Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Tobias (1688)

Informatie terzijde

Titelpagina van Tobias
Afbeelding van TobiasToon afbeelding van titelpagina van Tobias

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (2.36 MB)

ebook (5.25 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Illustrator

C.J. Visscher



Genre

poëzie

Subgenre

tragedie/treurspel


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Tobias

(1688)–Elizabet Hartloop–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 62]
[p. 62]

Het vierde deel.

Eerste Uitkomst.

Raguël. Eduna.
 
Edun.
 
Myn hart is seer beklemd, de borst lost zugt op zugt,
 
Ik vrees voor ongeval, hoe was myn Kind bedugt
 
Doen zy wierd na 't zalet geleid, ag harde rampen!
 
Borst haar ten boezem uit; moet ik al weder kampen
 
Met een bevreest gemoed; ik viel myn Dogter om
 
Den hals, ik troost de steun van onzen ouderdom
 
Zo veel ik immer mogt, zy kon geen droefheid spanen
 
Tot dat de Bruidegom haar weg rukt met de tranen
 
In d'oogen; schoon zy ging als na het nare graf
 
Was hy kloekmoedig, want de Jongeling begaf
 
Zyn moed in 't minste niet, maar ging blymoedig henen
 
Met zyn bedroefde Bruid, maar ik bleef zitten wenen
 
Alleen in myn vertrek.
 
Ragu.
 
Wanneer het mogt geschiên
 
Dat men aan Tobias 't rampzalig lot zal zien,
 
Zo is hier al een graf gereed om d'overleden
 
Zeer stil, eer 't ymand weet, het zand te doen bekleden;
 
Alleen niet om 't gerugt, maar dat zyn Ouders mogt
 
Myn wyten dat zyn dood van ons zelfs was gezogt.
 
Edun.
 
Gy pleegt voorzigtigheid om 't last'ren t'ontvlugen
 
Van al 't nieuwsgierig volk, al wetend door gerugten;
 
Dat heele Meden door op nieuw ontstellen zou,
 
't Is wangeluk genoeg al werd de droeve rouw
 
Geen and're meê gedeeld.
 
Ragu.
 
Laat zorg eens ademhalen,
 
Ligt leeft hy nog, roept eens aan Tamer, laatze halen
 
Een helder fakkel ligt en z[ie]n of Tobias
[pagina 63]
[p. 63]
 
Nog leeft en of hy ook al meê gesneuveld was;
 
Want zo de Geest hem treft, geen Kamer zal bevatten
 
Myn Dogters droef geween.
 
Edun.
 
Ag! wat gerugt is datte?
 
Ik hoor daar ymand: ag! ik beef, 't is wis myn Kind.
 
Ragu.
 
Neen Lief, 't is Tamer.
 
Edun.
 
Ei! wat of zy hier begint
 
Eer dat men haar eens roept?
 
Tam.
 
Verschoond myn vryigheden,
 
't Is over middernagt, en d'uur is al verbeden
 
Van Assamodus komst, dies bid ik laat my gaan
 
En zien eens in 't zalet hoe daar de zaken staan.
 
Edun.
 
Gaat dan aanstonds maar heen en brengt ons quaad of goede
 
Berigting wederom: ag! hoe ben ik te moede,
 
Het hart klopt my van vrees, 't gebeente my bezwykt:
 
Ei! ondersteund my, Lief.
 
Ragu.
 
Wat quelling vergelykt
 
Zig by het ons, ô Heer! grypt moed myn Lief, zy leven
 
Daar 's Tamer weer, haar komst zal goede tyding geven,
 
Ik zien 't aan haar gelaat.
 
Edun.
 
Ag! hoe verquikt dit my.
 
Tam.
 
De Heere is met ons, verheugd u, zy zyn vry.
 
Edun.
 
O God! dit komt van u, laat my van vreugd niet sterven:
 
Is 't mog'lyk dat Toby myn Dogters trouw zal erven
 
En leven, daar de Geest nog niemand heeft gespaard;
 
Te regt sprak Azary, dat hy van God bewaard
 
Zou zyn: maar zegt myn eens hoe gy ze hebt gevonden?
 
Tam.
 
In een geruste slaap, met d'armen t'zaam gewonden,
 
Gestrengeld om den hals: doen ik de zaal in trad
 
Had haast een doodsche schrik myn bange hart bevat;
 
De nare nagt en ook het stil en doodsche zwygen,
 
Hoewel ik kaars ligt had, deê my vermoede krygen
[pagina 64]
[p. 64]
 
Dat d'een zo wel als d'aar gesneuveld was, juist hoor
 
Ik daar een zuiv're zugt, dit teken gaf my spoor
 
Te nad'ren voor haar koets, daar ik de twee gantsch stille
 
Zo vond als 't is gezeid.
 
Ragu.
 
O Heer! dit 's uwe wille
 
Geweest dat deze twee in 't huwelyk zyn vergaard,
 
Het Heidens rot versmolt en Iz'rel werd bewaard:
 
Gelooft zyt gy, ô God! met zuiv're hart en monde,
 
Wiens heerelyken naam de Heiligen verkonden.
 
U loven dag en nagt 't gelukkig Engelen ry,
 
Die eeuwig en altoos by 't Goddelyk Wezen zy,
 
Met spelend lofgezang u loven d'uitverkoren;
 
Ik agt de jonge liên als op eeu nieuw herboren;
 
O Heere! Iz'rels God, gelooft zy uwen naam,
 
Die op ons goede hoop dees eenige te zaam
 
Na zo veel stribbeling, op't laatst nog hebt behouwen,
 
Wie zou uw Oppermagt niet alles toevertrouwen:
 
Gelooft zyt gy, ô God! die uw barmhertigheid
 
Dees nieuwgehoude twee uw gunst hebt by geleid:
 
Heer! toond haar voort gena, gezondheid, min en vreugden,
 
Dat wy haar Spruiten zien opwassen heel in deugden.
 
Edun.
 
O onverhoopt geluk! myn hart springd op van Vreugd,
 
Kom gaan wy eens tot haar en zien of dit geneugd
 
Gegrond is, of zy by nog leven, want myn oogen
 
Moeten het zellever zien.
 
Ragu.
 
'k Zie d'Oryzond omtogen
 
Met glands van 't morgen ligt, 't is tyd dat Damis gaat
 
En stopt het graf weer toe eer dat 't de Dageraad
 
Aan ymand hier ontdekt, wie denkt nu meer om lyen?
 
Dat heeft nu plaats geruimt voor 't liefelyk vverblyen.
Binnen.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken