Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Op een wit paard naar Geel (1989)

Informatie terzijde

Titelpagina van Op een wit paard naar Geel
Afbeelding van Op een wit paard naar GeelToon afbeelding van titelpagina van Op een wit paard naar Geel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.92 MB)

Scans (7.88 MB)

ebook (3.05 MB)

XML (0.37 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Op een wit paard naar Geel

(1989)–Robin Hannelore–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

17.

Half augustus ontving ik een anonieme brief. Als ik er absoluut aan hield uitsluitend lieden te interviewen die best in een geel karretje met witte paardjes naar de Boerhavestraat gevoerd werden, dan moest ik toch eens langslopen bij Seppe Davidse in Muisdonk... Ik ging op de tip in en kwam terecht bij een man die in geen tien jaar zijn haren of zijn nagels had laten knippen... uit protest tegen een verkaveling te midden van een agrarisch gebied, die Wimjan Bonnarens en Antoon Hazen hadden laten ten uitvoer brengen. Toen ik thuiskwam, moest ik mijn trui deodorizeren. Ik voelde me de onmacht zelf. Ik scheurde mijn aantekeningen stuk en troostte me met de gedachte dat een journalist toch geen openbare aanklager was. De volgende maandag echter kón ik mijn foto's en nota's niet vernietigen... Die ochtend was de helft van het dorp te hoop gelopen bij de kettingwinkel van Reina Guldentops. Waarschijnlijk met een koevoet hadden vandalen 's nachts de deur geforceerd. De chaos in de winkel tartte elke beschrijving... Alle flessen drank waren leeggedronken of -gegoten, kazen en hammen waren aan stukken gesneden en vertoonden afdrukken van tanden, de toonbank was vol mosterd en mayonaise gesmeerd, konservenblikken waren met een scherp voorwerp stuk gestoken, kartons melk waren vertrappeld, dozen met detergenten waren uitgestrooid, op de vlees- en kaassnijmachine lagen gebruikte condooms en plastic injektienaalden, op de balans lagen menselijke uitwerpselen, met ketchup had iemand ‘boeren’ op de uitstalkast geschreven, de deuren van de ijskasten waren krom gewrongen... En in die smurrie zochten de rijkswachters naar sporen. Buiten blikte iedereen somber naar ‘De Weerwolf 2000’, die totaal verlaten en geblindeerd met zware luiken de onschuld zelf leek.

‘Er is hier op het kruispunt 's nachts altijd lawaai!’ jammerde Reina Guldentops. ‘En hoe vaak staan ze niet op de metalen

[pagina 69]
[p. 69]

rolluiken te bonzen? Ik durf al in geen maanden meer nog gaan kijken... En zeker niet nu onze Ingel aan zee zit. En de Franne sluit zijn frituur tegenwoordig ook om één uur... Maar ik blijf hier niet wonen! Voor geen geld van de wereld...Vandaag of morgen steken ze de boel onder ons nog in brand.’

‘En heb jij niets gehoord?’ vroeg ik aan Deirdre, die buiten bij een stapel lege groente- en fruitkratten stond te schreien. Ze droeg een doorzichtige peignoir en haar rode haren hingen in een scherm voor haar gezicht. Omdat ze niet antwoordde, legde ik een hand op haar rug. ‘Sta hier niet te janken... Wat moeten de mensen wel denken? Allee, ga binnen...’ Tot mijn verwondering kwam er geen hatelijke repliek ditmaal, integendeel: gedwee liep ze naar de openstaande garage. Daar hing de geur van koffie. Wijnvlekje was in de keuken druk doende... ‘Krijg ik ook een kopje?’ vroeg ik.

‘Neen!’ zei Wijnvlekje bitsig. ‘Een trooster der bedrukten kunnen we hier missen als de pest... Ga jij maar hoereren met die stadse juf van het nieuwe bankfiliaal!’

‘Wel God allemachtig!’ ketterde ik. ‘Heb ik niet het recht om te gaan met wie ik wil?’

‘Zeker!’ siste ze. ‘Maar dan moet je hier niet komen liflaffen! Je hebt nog geen woord geschreven tegen “De Weerwolf 2000”... Al jouw medeleven is gewoon leedvermaak.’

‘Als ik jou was zou ik over... hoereren maar zwijgen!’ zei ik verontwaardigd. Hulpeloos haalde ik de schouders op in de richting van Deirdre, waarna ik met grote schreden naar buiten liep. Wat haperde er aan mij toch, dat ik me door die twee geregeld liet behandelen als de kop van Jut? Ik voelde me diep gekrenkt. De rest van de dag bracht ik door in Kouwenberg en Lovenhoek, om daar naar nieuwtjes te hengelen.

Zoals geplant werd mijn volgende ‘Figuur van de Week’ Wimjan Bonnarens. De senator echter had geen tijd om me te woord te staan. ‘Je kunt toch genoeg over mij schrijven!’ zei hij aan de telefoon. ‘En je bent nu één van de onzen... Iedereen van onze lijst zal je graag helpen!’

Over de back-ground van de Liberalen had mijn vader zaliger zich bijzonder vrolijk gemaakt. ‘Een raar fenomeen in Groot-Kranendonk,’ schreef hij, ‘vormden de Liberalen of Blauwen. Historische wortels had de partij er niet, tenzij - misschien, want de wegen van blauw bloed zijn ondoorgrondelijk - in de jonkherenfamilie Berthout de Craenendonck en in de baronnenfamilie Harotin de Muisdonck, én in enkele families (van een eertijds gerenommeerde brouwer, van een rentenier en van een paar

[pagina 70]
[p. 70]

diamantairs van het eerste uur) die tot in de jaren vijftig nog geabonneerd waren op “La Libre Belgique”. In de jaren zestig echter was er in het uitermate vrome Muisdonk iets vreemds gebeurd, een soort van averechts mirakel... Hektor van de Maagdenburg, een befaamde Blauwe politicus uit Lier, was daar toen met vakantie om te herstellen van een zware depressie. Op die bewuste blauwe maandag zat Hektor op het terras van het hotelletje waar hij verbleef, een ontzettend moeilijk kruiswoordraadsel op te lossen, toen plotseling zijn aandacht getrokken werd door twee kajotters die in de zakken van hun korte broek met de moed der wanhoop aan het zoeken waren naar geld dat ze niet hadden of dat ze verloren waren... Het was snikheet en Hektor raadde dat de volgelingen van Jozef Cardijn dorst hadden. Hij wenkte hen, trakteerde hen op een limonade en begon hen uit te horen... Zo kwam hij aan de weet dat de mannen jarenlang misdienaar geweest waren én orgeltrapper, en dat ze kajotter waren omdat er in Muisdonk geen andere jeugdbeweging bestond. Toen hij de mannen een tweede limonade aangeboden had, schoot hem iets te binnen... Al geruime tijd huurde hij in Muisdonk een groot jachtgebied. Elk jaar in de herfst nodigde hij daar zijn politieke vrienden, donateurs en sponsors uit voor een grootse jachtpartij, gevolgd door een lucullusmaal en een bacchanaal. Telkens weer echter was er een nijpend tekort aan trakkers. Telkens weer... enfin... de laatste jaren toch... meer bepaald: sedert de ijsroomfabrikant Bastiaan Boerenwinkel, feitelijk een wielewalejager, twee trakkers met een gele trui in het ziekenhuis had geschoten. Voorzichtig polste Hektor naar de mogelijkheid of de kajotters van Muisdonk de volgende herfst als trakkers wilden fungeren... tegen een vorstelijke beloning vanzelfsprekend, een grote doos frisco's bij voorbeeld. Ze moesten er dan wel voor opletten dat niemand onder hen een gele trui of sjaal droeg, want het gezichtsvermogen van Bastiaan Boerenwinkel was er de laatste tijd niet op verbeterd... Wimjan Bonnanarens en Antoon Hazen, want zo heetten de kajotters in kwestie, hapten gretig toe. En zo kwam het dat de kajotters van Muisdonk de drijf- en klopjachten op het jachtterrein van Hektor van de Maagdenburg tot dé gebeurtenissen van het jaar voor de Blauwe jagers deden uitgroeien. Dat legde Hektor natuurlijk geen windeieren, en in zijn dankbaarheid bevorderde hij zijn twee protégés al spoedig tot wapendragers én vervolgens tot heuse jagers (aanvankelijk weliswaar met een oud geweer, rubberen laarzen en een versleten pluimhoedje). En van het een kwam het ander... Bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen

[pagina 71]
[p. 71]

gaf hij zijn poulains de raad met een Blauwe lijst ten strijde te trekken tegen de japneuzerij en kwezelarij in Muisdonk. Hij stond hen zelfs toe dat ze met hun versleten pluimhoedje rondgingen bij het jachtgezelschap. De resultaten waren verbluffend: Wimjan Bonnarens werd tot burgemeester verkozen en Antoon Hazen tot eerste schepen. En van een blitzcarrière gesproken: vijf jaar later bracht Wimjan het tot Blauwe parlementariër, terwijl Antoon van fazantenfokker opklom tot jachthondenfokker en uiteindelijk tot manegehouder. Meneer Hektor bracht hen trouwens ook in kontakt met Véronique Cardoen, die een eerder louche privé-klub uitbaatte, en die na een tijdje - op zijn en hun instigatie - een wapenwinkel opende. Ook Filibert Pintens, die het reisbureau “Droomreis” runde, werd op aanraden van meneer Hektor in hun rangen opgenomen.

In 1976, bij de fusie met Kranendonk, hadden de Blauwen het politieke spel zeer sluw gespeeld. Zij hadden aangestuurd op een verbroedering en verzustering met de machtigste partij van Kranendonk, namelijk “De Volksjongens”, een allegaartje van mensen die nauwelijks een krant lazen maar die er een erezaak van maakten de gemeentekas te verrijken. Doordat iedere inwoner van Muisdonk een voorkeurstem gaf aan elke Blauwe dorpsgenoot op de lijst van “De Volksjongens”, slaagde de machtsgreep wonderwel. En toen de legislatuur verstreken was, bevatte de gemeentekas een onoverzichtelijke stapel maanbrieven. In 1982 kregen de Blauwe Volksjongens vanzelfsprekend de ezelsstamp, doch daar waren ze niet rouwig om: wie zijn schuld niet vervult, krijgt een bult... En ze gunden het de Katolieken en de Roden dat ze als bultenaars Groot-Kranendonk bestuurden.’

 

Met de aantekeningen van mijn vader kon ik vanzelfsprekend weinig aanvangen, ze behoorden niet tot de desiderata van een krant. De situatie was intussentijd trouwens grondig gewijzigd... Door een streng en zuinig beleid waren de bultenaars erin geslaagd de schulden te delgen... én de gemeentekas weer gezond te maken. Dat was voldoende om de Blauwen warempel weer te doen likkebaarden. Ze beseften nochtans duidelijk dat het niet gemakkelijk zou zijn de goegemeente nogmaals een rad voor de ogen te draaien... Een jaar geleden reeds waren ze ermee begonnen weer de mombakkesen van ‘De Volksjongens’ te dragen. Ook het vroomheidsbetoon werd in ere hersteld: er kon bij voorbeeld geen rouwdienst plaatsvinden, of de Blauwen gaven acte de présence. Vanzelfsprekend moesten er in Kranendonk, dat nog altijd niet aan blauwblindheid leed, enkele nieuwe Volks-

[pagina 72]
[p. 72]

jongens gerekruteerd worden... De meest fantastische verhalen deden daarover de ronde. Zo heette het dat... het blauwboek van Wimjan Bonnarens als gids gebruikt werd... Wie had kunnen genieten van dienstbetoon? Welke soldaat had de senator dicht bij huis kunnen kazerneren? Wie had hij een handje kunnen toesteken bij het omzeilen van allerlei wetten? Wie had hij kunnen laten profiteren van een achterpoortje, of van een vriendendienst, of van een slordigheidje? Wie had hij aan een job geholpen? En bovenal: wie kon hij eventueel aan een betere job helpen? Van wie had hij nog geen beloning getoucheerd? Van wie kon hij nog wederdiensten eisen? De steekkaarten van vierentwintig mogelijke kandidaten werden in een computer gestopt, doch het apparaat sprong op tilt. Ten einde raad trokken de Liberalen met hun steekkaarten naar Clarinda Nolten, de uitbaatster van de bar ‘Doornhagen’. Clarinda, die in vlagen van zinsverbijstering soms helderziend werd, selekteerde dadelijk drie kandidaten: Michel Nevens, een loodgieter; Edwin Stabel, een boekhouder; en Norbert Franken, een melkboer... 's Anderendaags al trokken Antoon Hazen en Véronique Cardoen naar de drie gelukkigen. De gunstelingen echter bleken helemaal niet gelukkig te zijn met hun uitverkorenheid: de loodgieter was bang klanten te verliezen, de boekhouder beweerde het tegengestelde van een politiekeling te zijn, en de melkboer jammerde dat hij nu al vaak met verzuurde melk leurde... Bij het horen van al die uitvluchten schoot Wimjan Bonnarens in een Franse colère. Hij zou die varkentjes weleens wassen... En, inderdaad, voordat een week verstreken was, had hij een lijst met wel zesendertig Volksjongens en -meisjes, die hij allemaal had voorgespiegeld dat ze schepen van dit en van dat én nog wat konden worden. De definitieve lijst van ‘De Volksjongens’ werd opgesteld bij een kopieus koud buffet in ‘De Horlepijp’, een restaurant dat het voornamelijk moest hebben van zakendiners.

Toen de Blauwen met hun lijst op de proppen kwamen, schudde heel Groot-Kranendonk ongelovig het hoofd. Waren dat nu de Blauwen? Alle gezindheden waren op die lijst vertegenwoordigd. Zelfs een door en door kristelijke boer als Mandus de Belder kwam erop voor. En pomphouder Leonard Herregots dan? Die ging vroeger toch op stap met Jehova's Getuigen...

Van deze minder fraaie poespas kon ik in mijn geschreven portret van Wimjan Bonnarens natuurlijk geen gewag maken. Ik schilderde hem af als een soort van Kempense Napoleon, waarbij ik angstvallig zweeg over het witte paard. Voor Arnout Koleman had ik hem wellicht moeten ophemelen tot Keizer van China, want hij vond mijn bijdrage maar... moderato.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken