Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De vrouw bestaat niet (1982)

Informatie terzijde

Titelpagina van De vrouw bestaat niet
Afbeelding van De vrouw bestaat nietToon afbeelding van titelpagina van De vrouw bestaat niet

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.77 MB)

Scans (6.74 MB)

ebook (2.97 MB)

XML (0.27 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

non-fictie/essays-opstellen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De vrouw bestaat niet

(1982)–Maarten 't Hart–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

7 Huilen en vloeken

Volgens de meeste feministen worden jongens en meisjes al vanaf hun vroegste jeugd bekend gemaakt met hun rol; volgens Joke Smit ‘wordt meisjes geleerd dat zorgen voor anderen en op de achtergrond blijven het mooiste is wat je op deze aardbol kunt beleven, en jongens wordt te verstaan ge

[pagina 36]
[p. 36]

geven dat je je in het strijdgewoel hoort te mengen, wil je een echte man zijn’. Tijdens de jeugd zou er volgens haar sprake zijn van een ‘socialisatieproces’, erop gericht jongens en meisjes te produceren die aan de voor mannen en vrouwen verschillende normen voldoen. Hoe vreemd dat ik in mijn jeugd nooit iets van dat ‘socialisatieproces’ heb gemerkt! Nimmer is ons te verstaan gegeven dat wij ons in het strijdgewoel hoorden te mengen; integendeel, zowel de jongens als de meisjes kregen te horen dat Jezus hier van ons verwacht, dat wij zijn als kaarsjes brandend in de nacht. En daarbij moesten wij in ‘een klein hoekje’ zitten. (‘Gij in uw klein hoekje, en ik in 't mijn,’ luidde de tekst van het liedje.) In mijn jeugd leek dat wel het meest gewenste, en vaak stelde ik mij voor hoe ik, met mijn haar opgebonden tot een lont, als een brandende kaars in een klein hoekje zou zitten. Ik voorzag dat ik dan snel kaal zou worden, en daarom trok dat mij niet erg. Maar over het strijdgewoel van een echte man kregen wij weinig te horen. Wij moesten een ‘stil en gerust leven gaan leiden in de Vreze des Heren’. Meisjes kregen bovendien, onder verwijzing naar Lucas 10 vers 38-42 te horen dat zij beslist niet mochten opgaan in de zorg voor het gezin. Als Maria dienden zij aan de voeten van Jezus te zitten. De zorgende en slovende Martha werd juist in de scherpste bewoordingen veroordeeld.

Nu zijn lang niet alle kinderen gereformeerd, hervormd of katholiek opgevoed, maar als je de feministische werken leest, lijkt het wel of geen enkel kind ooit religieus geïndoctrineerd wordt. En toch lijkt mij religieuze indoctrinatie veel ingrijpender dan indoctrinatie op het punt van de mannelijke en vrouwelijke rol.

Eén van de andere onderdelen van het socialisatieproces zou volgens Joke Smit zijn: ‘Jongens huilen niet, meisjes vloeken niet. In dat patroon worden wij opgevoed.’ Onbe-

[pagina 37]
[p. 37]

grijpelijke opmerking! Nooit heb ik te horen gekregen dat het voor een jongen niet paste om te huilen, en nu huilde ik wel niet zo overdreven vaak als mijn buurjongen Eppi Baks, maar toch heus wel eenmaal per maand. Ook Eppi, de onbetwiste kampioen-snikker, heb ik nooit door wie dan ook horen toevoegen: ‘Jongens huilen niet.’ Vanwaar toch die wonderlijke, ook nooit getalsmatig geverifieerde veronderstelling dat vrouwen meer huilen dan mannen? ‘Huilen in het openbaar hoort bij vrouwen, niet bij mannen,’ verkondigt Yvonne van de Mosselaar in een boekje Emanciperen moet je leren. Dat werd nog geschreven voor minister Wiegel op de beeldbuis in tranen uitbarstte. In Het kleine verschil zegt Alexandra K. tegen Alice Schwarzer: ‘Soms denk ik dat mannen en vrouwen echt heel verschillend in hun waarneming zijn. Juist ook in psychisch opzicht. Ik denk ook dat wij vrouwen daarom bijvoorbeeld vaker moeten huilen, gewoon, omdat we anders helemaal niet opgemerkt zouden worden in onze ellende.’

Het vreemde is dat ik in mijn leven vaker jongens en mannen heb zien huilen dan meisjes en vrouwen. Eppi Baks huilde altijd; zijn broer Gommert huilde één keer per week, en zijn broer Steef - ach, dat is een verhaal apart. Op een avond liep ik nog even naar buiten. Op hetzelfde ogenblik verscheen Steef, en wandelde er een mij onbekende jongeman door de straat. Uit het huis van de familie Baks klonk luid gepraat en gelach. In de woonkamer zag ik een meisje zitten dat twee stoelen in beslag nam en niet van vlees en bloed, maar van grafzerken gemaakt leek. ‘Wat gebeurt er toch bij jullie vanavond?’ vroeg de onbekende aan Steef. ‘Ik verloof,’ zei Steef. ‘Gefeliciteerd,’ zei de onbekende. ‘Ach, ja,’ zei Steef, ‘dat moet nu eenmaal ook eens een keer gebeuren,’ en vervolgens barstte hij in snikken uit. Krijnie Baks heb ik nooit zien huilen. Op de lagere school heb ik de twee onder-

[pagina 38]
[p. 38]

wijzeressen bij wie ik in de klas zat - en die zo ongelooflijk veel van elkaar verschilden dat het begrip ‘vrouw’ slechts op één van beiden van toepassing kan zijn, of anders is het een zinledig begrip-nooit zien huilen. Maar meester Mollema barstte in huilen uit toen hij van de hoofdonderwijzer te horen kreeg dat de nieuwe spelling was ingevoerd en dat vacantie voortaan met een k moest worden geschreven. Een kwartier lang heeft hij zitten snikken terwijl wij allemaal doodstil toezagen hoe de tranen over zijn wangen biggelden. Trouwens: ook als hij vertelde over verbrande ketters stonden de tranen in zijn ogen en toen hij 1 Koningen 13 behandelde (over een profeet die door een leeuw gedood wordt) moest hij steeds zijn tranen wegslikken.

Op de preekstoel heb ik diverse dominees zien huilen. Mijn vader had zijn tranen altijd paraat; soms kon hij zelfs zonder enige uiterlijke aanleiding zachtjes zitten snikken. Mijn moeder heb ik ook een paar keer zien huilen, maar dan was er altijd een goede reden voor, en ze huilde in ieder geval veel minder vaak dan mijn vader.

Als kind was ik er nogal verzot op de schaarse begrafenissen van andere kinderen bij te wonen. Steeds is me toen opgevallen dat vaders doorgaans huilen aan de rand van de groeve, terwijl moeders er met spierwitte gezichten bijstaan.

Zou ik nu echt, bij toeval, in zo'n eigenaardige uithoek van onze cultuur zijn opgegroeid dat ik dat ‘patroon waarin wij opgevoed worden’ nooit heb kunnen opmerken? In ieder geval hield alleen al het feit dat Jezus bij het graf van Lazarus weende in dat ook wij met een gerust hart huilen konden.

Op zich zou de vraag of vrouwen dan wel mannen meer huilen niet zo belangrijk zijn, ware het niet dat het door veel feministen tot een hoeksteen van hun betoog over het belang van een andere opvoeding gemaakt wordt.

[pagina 39]
[p. 39]

Als ik Joke Smit lees is het net alsof zij schrijft over een ander land, een andere cultuur, en een totaal andere opvoeding dan ik heb gehad. ‘Bij jongens,’ schreef zij, ‘wordt het gebruik van geladen taal aangemoedigd.’ Tja, maar toch echt niet in een gereformeerd milieu waar je zelfs al je mond moest uitwassen met groene zeep als je ‘dondersteen’ zei. (Niet dat dat hielp overigens; zulke dingen helpen nooit, kinderen trekken zich niets aan van straf.) Als het waar is dat ‘meisjes niet vloeken’ omdat wij in dat patroon worden opgevoed, hoe komt het dan dat Hanneke één van de ergste vloekbeesten is die ik ken? Bij de aanblik van een spinnetje ter grootte van een speldeknop laat zij een woord horen van vier lettergrepen. Als wij dat, in de verbasterde vorm ‘gedverdemme’ of ‘potverdikkie’ thuis uitspraken, werden wij enige uren in het kolenhok opgesloten, of als dat gevuld was met antraciet, aan een beddestijl geketend. Als ik huilde zei mijn vader niet: ‘Het past niet voor een jongen om te huilen,’ nee, dan gaf hij mij met zijn vereelte werkmanshand een reusachtige klap achter mijn oren en deelde dan mee: ‘Zo, nu weet je tenminste waarom je huilt.’ En mijn zusje kreeg, als ze huilde, ook zo'n klap.

Volgens Joke Smit is de ‘psychologische kern van het probleem: het zwakke ego waarmee vrouwen het leven in worden gestuurd’. Wat vreemd nu toch! Net als mijn zusje kreeg ik, en iedereen, altijd te horen dat je vooral niet ‘over je moest laten lopen’. Karel van het Reve heeft daar behartenswaardige zaken over geschreven in zijn Uren niet Henk Broekhuis. En nu heet het opeens dat vrouwen met een ‘zwak ego’ de wereld in worden gestuurd. Wie dat gelooft moet maar eens brood gaan bezorgen in de Paul Krugerstraat in Maassluis en dan bij elk huis zeggen (zoals ik eens heb moeten doen): ‘Ik kan vandaag geen gesneden wit leveren want de snijmachine was kapot.’ Dan zal men eens zien wat al die

[pagina 40]
[p. 40]

‘zwakke ego's’ vermogen. Eén van die zwakke ego's deelde mij mee: ‘Donderstraal op, ik heb geen broodmes, ik moet gesneden brood hebben. God, wat jammer dat ik geen broodmes heb, anders stak ik het dwars door je heen.’ Een ander zwak ego heeft mij met mijn hoofd in de bakkerskar geduwd en toen haar dochter verzocht om het deksel op mijn nek te laten vallen. En laat dat zwakke dochterego dat nu nog doen ook! Bij een andere gelegenheid heeft een vrouw uit diezelfde straat, toen ik haar geen gevulde koeken kon leveren, mij in de bakkerskar getild en het deksel erop gedaan. Aan de buitenkant zette zij de knip vast, zodat ik minstens twintig minuten lang tussen de krentenbollen gevangen heb gezeten.

Een ander ‘zwak ego’, in de Schans, liet mij altijd op zaterdag twee trappen beklimmen, en als ik dan, vanaf de zon verlichte straat komend, in de schemerduistere woonkamer stond, zei ze met schelle stem, en wijzend op een zich allengs uit het halfdonker losmakende schim: ‘Daar zit die luie zuiper. En blijf zitten ook, anders breek ik je poten.’ Jarenlang heb ik die man eenmaal per week op zaterdagmorgen zo uit het duister zien opdoemen. Steeds zat hij, met gebogen hoofd, doodstil op een melkkrukje, op een geheel verduisterd balkon, zo weggelopen, leek het, uit een verhaal van Mensje van Keulen, als een geheimzinnig bewijs voor het feit dat niet elke vrouw met een ‘zwak ego’ de wereld in wordt gestuurd.

Zou Steef Baks misschien op de avond van zijn verloving in huilen zijn uitgebarsten omdat hij zich opeens realiseerde dat hij bezig was zich te verbinden aan een vrouw met een ‘zwak ego’?

 



illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken