Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een merel met lange oren (1991)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een merel met lange oren
Afbeelding van Een merel met lange orenToon afbeelding van titelpagina van Een merel met lange oren

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.08 MB)

Scans (49.23 MB)

ebook (3.30 MB)

XML (0.21 MB)

tekstbestand






Illustrator

Carlo Pannemans



Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een merel met lange oren

(1991)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 67]
[p. 67]

18

Toen de tuinen schuimden van appel-, pruime- en kersebloesems en de meikevers grote gaten vraten in de bladeren van de haagbeuken en de eiken, nam de schrijver me op een avond mee naar een oude afspanning in Del. Er brandde slechts één lamp in de verlaten gelagzaal, en de schrijver klopte met de ringvinger op de tapkast. Het rook er naar oude sigaren en verschaald bier. Eindelijk ging de deur achter de tapkast open. Een meisje met een blauwe strik in de witte haren wilde het vertrek betreden. Toen ze ons echter bemerkte, bleef ze als aan de grond genageld staan, bracht de hand voor de mond en slaakte een kreetje van schrik of verrassing. Op hetzelfde ogenblik vloog een reusachtige Duitse herdershond in een flits over haar heen... Razendsnel beet hij zich vast in de afwerende rechterarm van de terugdeinzende schrijver. Dat mocht niet gebeuren! Ik reageerde als de bliksem en stortte me met wild knappende tanden op de billen van de doldrieste loebas. Het volgende moment gooide hij zich op mij, rolden wij grauwend en knauwend tussen de stoelen. Toen ik in doodsangst begon te janken, brulde een schelle stem: ‘Af, Carlo! Af, janverdorie!’ De loebas gehoorzaamde als een robot... Verbijsterd zag ik hoe hij met de staart tussen de benen op zijn baas, een ietwat oudere man met een Spaans uiterlijk, toeliep. ‘Verontschuldig ons, meneer,’ stamelde de vent terwijl hij bezorgd naar de verhakkelde mouw van de schrijver keek, ‘'t Is niets, 't is niets’ stotterde de schrijver, die eruitzag als uit de melk gedropen. Hij stroopte met bevende hand zijn mouw op en monsterde met gefronste wenkbrauwen de twee blauwzwarte putjes aan de bovenkant van zijn arm en de twee parallelle schrammen aan de onderkant.

[pagina 68]
[p. 68]

‘We zijn ertegen verzekerd,’ zei de baas. ‘Ik zal dadelijk naar de verzekeringsagent telefoneren.’ Hij wilde zich omdraaien, maar de schrijver weerhield hem: ‘Het is maar een afgedragen jasje,’ verduidelijkte hij, ‘en in mijn jeugd heb ik ooit ergere hondebeten gekregen.’ Hij stroopte warempel een broekspijp op en toonde akelige littekens op zijn bil en zijn kuit. ‘Geef me maar een goeie trappist, en drink er zelf ook een.’

‘Voor mijn rekening dan,’ gaf de baas toe. Hij schonk twee prachtige trappisten in, boordevol, met wit vlokkig schuim. Toen nam hij het glazen schoteltje dat onder een van de tapkranen stond en goot er de droesem van de flesjes in. ‘Dat is voor je hond,’ zei hij terwijl hij het kommetje onder mijn neus duwde. ‘Dat is gezond.’ En toen begon hij in het lang en het breed uit te weiden over zijn twee biervarkens, beesten die nooit op hun poten stonden omdat zij altijd stomdronken waren, en wier vlees de mensen van heinde en verre eens te meer onweerstaanbaar naar zijn afspanning zou lokken. Waar ik bij mijn eerste trappistje maar vieze snuiten trok, was dat bij het tweede helemaal niet meer het geval: ik had de smaak te pakken! Ik mocht op de kruk naast de schrijver komen zitten luisteren naar de heldendaden van de Duitse herdershond Carlo... Carlo von Lilienkron. De baas diepte uit een lade van het buffet een foliovel op met een imposante stamboom erop getikt. Allemaal lange kleurrijke namen met adellijke attributen erbij, en een bombastische verifikatie van officiële zijde. Carlo was de kampioen van de kategorie A van de plaatselijke kynologenklub, twintig bekers had hij reeds gewonnen, en dit jaar had hij zelfs het vereiste aantal punten behaald om mee te dingen naar de titel van Belgisch kampioen. Bij zoveel befaamdheid en roem in spe schrompelde ik vanzelfsprekend ineen tot een pietluttige kadodder, een speelgoed-

[pagina 69]
[p. 69]

beestje. Bij de vierde trappist beloofde de schrijver met kadul slaande tong dat hij 's anderendaags naar de training zou komen kijken, en bij de zesde hoorde ik hem in de verte - ik had zelf een flink stuk in mijn kraag - bluffen dat hij mij eens zou meebrengen... Hoe wij daarna thuisgeraakten, zal wel eeuwig een raadsel blijven. Een mens waggelt tenslotte slechts op twee benen, een hond moet er vier in de juiste volgorde verplaatsen. 's Anderendaags in de vooravond waren wij op de afspraak... Ongelovig, in opperste verbazing en soms werkelijk walgend moest ik toezien hoe robuuste, roodgeel vlammende Mechelse én zwartgeel fonkelende Duitse herdershonden zich tot de slafelijkste praktijken leenden: bij het eerste bevel een door de baas bepoteld stukje hout gaan zoeken, over een borstelig molentje en over een put springen, heen en weer over een schutsel klauteren, een met een alarmpistool en enkele klepperende latten gewapende aanvalsman in een dik gewatteerd juten apepak aanvallen, een idiote stoel bewaken in een cirkel, de baas beschermen tegen handtastelijkheden...

Het toeval wilde dat Carlo von Lilienkron in een echte off-day was: tot grote leute van de schrijver ging hij zelfs op de vlucht voor een dreigend gebaar van de apache. De herbergier werd wit van verontwaardiging en gaf de bangerd enkele striemende slagen met een karwats. Ik werd zo misselijk van de kruiperigheid van de kampioen dat ik besloot hem eens een voorbeeld te geven. Voordat iemand het kon beletten stoof ik onder de omheining door op de lawaaierige aanvalsman toe. Ik had al gemerkt dat zijn uitgerafelde gepofte broekspijpen te kort waren, dus beet ik hem nijdig in de enkels. Met zijn latten begon hij me vloekend op de rug te troeven, maar ik loste niet vooraleer hij dwaze bokkesprongen begon uit te voeren. Met uit de muil hangende tong en schokkende ademteug-

[pagina 70]
[p. 70]

jes zaten de tornooihelden me aan te gapen. De schrijver klapte entoesiast in de handen, maar moest toen maken dat hij wegkwam omdat de schuimbekkende aanvalsman zijn apepak begon los te riemen...


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken