenner. Hij zal zeggen dat de dokters gek zijn, en dat gaan ze hem niet in dank afnemen.’

‘Dat denk ik ook niet,’ beaamde de albino medelijdend.

‘En toch laat ik hem niet in de steek,’ zei de kauw gedecideerd.

De witte merel knikte begrijpend. ‘Dan wordt het lang wachten... Verleden jaar zat hier een hond op zijn meester te

[pagina 148]
[p. 148]

wachten. De verplegers zegden dat hij razend van verdriet werd, en toen heeft een dokter hem met zijn jachtgeweer doodgeschoten.’

De kauw gruwde zichtbaar. Die dokters waren beslist ook krensen of vrensen...

Het werden lange dagen. Samen met de witte merel bracht hij in de voor- én in de namiddag een bezoek aan elke patiënt. Ze kregen, in ruil voor hun tamme belangstelling, brood en spagetti en rijst en kruimels van gebak. De raamdorpels lagen overvol, telkens weer, zodat ze maar te kiezen hadden. Gelukkig ruimden de mussen 's morgens in de vroegte alles weer op. De patiënten noemden de kauw Jan, wat hem niet aanstond. Nog niet meer, of ze dachten dat hij een jangat was, of een janhen, en dan hadden de dokters nog een reden te meer om hen langer op te sluiten. De weken verstreken en van de dichter viel geen glimp op te vangen. Langzaam begon het heimwee Coq-à-l'âne te verteren. Hij had geen eetlust meer, zat de hele dag in zijn pluimen gedoken, en droomde de akeligste dingen. ‘Waarom vlieg je niet voor enkele dagen terug naar Eystel,’ suggereerde de albino op een kouwelijke morgen. ‘Daar kun je je gedachten wat verzetten... Ik houd de zaken hier wel in de gaten, wees maar gerust.’

Maar al te graag ging de kauw op dit voorstel in. In vogelvlucht lag Eystel niet zo ver van Geel, zodat hij een kwartier later reeds over het achterdijkse land wiekte. Was hij maar in Geel gebleven! De ontzetting benam hem de adem... Van de Dubbelhoeve stond omzeggens geen muur meer recht. Knalgele grondgraafmachines waren ermee bezig drie parallelle wegen door de Haasdonk te trekken, enorme hijskranen zeulden met betonnen rioolbuizen, vrachtwagens reden heen en weer, in het Brandnetelbos huilden de boomzagen, op de Koningsberg lag een piramidale hoop bakstenen, het domein van de Meidoornhoeve was reeds omheind met betonnen palen en prikkeldraad... Toen hij in de gele wilg bij de Kollenput deze katastrofe zat te verwerken, kwam de nachtegaal

[pagina 149]
[p. 149]

hem vertellen dat hij met zijn familie vertrok; de wielewaal en de braamsluiper, die door de mensen het molenaartje genoemd werd, en zelfs de spotvogel waren reeds weg; de boerenzwaluwen, die bij de afbraak van de Dubbelhoeve hun kroost verloren hadden, strooiden trouwens overal rond dat het nergens ter wereld slechter was dan in de Kempen: vergeleken bij de Kempenaars, waren de Bosjesmannen zéér gecivilizeerd...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken