Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een merel met lange oren (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een merel met lange oren
Afbeelding van Een merel met lange orenToon afbeelding van titelpagina van Een merel met lange oren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (49.23 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carlo Pannemans



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een merel met lange oren

(1991)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

14

Toen, verscholen onder de hazelaars, de eerste sneeuwklokjes bloeiden, maakte ik voor het eerst kennis met een lichamelijk ongemak. Ik leed aan jeuksel, onverdraaglijk, en de ganse dag zat ik dan ook in mijn vacht te bijten of met mijn achterpoten langs mijn lenden te krabben. ‘Die hond heeft vlooien of luizen,’ zei de vrouw. ‘Binnenkort zitten we er allemaal mee vol. Er moet iets gebeuren!’

‘De Nigra heeft wratten!’ riep de jongen wat later onthutst.

Eindelijk werd de schrijver wakker uit zijn voorjaarsletargie, kwam hij me visiteren, en dit terwijl de vrouw naar de apoteker was voor een ontsmettingsmiddel en de

[pagina 49]
[p. 49]

gehate wastobbe op het gasfornuis stond te brobbelen. Hij nam een wrat tussen duim en wijsvinger, draaide ermee, rukte eraan... en hield ze ontsteld in de hand. Het was een vies witgrijs bolletje met enkele onooglijke schaartjes en zuignapjes eraan. ‘Teken,’ zei de schrijver walgend, ‘dat zijn bloedzuigers!’ Samen met de jongen plukte hij van mijn lijf een half dozijn van die akelige parasieten. Vervolgens ging hij ze buiten één voor één tot moes trappen. En eens te meer was ik hem geweldig dankbaar, zwoer ik bij mezelf dat ik hem alle mogelijke wederdiensten zou bewijzen.

Toen de hazelaars, de zwarte elzen en de grauwe elzen bloeiden, en toen alle gewassen - behoudens een zeldzaam plantje klein en rondbladig wintergroen - grijsbruin verwelkt waren, zag ik voor het eerst in mijn leven de witte regen die de mensen sneeuw noemen. Onverstoorbaar vielen de vlokken, en in de veranda werd het licht onnatuurlijk en adembenemend hel. Waar ik gedacht had dat ik nu wel aan mijn winterslaap zou kunnen beginnen omdat de wandelingen zouden opgeschort worden, bleek het aldra dat ik me vergiste. Mensen zijn nu eenmaal onberekenbaar. Opgetogen als een kind ploeterde de schrijver met zijn grote groene laarzen door de kille kleverige brij. Dat ik spoedig ijzig nat was (ik schoot met mijn scherpe kletsnatte poten tot aan mijn borst, buik en kont in het goedje dat hem wellicht toch zulke poëtische aanblik bood!), drong niet eens tot hem door; integendeel: hij amuseerde zich blijkbaar kostelijk toen hij me zo onbeholpen zag rondhossen en in de verraderlijke valputten der sloten zag verzinken. Op zulke ogenblikken had ik hem wel kunnen verscheuren! Wanneer we door een weide waadden en baggerden, gebeurde er eensklaps iets aangrijpends... De witte stilte van de namiddag over het achterdijkse land begon te wemelen van allerhande

[pagina 50]
[p. 50]

welhaast bovenaardse geluiden en schaduwen: een ontzaglijk aantal spreeuwen en tjaklijsters vulde de lucht. Verbluft keken wij om ons heen. En toen, zo snel dat we helemaal niet konden reageren, kwam een schreeuwend en krijsend kluwen pluimen tot voor de voeten van de schrijver getold en gefladderd. Ik wilde toespringen, omdat ik dacht dat hij bedreigd werd, maar de dikke plakkerige sneeuw van die kwakkelwinter maakte mijn sprong tot een hulpeloze uitschieter. Voordat ik ter plaatse was, ontbond het kluwen zich en wiekte majestueus de buizerd weer op... De schrijver bukte zich en raapte uit de kleffe massa de spartelende witbruine kramsvogel op. Bloedstippeltjes boorden gaatjes in de sneeuw. Het was afschuwelijk: de buizerd had de ogen van de tjakker uitgepikt... Met de zieltogende vogel in de hand begon de schrijver te vloeken, te ketteren tegen de wegzwevende moordenaar. En plotseling had ik het gedaan, was alles mijn schuld, was ik een jannige niemendal, een verwende nietsnut. Het was om te gillen, om de bossen op te zoeken en terug van voren af aan te beginnen, ver van de mensen met hun krankzinnige grillen en hun eeuwige afwenteling van verantwoordelijkheden...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken