Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal (1990)

Informatie terzijde

Titelpagina van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal
Afbeelding van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taalToon afbeelding van titelpagina van Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

Scans (169.64 MB)

XML (14.98 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

non-fictie/naslagwerken (alg.)
woordenboek / lexicon
taalkunde/algemeen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Spreekwoordenboek der Nederlandsche taal

(1990)–P.J. Harrebomée–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige
[pagina 493]
[p. 493]

Naschrift.

Aan den Weledel Zeergeleerden Heer Dr. A. de Jager.

 

Amicissime!

Zoo is dan waarlijk het Spreekwoordenboek tot een goed einde mogen komen. Dat had ik nooit gedacht en ook niet verwacht; wellicht velen met mij niet. Gij echter maakt hierop eene uitzondering. Gij zijt het toch, die, steeds vol moed, voortdurend naar nieuwe middelen hebt uitgezien; opdat zou kunnen gebeuren, wat thans geschiedt. Gij zijt het dan ook, die van 25 Februari 1842 af (toen ik uw antwoord ontving, en uw oordeel vernam over mijne toenmalige verzameling van Nederlandsche Spreekwoorden) tot de uitgave er van hebt aangemoedigd. Wat is die verzameling sedert uitgedijd; tot welk eene hoogte is zij thans gestegen! Staat men niet te recht verbaasd over het getal van Spreekwoorden, dat onze taal heeft aan 't licht gebracht! Van den beginne af, bij voortduring en nog steeds heb ik veelzijdige en gewichtige ondersteuning in mijnen arbeid ondervonden. De breede lijst van mannen, die mij het gebouw hielpen optrekken, dat thans voltooid is, zou in staat zijn, mij hoogmoedig te maken, indien ik niet de nederige rol van verzamelaar vervulde. Maar aan U, mijn vriend! heeft mijn werk zijne kracht, zijnen gloed, zijne vastheid ontleend. Zonder U bestond er geen Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal. Het moge nu een meerder of minder nuttig boek zijn. Naar mijne beste krachten heb ik er aan gearbeid, en Gij hebt mij bij voortduring de hand geleend. Zeker is 't, dat het boek minder gebreken zou hebben, als Gij alleen het gemaakt hadt. Vooral wat de verklaring der Spreekwoorden betreft, moge mijn werk verre van volmaakt wezen. Waar ongebaande wegen zijn te effenen, worden niet altijd de geschiktste middelen aangewend. Zoowel in de keuze van het Spreekwoord, dat verklaard moest worden, als in de meerdere of mindere juistheid der verklaring zelve, moge mijn boek te wenschen overlaten. Als ik dus deze aan U gerichte letteren tot een open brief maak, dan kan ik daarmede niet bedoelen, de leemten, die in mijn boek zijn, de fouten, die het nog aankleven, gedeeltelijk op uwe schouderen te leggen, en er U mede aansprakelijk voor te maken. Gij kent mij; voor U behoef ik geene verontschuldiging. Maar elk moet dit weten, opdat wij beiden, door deze mijne handeling, in geen verkeerd daglicht geplaatst worden. Daarom herhaal ik 't ook hier, wat ik vroeger heb gezegd: ik alleen blijf aansprakelijk voor 't geheel, - wat er is verzameld en verklaard, en hoe al de verschillende

[pagina 494]
[p. 494]

deelen tot een geheel zijn gebracht, blijft voor mijne rekening. Heb ik alzoo het werk verricht, Gij zijt steeds mijn goede genius geweest. Gij hebt het bestek beoordeeld, en voor een goed deel de materialen aangebracht; en waar ik getracht heb, de stukken goed ineen te zetten, juist aan elkander te passen, en tot een bruikbaar geheel te maken, opdat het gebouw aan zijne bestemming zou voldoen, waart Gij in allen opzichte mijne vraagbaak. Zeg ik dan te veel, als ik hier openlijk de getuigenis afleg, dat het mij niet gelukt zou zijn, de schatten onzer taal in al hunnen rijkdom te aanschouwen te geven, indien Gij er mij den weg niet toe hadt aangewezen, de middelen er voor verschaft, - dat zonder U door mij geen Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal zou zijn geleverd?

Niemand, die U kent, zal het verwonderen, als Gij verklaart, dat ik U in deze verdiensten toeschrijf, die Gij niet hebt bewezen, - dat Gij het voor anderen niet weten wilt, hoe groot het deel is, dat Gij hebt aan het Spreekwoordenboek. Maar ik weet het, en acht mij verplicht, het te zeggen. Tot heden heb ik gesproken van mijn boek; thans moet ik het openlijk zeggen: het is evenzeer uw boek, het is ons boek, dat wij gelukkig ten einde mochten brengen. Dat heb ik reeds willen zeggen 13 October 1843, toen ik in de Algemeene Konst- en Letterbode, no. 42 van dat jaar, voor 't eerst openlijk bericht gaf, wat ik op 't gebied der Nederlandsche spreekwoorden-literatuur had gedaan, - dat heb ik willen uitdrukken 23 April 1849, toen ik het prospectus van 't boek schreef, - dat heb ik willen te kennen geven bij de inleiding van 't boek, - dat heb ik willen laten drukken op het ongepagineerde blad van de eerste aflevering van het boek, - dat heb ik te lezen willen geven in eene opdracht van het werk, - dat heb ik willen schrijven op den titel van het boek. Maar Gij hebt het niet gewild. Nu kan ik dat niet langer verzwijgen; thans moet ik het openlijk zeggen, opdat ook de nazaat weten moge: het Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal is ons boek, niet het mijne alleen. En daar Gij ook nog heden zeggen zoudt, dat ‘dit eene zaak onder ons is, waarmede het publiek niet te maken heeft,’ zal dit het eenige blad in het boek zijn, dat Gij niet vooraf onder de oogen hebt gehad.

Hebt Gij mij geluk gewenscht, mijn vriend! met mijne volbrachte taak, ik wensch U evenzeer geluk met de voltooiing van den nationalen schat, die ons volk voortdurend bij alle volken van beschaving in achting zal brengen, gelijk bepaaldelijk reeds in Duitschland plaats heeft, en dat, zooals Gij ergens openlijk hebt gezegd, ‘dan ook reeds de jaloerschheid van het buitenland heeft gewekt.’

Van heden af zullen onze namen met betrekking tot de voortbrengselen der spreekwoorden-literatuur van Nederland, zoowel buitenslands als bij ons, in éénen adem genoemd worden. Dat dit geschieden zou, was mijne bedoeling. Daartoe alleen schreef ik deze regelen. Duid het mij niet ten kwade, vriend! en vaarwel.

 

t.t.

 

P.J. HARREBOMÉE.

 

einde van het derde en laatste deel.


Vorige

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken