Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland) (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (14.30 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)

(1915)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 53]
[p. 53]

Binnenhuis-ideaal.

Dan stond-ie maar weer op in het donker, liep op den tast naar de lamp, schuifelde met z'n vingers over de tafel om lucifers te vinden, streek er een af.

‘O! O! O-o-o-o!’ gilde zij in de alkoof.

‘Wees nou toch effen stil’ -, gromde hij, slaperig, half-suf.

‘O!... Au-o-o!... A-a-au-au!’

De lucifer ging uit en hij stootte z'n blooten voet tegen 'n poot van de tafel.

‘O!... O-oooo!... Au-oooo!’

‘Hou dan toch effen op!’

‘Als jij 't maar voelde!... O!... O!... Ik wor gek! Ik wor gék!’

Daar had-ie licht en het fleschje had-ie ook te pakken.

‘O!... O-oooo!... Au-o-o-o!’

‘Mensch, gil toch zoo niet voor de buren... Hier,.. Heb-ie 't... Spoel nou maar goed.’

Beverig, half-huilend nam ze 'n slok, hield 't hoofd wat links en bleef zoo kreunend, grommend als 'n jonge hond, rechtop in bed zitten.

‘Gaat 't wat over?’

Ze knikte van nee.

[pagina 54]
[p. 54]

‘Die vervloekte kies!... Die verdomde tanden van jou!’...

‘Kan ik 't dan hellepen’ -, huilde ze voorzichtig om den slok niet in te slikken.

‘Da's elken nacht zóo. Dat hou ik niet uit... Nou nog maar drie uur slaap!... Ik hou 't niet uit, niet uit!’

‘Laat 'm dan trekken’ - huilde ze weer zenuwachtig, met een geluid dat uit de zieke kies scheen te komen.

‘Ben je nou klaar?’

Hij werd kribbig van 't kouwe zeil, waarop-ie met z'n bloote voeten stond.

‘'t Zal nou wel gaan.... Zet 't flesch-ie op den stoel.’

Nou lag-ie weer, nijdig, klaarwakker, niet meer in staat te slapen van moeheid.

't Daglicht begon door de gordijnen te schemeren. Dat was de vierde nacht. 't Zou morgen ook wel zoo zijn, overmorgen ook. 't Was om uit je vel te springen. Je dee net zoo wijs om je te verdrinken as te trouwen.

... ‘Dollef!’...

‘Wat is d'r nou weer!’

‘Zal ik 'm morgen maar laten trekken?’

‘Mot je zelf weten!’

‘Snauw nou zoo niet... Kan ik d'r wat an doen?’

‘Hoe komt 'n mensch an zóó'n gebit!... Je had met 'n rentenier motten trouwe! Je ruïneert de zaak met je tanden!’

‘Kan ik d'r wat an doen.’...

‘Nou nog blerren ook!... Wil je me met rust laten!... Zal je me laten slapen! Is 't uit!... Is 't uit!... Ik heb d'r genog van! Wil je hebben dat 'k d'r uit spring!’

Zachtjes huilde ze onder de dekens.

[pagina 55]
[p. 55]

‘Ben je nou klaar?’

Dat kon-ie niet hebben, dat gegrien.

‘Huil nou maar niet... Laat 'm dan trekken morgen.’

Ze bleef doorsnikken onder de dekens.

‘Schei nou uit met je gegrien!’

‘'k Wou jou wel 's zien in mijn plaats... Als 'k 'm morgen laat trekken, heb ik geen tand meer in mijn mond!... Was ik maar dood!... Was ik maar dood! Wat doe ik op de wereld!’

Ze was blijkbaar in een zeer melankolieke nachtstemming.

‘Wees nou maar stil! Kom nou, dikkert!’

Als-ie dikkert zei, was-ie verteederd.

‘'k Kan toch al niks meer eten!’...

‘Ga morgen naar De Smitt.’

‘Was 'k d'r maar uit!’

‘Kom nou malle dikkert!... D'r zijn toch nog valsche gebitten te krijgen.’

‘Wie mot dat betalen?’

‘'t Zal wel kommen.’

‘Al twee jaar beloof je, belóóf je... en nou gaat de laatste weg!... Wat heb ik an mijn leven! Ach Godogot!’

‘Ga nou slapen.’

‘Slaap jij maar met zoo'n pijn!’

‘Dag dikkert!’

‘Dàg!’

Met z'n gezicht naar 't houten beschot begon ie te dommelen, met iets zwaars in z'n hoofd, met 't lamlendig gevoel van een ding dat hindert, zonder dat je weet wàt het is. Zij lag stil als een muis, de goeie dikkert. Boven hoorde je iemand schommelen. Dat was de meneer van de politie, die an z'n werk ging. Die vervloekte kiezen. Nou zag-ie precies in z'n dommel hoe d'r mond d'r uitzag: 'n rood-zwart hol, zonder

[pagina 56]
[p. 56]

tanden, met nog één kies, als een afgebrande lucifer. Zou d'r ooit geld kommen voor 'n gebit, voor zoo'n valsch gebit, als je ze zag in de kastjes bij den tandmeester, gebitten van rooie was met helderwitte tanden?... Als 't zoo ging as nou, kon Stien nóg wel een paar jaar wachten... Je schrapte je kapot den heelen dag voor niks... Knippen lieten de menschen zich haast niet... Wat hield je over na aftrek van huur en gas?... Most de dikkert nou d'r heele leven met d'r tandvleesch eten?... 't Was toch belabberd as je 's Zondags 'n stukkie lekker mager vleesch had en Stien 'n uur dee over 'n hap... Niks kon ze haast eten... Dan die tegenvallertjes... dat partijtje cosmétique dat-ie zich had laten aansmeren door dien gladakker van 'n reiziger... Net één stukkie verkocht an den koetsier van meneer De Bruin... en de rest niet meer te verkoopen zoo zacht en vet as 't geworden was... Je most maar boffen!... 't Vak was een hondenbaantje. Een bediende bij Coini verdiende nog meer. Twee jaar maakte-ie zich nou al den sappel voor 'n stel valsche kiezen. Jawel! De dikkert had kans om ooit wat te laten kijken as ze lachte...

 

* * *

 

Dan was-ie den volgenden morgen weer ijverig aan 't schrappen in den kleinen winkel.

Pietje was bezig den kruidenier in te zeepen. Hij had den kantoorbediende van driehoog onder handen.

‘Mes goed, meneer.’

‘Best.’

‘Heb-u gehoord van 't jongetje van den drankwinkel?’

‘Nee.’

‘Dat weet anders de heele buurt...’

‘... Nee, niet opscheren.’

[pagina 57]
[p. 57]

‘Die is gister overrejen.’

‘Wat?’

‘Z'n twee beenen motten gebroken zijn.’

‘Tetetete.’

‘Altijd 'n ongehoorzame bengel geweest... Poeder of Vinaigre?... Piet help meneer even af.’

Dadelijk begon-ie aan den kruidenier.

‘Goed ingezeept, buurman?’

‘Scheer me maar gauw éen keer.’

‘Zoo'n haast?’

‘Me vrouw is alleen thuis.’

‘Drukte an den winkel?’

‘Als alle dagen... Je kan de bakkebaardjes wel wat wegnemen.’

Het mes schrapte kalmpjes over het vale, hoekige gezicht van den kruidenier. Zachtjes streek het over de koonen, onder den dunnen, langen neus, over de kin. Telkens als het vuile zeepsop op het stukje papier afgeveegd werd, gingen er vragen en antwoorden heen en weer. Terwijl had de kantoorbediende van drie hoog zijn gezicht in de kleine kom gewasschen en droogde zich af aan den éénigen handdoek, die aan een spijker hing. Tik. Tik. Twee halve stuiverstukken lei die neer.

‘Morgen.’

‘Morgen.’

De kruidenier was klaar, doopte drie van z'n dikke vingers in de kom, keek even in den spiegel, droogde zich haastig af aan denzelfden handdoek, lei vijf centen op de waschtafel en ging heen.

Pietje stond in een hoek en dronk een kop thee, die-die altijd om negen uur kreeg. Langzaam slobberde-die met blaasjes en plofjes in de groote, witte kom.

‘Kom nou jongen, schiet wat op!’

[pagina 58]
[p. 58]

‘Ja, patroon.’

Opgeruimd begon de jongen den vloer te vegen, zorgvuldig alle haren in de hoeken bij elkaar peuerend tot er een hoopje was van stof en haar. Netjes dee-die 't op een stuk papier, dat uit het raam werd gesmeten. Dan ruimde-die de waschtafel op, sierlijk uitstallend den borstel-voor-iedereen, de kam-voor-iedereen, het vette, doorzweete, behaarde stukje cosmétique-voor-iedereen, de scheermessen-voor-iedereen en de blauwe spuitflesch van de dubbeltjes-heeren. Dan begon Pietje an z'n eigen toilet, smeerde dikke lagen cosmétique op z'n blonde haar, plakte 't prachtig naar achter en ging Het Volksdagblad lezen, waarop patroon geabonneerd was. De baas lette heelemaal niet op 'm. Die zat nog slaperig bij het raam met de tien centen van de twee klanten in z'n hand. Als dat strakkies maar geen standjes gaf, dat gesoes.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken