Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw bestaat niet (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw bestaat niet
Afbeelding van De vrouw bestaat nietToon afbeelding van titelpagina van De vrouw bestaat niet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (6.74 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw bestaat niet

(1982)–Maarten 't Hart–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
[pagina 16]
[p. 16]

3 De koningin

Pas toen ik acht jaar oud was, ben ik mij ervan bewust geworden dat ik, als jongen, in één opzicht op beslissende wijze was achtergesteld bij meisjes.

Op een middag stond mijn schoolklas, met oranje papieren vlaggetjes, op de Stationsweg in Maassluis op de smalle grasstrook tussen trottoir en rijweg. Het motregende en wij die daar al vanaf twaalf uur stonden, waren tegen een uur of drie tamelijk nat. Om warm te blijven wuifden wij alvast met onze vlaggetjes. Om drie uur zou de koningin langs komen. Zij bracht een werkbezoek aan het eiland Rozenburg en zou ons, na afloop daarvan, vereren met een feestelijke doortocht door Maassluis. Vlak voordat zij zou komen - de eerste motorrijders gingen al statig voorbij - schoot mij opeens een vraag te binnen die ik haastig stelde aan juffrouw Van der Meulen. Ze stond naast me en hield mijn onbevlagde hand vast.

‘Is de prins er ook bij?’ vroeg ik.

‘Ik geloof het niet,’ zei ze, ‘waarom wil je dat weten?’

‘Omdat,’ zei ik, en toen kwam de vraag die ik eigenlijk had willen stellen, ‘omdat ik niet begrijp... waarom is de prins prins?’

‘Hè?’ vroeg ze, ‘wat bedoel je?’

Ze zweeg enige tijd, liet toen volgen: ‘Ze komen eraan, geloof ik.’

‘Waarom is de prins geen koning?’ herhaalde ik hardnekkig, en haastig voegde ik eraan toe: ‘Toen koning Ahasveros Esther had gevonden en hij met haar trouwde werd zij koningin. Waarom is prins Bernhard dan geen koning geworden toen hij met koningin Juliana trouwde?’

[pagina 17]
[p. 17]

‘Tja,’ zei mijn onderwijzeres, ‘zo hoort dat nu eenmaal, de man van een koningin blijft prins, die wordt geen koning, zo was het ook bij Wilhelmina. Maar nu je het zegt... ja, waarom eigenlijk niet? Ik weet het niet. De vrouw van koning Willem iii was wel koningin.’

‘Koningin Emma,’ zei ik.

Weer reden een aantal motorrijders in gelid voorbij.

‘Als een koning trouwt,’ zei ik, inderhaast mijn conclusie trekkend, ‘wordt zijn vrouw koningin, maar als een koningin trouwt wordt haar man geen koning.’

Nadat ik er even over had gemijmerd voegde ik eraan toe: ‘Het is niet eerlijk.’

In die dagen ging ik met de monarchie naar bed en stond ik ermee op. Terwijl ik daar heen en weer schuifelde en mijn vlaggetje demonstratief ondersteboven hield, dwarrelden de gedachten door mijn hoofd.

‘Als een meisje door een koning... net als Esther... en in sprookjes gebeurt het soms ook... in Doornroosje en in Assepoester... elk meisje kan koningin worden als er een kroonprins is die haar... maar een jongen die niet toevallig zelf al kroonprins is kan nooit... nee, nooit helemaal nooit kan hij... hij kan alleen nog maar prins worden...’, en ik keek naar Joke Westeyn, die aan de andere kant naast mij stond en die zo netjes kon schrijven (‘Och, Maarten, als jij maar half zo netjes zou schrijven als Joke zou het al geweldig zijn,’ zei juffrouw Van der Meulen altijd) en die ook netjes met haar vlaggetje wuifde, hoewel er zelfs nog geen hofdames te zien waren, en ik dacht: ‘Als er een prins komt uit een ver land die haar aardig vindt, kan zij koningin worden, maar ik...’ Ik staarde naar mijn natte, kameelkleurige overjasje en werd mij bewust van een geheimzinnig, onverklaarbaar onrecht dat met mijn sexe te maken had. Het leek of alles wat ik tot op die dag had meegemaakt opnieuw bezien moest worden,

[pagina 18]
[p. 18]

omdat ik iets geheimzinnigs ontdekt had dat meisjes en jongens van elkaar scheidde. Toen reed opeens, bliksemsnel, de zwarte gesloten auto voorbij waarin de koningin zat, en ik meende een hand te ontwaren die even wuifde, en in ieder geval zag ik dat de koningin een alpinopetje droeg, of iets dat er veel op leek. Ik wuifde niet terug met mijn vlaggetje.

Onderweg naar huis herhaalde ik in gedachten mijn ontdekking: een meisje, elk meisje, kan koningin worden, maar een jongen, een gewone jongen kan nooit koning worden.

Voordat de koningin haastig door Maassluis reed, had ik er eigenlijk nooit bij stilgestaan dat er zo'n soort verschil tussen jongens en meisjes bestond. Natuurlijk, ik had al wel vastgesteld dat meisjes vriendelijker behandeld werden en minder straf kregen, maar ik had nooit goed begrepen waarom. Maar nu begreep ik het: met een koningin in spe ga je voorzichtig om.

Toen ik ouder werd begreep ik wel dat het zo'n vaart niet liep met al die koninginnen, maar ik begreep ook dat elk meisje de kans had om weg te trouwen uit het milieu waarin zij was opgegroeid, terwijl jongens op dat punt geen enkele compensatie hadden.

Telkens leek ook opnieuw bevestigd te moeten worden hoezeer meisjes bevoorrecht waren. Van baby's heb ik, tot ik een jaar of elf oud was, geloofd dat zij door een engel gebracht werden. Pas in de vijfde klas van de lagere school hoorde ik dat kinderen in de buik van de moeder groeien, en weer schrijnde het, weer leek het alsof er iets niet klopte, zij wel... zij wel, maar ik niet, wij niet.

Hoe die kinderen verwekt worden ontdekte ik een paar jaar later. Een jeugdvriend vertelde mij, terwijl wij naar school fietsten, hoe kinderen ‘gemaakt’ worden. Op dat moment kon ik dat absoluut niet accepteren; het was om met dokter Glas te spreken, alsof ‘God zelf iets smerigs op de

[pagina 19]
[p. 19]

blauwe hemel had geschreven.’ Weliswaar benadrukte dat feit niet zo duidelijk hun bevoorrechting, maar toch wees het in die richting; wij immers bezaten het orgaan waarmee die smerige daad moest worden uitgevoerd. Zij niet.

 



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken