Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

11.

Eind juni al begon voor mij de komkommertijd. Nu het buiten zo heerlijk naar linde- en ligusterbloesems rook, staakten de verenigingen hun aktiviteiten. De recepties moesten de plaats ruimen voor dure barbecues, en daarbij had niemand behoefte aan pottekijkers, en zeker niet aan penneridders. Iedereen poogde in zijn moestuin de hoogste zonnebloem, de zwaarste pompoen of de dikste wortel te kweken, en de kalveren met twee koppen of vijf

[pagina 44]
[p. 44]

poten zouden pas aan het einde van de zomer geboren worden. Zelfs voor mijn ‘Figuur van de Week’ was ik nu eerder aangewezen op uilskuikens dan op uilenspiegels. Een gekke figuur was anders toch nog wel Manu Hellemans, een geschifte wereldreiziger. Enkele jaren geleden was hij naar Alaska geweest, en het voorbije jaar naar Nepal. Dat zou allemaal niet zo erg geweest zijn, mocht hij het daarbij gelaten hebben. Doch enkele paljassen hadden hem ingefluisterd dat de wereld recht had op een relaas van zijn belevenissen. Jezus-Maria-Jozef! In onvervalste Freiherr-von-Münchhausenstijl vertelde de man over zijn gevechten met beren en yeti's. Dat hij het uitzicht van een kobold of een trol had, maakte zijn avonturen des te onwaarschijnlijker. Met een lach alsof ik juist van die fameuze bittere plant uit Sardinië geproefd had, vroeg ik hem of hij zijn herculeskracht niet in dienst wilde stellen van het sidderende Kranendonk. Minachtend snuivend wimpelde hij mijn suggestie af: een mierennest als Kranendonk verdiende niet beter dan dat de spechten en de fazanten erop afkwamen... Wie de wereld gezien had, kon geen greintje liefde meer opbrengen voor de achterlijke Kempen... Bepaald een kwidam was Koen Linkens, een vent die van zichzelf beweerde dat hij de reïnkarnatie van Albrecht Dürer was. Al wie in de Kempen ooit een penseel had vastgehouden, was een zondagsschilder; en in Kranendonk zelf had niemand er zelfs maar het flauwste benul van wat kunst wel zou kunnen zijn. Hij wandelde met mij tot op het dorpsplein, en wees mij de plaats aan waar later zijn standbeeld zou worden geplaatst. Toen ik hem polste naar zijn mening over ‘De Weerwolf 2000’, begon hij in de handen te klappen... Daar tenminste verschenen de jongeren op de barrikaden, daar poogden ze de goegemeente wakker te schudden, daar waren ze ermee begonnen de dikhuidige, plompe, lompe en goedzakkige Kempenaars een geweten te schoppen... Hij was de eerste die uit mijn galerij gebonjourd werd... door Arnout Koleman. Ik kreeg de kopij geretourneerd met de vermelding dat ‘De Brabander’ de gulden middenweg bewandelde, en dat ik de psychopaten met rust moest laten.

En toen werd dan die razzia gehouden. Het gebeurde op een zondag in de vooravond. Heel Kranendonk was te hoop gelopen in een reusachtige tent op het dorpsplein voor een handelsbeurs. In de uithoeken van de geïmprovizeerde cafetaria zaten groepjes jongeren met kratten bier onder de tafeltjes. Niemand kende die jonge fuifnummers, en ze konden dan ook ongemoeid brassen en slempen. Het was ongeveer zeven uur toen twee combi's, gevuld met rijkswachters, traag rond het dorpsplein begonnen te

[pagina 45]
[p. 45]

rijden. Er werd geroepen dat ze een razzia gehouden hadden in ‘De Weerwolf 2000’... Ik hing aan de tapkast en vroeg mij zorgelijk af wat die combi's op het dorpsplein kwamen doen. Was het een vorm van geruststelling? Van machtsvertoon? Van uitdaging? Onwillekeurig bracht ik mijn camera in gereedheid. Precies op dat ogenblik stopten de combi's voor de ingang van de cafetaria. Ik hoorde hoe de groepjes in de uithoeken rumoeriger werden. Had iemand de rijkswachters een stille wenk gegeven? De deuren van de combi's gingen open. Acht rijkswachters sprongen eruit. Vrouwen en kinderen verlieten de cafetaria. Er viel een doodse stilte. Ik nam een eerste foto. De rijkswachters hadden het duidelijk op de nonchalante jongeren gemunt, ze vormden een soort van kordon. Toen dat kordon de tent betrad, werd de stilte bijna tastbaar... En plotseling brak dan de storm los. Vanuit de hoeken werden als op kommando bierflesjes naar de ordehandhavers gekegeld. De meeste projektielen misten hun doel en kwamen in de mensenmassa op straat terecht. Er werd gegild, gejoeld... Twee aan twee en met getrokken gummistok vlogen de rijkswachters op de groepjes rustverstoorders af. Er volgden verbeten schermutselingen... Stoelen en tafels werden omvergeworpen; metaal zinderde, hout kraakte, glas knetste... Er werd gevloekt, gebruld, gehijgd... Automatisch nam ik een tweede foto. Er werd gemept, geworsteld, geschopt. Kledingsstukken scheurden. Er weerklonk een schot. De massa buiten stoof uiteen. De revolver vloog kletterend onder een stoel. En eensklaps kwam er versterking... voor de al dan niet vermeende delinkwenten. Zeker twintig jonge kerels kwamen aansnellen en wierpen zich eveneens op de rijkswachters. Ik nam een derde foto... Nu was het pleit vlug beslecht. Woest werd er op de bewusteloze of kreunende gendarmes ingetrapt. De kepies, de knuppels en de revolvers werden als trofeeën in de lucht gestoken. De woestelingen uitten delirante kreten. Toen ik mijn vierde foto nam, werd de camera mij uit de handen gerukt door een kerel met geel haar en zilveren hoefijzertjes aan de lellen van zijn oren. Een ogenblik vreesde ik het ergste: de vent dreigde ermee op mijn hoofd te kloppen, doch hij dompelde het apparaat in de spoelbak, waarna hij het op het buffet aan gruizelementen sloeg... Vervolgens spitste de aandacht van het gespuis zich toe op de combi's. Met z'n allen liepen ze erheen. De banden werden stuk gestoken. En onder uitbundig gejuich werden de dienstwagens omgekieperd. De ravage was kompleet. Vanop een veilige afstand keek iedereen verslagen toe. Bangelijk zocht ik bijeen wat er overbleef van mijn fototoestel... En toen hield ik

[pagina 46]
[p. 46]

de adem in. Vlak bij de triomferende schoelies stopte een vuile zware Mercedes. Het portier zwaaide open, en daar stond... de Jonker, met een tweeloop in de handen. ‘Uitschot!’ brulde hij. ‘Ratés! Maakt dat je wegkomt!’ De verblufte vandalen weken traag achteruit. De kerel met het gele haar en de oorbellen echter was blijkbaar door het dolle heen: hij kromp ineen als voor een soort van tijgersprong én ging een stap vóóruit...Nog voordat het schot weerklonk, vonkte en scheurde het asfalt voor zijn voeten. ‘Die man is zot!’ brieste hij. Hij draaide zich om en spurtte weg alsof de duivel hem op de hielen zat. Op dat teken stoven de kornuiten uit elkaar. In een oogwenk waren ze tussen het volk en de huizen verdwenen. Een voor een kwamen nu ook de rijkswachters overeind. Wellicht de dapperste onder hen riep naar de Jonker: ‘Heb jij een wapenvergunning?’

De Jonker haalde de schouders op, gooide zijn geweer op de achterbank van zijn wagen en kroop achter het stuur. De mensen maakten eerbiedig plaats voor de Mercedes.

Een andere rijkswachter, waarschijnlijk de snuggerste, riep luidkeels: ‘Wie wil zich melden als getuige? Wie herkende iemand onder die weerspannelingen?’ Niemand antwoordde. Niemand trad naar voren. Integendeel... Drie minuten later was het dorpsplein leger dan ooit.

Als een dikke sul, met mijn verbrijzelde camera in de handen, bleef ik staan. ‘Jij hebt foto's genomen!’ zei de snuggerste rijkswachter eensklaps. ‘We nemen dat toestel in beslag... Morgen mag je het in Goorbergen komen ophalen. O.K.?’ Hij rukte de spullen uit mijn handen.

‘Je mag de boel houden,’ zei ik vol misprijzen. Traag liep ik naar huis. Wat was er aan de gang met de wereld? Wat bleef er over van de stille Kempen? Waarop kon het eens zo trotse Kranendonk nog prat gaan? De inwoners waren verworden tot een meute gladjanussen en slapjanussen. Het enige verzet tegen de tirannie van het schorem was gekomen van de primitief Gino Hanselaer, van de Amerikaan Davy de Ram en van de zogezegd gedegenereerde blauwbloedige Gavril Berthout de Craenendonck. Het waren tekens aan de wand. En wat mijzelf betrof... Ik verachtte mezelf. Ik was geen vechtersbaas, akkoord, maar mijn pen kon een giftig wapen zijn. Waarom had ik mij laten intimideren, overrompelen, sussen, ompraten, afschepen? Bezat ik dan ook helemaal geen weerbaarheid, geen reaktievermogen, geen verdedigingsreflexen en -mekanismen meer? Nu kwam er dan nog bij dat ik geen camera meer had. De verdiensten van vijf maanden

[pagina 47]
[p. 47]

zwoegen waren me zo maar uit de handen geslagen door dat rapalje, dat uitvaagsel. Met lood in de vingers begon ik mijn artikel te typen. Als Arnout Koleman dit ooggetuigenverslag durfde te weigeren, dan zou ik in Turnhout beslist met de vuist op tafel gaan slaan...

Arnout Koleman weigerde mijn tekst niet, neen. Twee dagen later publiceerde ‘De Brabander’ ongeveer... de helft van mijn bevindingen, onder de titel ‘Razzia in Kranendonk’. Al wat ik over de aanleiding, over ‘De Weerwolf 2000’ dus, geschreven had, was netjes geschrapt. Een buitenstaander moest nu wel de indruk krijgen dat enkele malkontente jongeren uit Kranendonk de boel eventjes op stelten gezet hadden in hun gemeente. Woorden als samenraapsel en tuig waren vervangen door omschrijvingen als angry young men en botsende jeugd. Op een bepaalde plaats werd zelfs gesuggereerd dat de rijkswachters aan overacting gedaan hadden en dat ze de rellen in zekere mate hadden uitgelokt... Razend telefoneerde ik naar Arnout Koleman. Of hij gek geworden was?

‘Neen,’ antwoordde hij lakoniek.

‘Waarom heb je dan die passus over “De Weerwolf 2000” weggelaten?’ wilde ik weten.

Ik hoorde hem aarzelen. ‘Omdat één van onze grootste sponsors - en dan heb ik het over publiciteit die geschraagd wordt door een miljoenenbudget - “Cardinaels' Electronics” is,’ zei hij ten slotte.

En toen begreep ik inderdaad dat hij niet gek geworden was, maar dat hij gewoon een smeerlap was zoals de meesten van zijn kollega's.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken