Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 59]
[p. 59]

15.

's Anderendaags kende Kranendonk een ware invasie van politie. Wie dacht dat dit optreden een gevolg was van de rellen van de dag voordien en van het smeulende ongenoegen omtrent ‘De Weerwolf 2000’, kwam bedrogen uit. De kommissaris in hoogst eigen persoon vertelde mij dat Udo Ramoudt in het dorp zou opgemerkt zijn. De prokureur des Konings had een anonieme tip gekregen van iemand uit het dorp. En als dat geen fake of canard was, zou de moordenaar wel eens spoedig opgespoord kunnen worden. In de vooravond ging ik aanbellen bij Ira Bergeman. Alhoewel ik de ogen van menige kermisganger in mijn rug voelde branden, dreven de onrust en begeerte mij ertoe de dorpsgeest te tarten. Ira had blijkbaar iemand anders verwacht, want ze schrok zichtbaar toen ik voor haar stond. Allesbehalve entoesiast liet ze me binnen. De tafel stond gedekt voor twee personen. ‘Komt Wijnand Vanneste op bezoek?’ vroeg ik mistroostig. ‘Ja,’ antwoordde ze ongemakkelijk.

‘Ga je hem vertellen dat je verleden donderdag met mij naar bed ging?’

‘Neen. Dat zijn mijn zaken.’

‘Ik had mij voorgesteld dat wij... zo... min of meer met elkaar verloofd waren.’

‘Kom nou!’ zei ze. ‘We kennen elkaar amper.’

‘Het was toch mooi... die nacht.’

‘Zeker! Maar we waren eenzaam, en een beetje dronken, en ik was ontgoocheld omdat Wijnand niet gekomen was.’

‘Ik ben iemand anders,’ zei ik traag. Het leek wel of ik een worgpeer gegeten had.

‘We hebben elkaar niets beloofd, Laurens.’

Ik schuddekopte. ‘Jij zou toch stilaan moeten gaan beseffen hoe weinig woorden betekenen.’

‘Trek het je niet aan!’ zei ze met aandrang.

Ik voelde haar medelijden, en ik sloeg ervoor op de vlucht. Buiten liep ik op de Hollander. Hij droeg een zomerhoedje en een zonnebril. Op zijn valiesje zat een sticker met een blauwe smurf erop. ‘Dag!’ zei ik, doch hij antwoordde niet. ‘Klootjavaan!’ foeterde ik hem na. Omdat alles en iedereen me konden gestolen worden, liep ik binnen ‘Bij Roos’, het bolwerk van de Socialisten. Had ik het maar niet gedaan! Er was een zuippartij zonder weerga aan de gang. De Socialisten immers hadden er een partijvergadering gehouden, mét poll: daarop was beslist de kandidatenlijst ongewijzigd te laten. Het sukses van de vorige ver-

[pagina 60]
[p. 60]

kiezingen (drie verkozenen én een koalitie met de Katolieken, in ruil voor twee schepenzetels en het voorzitterschap van het Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn) zou - in het slechtste geval - bestendigd worden. De mop van de dag was het bericht dat Wimjan Bonnarens vier van zijn akolieten ertoe verplicht had in het vooruitzicht van de verkiezingen te gaan voetballen bij caféploegen, alhoewel ieder van die mannen twee linkervoeten had. Toen ik van mijn tweede duvel wilde nippen plofte eensklaps een zware bereklauw op mijn schouder... Met beschuimd gelaat keek ik om naar de dader. Ik zag de judasbaard, de vlezige lippen, de blauwe ogen... van Boudewijn Kiebooms. ‘Het eerste punt van ons programma is de sluiting van “De Weerwolf 2000”!’ zei hij gemoedelijk. ‘De ouwe Cravillon vertelde me dat ook jij daar zulk belang aan hecht!’

‘Dan word jij mijn eerste politieke “Figuur van de Week”!’ hapte ik toe.

‘Wij lezen “De Brabander” niet!’ zei Roos, een mastodont van een vrouwmens, vanachter de tapkast.

‘Ik wèl,’ zei Boudewijn. ‘Ik wèl! “De Brabander” is de enige gazet waarin met kennis van zaken over de duivensport geschreven wordt. En de duivensport is dè sport van de kleine man.’ ‘Dat zal wel,’ gaf ik toe.

‘Ik heb nog bij jouw vader in de klas gezeten,’ zei Boudewijn. ‘De Das was een goeie vent. Hij liet me wel een leerjaar overdoen, maar dat is mijn geluk geworden: toen heb ik leren spreken.’ Weer viel er een bereklauw op mijn schouder en weer klotste het bier over mijn lijf.

Enfin, voordat een uur verstreken was, had ik mijn tweede voorlopige partijkaart gekocht. Gelukkig was mijn moeder niet thuis, zodat ik mijn jas kon te drogen hangen en mijn broek met eau de lavande kon besprenkelen. Ik haalde de matrode map van mijn vader te voorschijn en begon te zoeken in zijn aantekeningen. Al spoedig vond ik wat ik zocht: ‘Een partij met diepe wortels in Kranendonk was die van de Socialisten of Roden. Lang voordat in de andere Kempense dorpen ook maar één arbeider zijn ontevredenheid aan het klokzeel durfde te hangen, waren de “heikanters” van Kranendonk gevreesde anarchisten, saboteurs, volksopruiers en godloochenaars. Die lef hadden zij gehaald in de Waalse en Limburgse steenkoolmijnen, in de Antwerpse haven én in de oorden waar seizoenarbeid verricht werd. In hun opgang echter waren de Roden bruusk geremd door de diamantnijverheid. Er was een tijd geweest dat bijna iedere inwoner van Kranendonk diamantbewerker was. Doch de diamantbewerkers ver-

[pagina 61]
[p. 61]

dienden een stukloon, werden dus betaald naarmate ze wilden én konden werken. En hoe kun je nu staken als iedereen zijn eigen baas is? Je kunt toch niet ten strijde trekken tegen je eigen luiaardij of onkunde? Bovendien is welstand de grootste vijand van de edele strijd voor sociale rechtvaardigheid... en de diamantbewerkers hadden decenniënlang in weelde gebaad. Kwam daar nog bij dat eventuele uitingen van onwil of malkontentisme bijna zeker de aandacht zouden getrokken hebben op het welig tierende sluikwerk en de door de overheid oogluikend gedulde zwarte markt. Ja, de geschiedenis had de Roden in Kranendonk parten gespeeld, had hen bang gemaakt voor doofpotten en slapende honden. In Muisdonk hadden de Roden nooit één voet aan de grond gehad. Daar was het nog altijd doodzonde met hen te sympatizeren.

Na de teleurgang van de diamantnijverheid - de weinige overgebleven kunstambachtslieden waren zowat in de diaspora gedreven en verdienden nu een uur-, dag,- week- of maandloon in grote, moderne diamantslijperijen te Antwerpen, Berlaar, Wechelderzande... óf leerden de Indiërs, Tunesiërs, Peruanen... slijpen - waren de Roden in Kranendonk weer aan kracht en macht gaan winnen, vooral door de werking van enkele eminente leden van het Rode Vakverbond en de Rode Mutualiteit.

Alhoewel de partij in gesloten gelederen naar buiten trad, had ze de laatste tijd toch nogal te lijden onder innerlijke twisten. Er waren twee machtsblokken: dat van Boudewijn Kiebooms, de zevende zoon van een metselaar, en dat van Lionel Vanrutten, een sociaal assistent (Lionel werd altijd woest als men hem een maatschappelijk werker noemde). Voor Boudewijn Kiebooms en zijn volgelingen waren de grote leuzen nog immer: “Weg met de dikke nekken!” en “Weg met de slimmeriken!”. Boudewijn was trouwens voorzitter van de lokale duivensportbond. Ondanks het feit dat hij zo om het jaar in elke herberg van Kranendonk de inboedel eens kort en klein sloeg, bleef hij op sommige plaatsen een graag geziene want jolige gast. Vooralsnog was echter zijn weg naar de gemeenteraad versperd geworden door zijn tante Véronique, die bij de Blauwen hoog in aanzien stond. In een gemeenteraad mogen helaas geen twee familieleden zetelen als ze nauwer dan tot in de vierde graad aan elkaar verwant zijn.

Lionel Vanrutten, een eerder bleke en kale figuur, was wel de antipode van Boudewijn Kiebooms. Hij pleitte geregeld voor more brains, en volgde met argusogen wat er gebeurde met de gelden van de gemeenschap. Zijn protégée was een piepjonge verpleegster, van wier glamour hij in deze tijd van covergirls en -boys enorm veel verwachtte.

[pagina 62]
[p. 62]

Tussen deze twee antagonisten bewoog zich de flegmatieke snelschoenlapper Henk Torremans, een man die het socialisme beleed als een godsdienst en die zich voor zijn idealen zelfs wilde laten kruisigen. Ook hij had zijn aanhang, doch die bestond voornamelijk uit Rode vakbondsafgevaardigden in de fabrieken van de regio. Henk Torremans moest de laatste jaren trouwens niets anders doen dan pogen de kerk in het midden te houden, en daar slaagde hij die zondagvoormiddag in het partijlokaal “Bij Roos” wonderwel in.

Omdat hij toch wel vermoedde dat er weinig of geen kopstemmen zouden uitgebracht worden én omdat hij de verkiezingsuitslag van tante Véronique toch nog hoger inschatte, was Lionel Vanrutten het er zonder meer mee eens dat Boudewijn Kiebooms zichzelf tot lijsttrekker proklameerde. Hij was zelfs zo grootmoedig dat hij teoreticus Torremans de tweede plaats gunde... Eén ding eiste hij: Eliane Goukens, de verpleegster, moest op de vierde plaats komen.

Nog voor het middag was - Boudewijn Kiebooms had nog maar vijf glazen bier gedronken - was alles in kannen en kruiken. De Roden trokken naar de verkiezingen met een modellijst, met de fine fleur van de plaatselijke arbeidersbeweging. De eerste die in de lach schoot, was Ludo Noppen, een jonge onderwijzer. Boudewijn Kiebooms diende hem een upper cut toe. En bij zulke doorslaggevende argumenten verging het lachen iedereen.’

 

Raar te moede herlas ik de laatste regels. Het kon bijna niet anders of mijn vader had zes jaar geleden hetzelfde beleefd als ik nu een uur voordien. Mijn vader, de Das, grimmig en grimlachend. Wat zou hij gegrijnsd hebben, indien hij nog geleefd had... Kranendonk had nog steeds geen kultureel centrum, geen sportcentrum én geen rekreatiecentrum. En het eerste punt op het verkiezingsprogramma van de Roden was nu... de sluiting van een café. Kranendonk smeekte de hemel om een redder in nood, en Boudewijn Kiebooms wilde zich voor de gelegenheid graag de vleugels van een engel laten aanbinden en een vlammend zwaard in de handen laten duwen... Uit al deze gegevens distilleerde ik een braaf portret van deze denkbeeldige engel ten oosten van Eden. De telefonische reaktie van Arnout Koleman sloeg mij met verstomming... Ik mocht die politieke strebers en arrivisten gerust eens goed door de pekel halen. Of dacht ik misschien dat zij ontzag hadden voor iets of iemand? Als ik het wilde, zou hij mij eens een bloemlezing van oude verkiezingspamfletten toesturen... ‘Weet je dat hun belangrijkste ver-

[pagina 63]
[p. 63]

kiezingsleuze “We sluiten “De Weerwolf 2000”!” is?’ vroeg ik zoetjes.

‘Als de Roden mochten denken dat ze er één stem mee konden winnen, kwamen ze op voor de kastratie van de pastoors!’ zei de hoofdredakteur grof.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken