Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland) (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (14.30 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)

(1915)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 116]
[p. 116]

Bal in een stal.

Eén draaimolen met diklijvige, hoekige, vetpootige mummie-paarden, walmende olielampen en 'n jakkerend draaiorgel -, één koekkraam, één tent met kouwe oliebollen, eieren en zuur, 'n schiettent, waar kapotte pijpen an touwtjes bengelen, maar vooral het bal, het groote bal, het nette bal, het bal, het bal in den stal.

Over den donkeren weg zigzaggen ze met d'r meiden in bruine Zondagsjurken.

Buiten zijn ze nog druk, klotsen met vierkante voeten in plassen, schreeuwen met vierkanter monden... ‘Hup falderiere... hup faldera... Heisse, heisse, heisse hop sa-a-a-sa!... Dan dringt een andere bende op, lijmend en galmend: ‘Maar de boertjies hebbe 't gewonne, hiep, hiep hoera!’ Ze stormen tegen elkander op, warmlijvig, overzat, trappend met de plompe beenen met 'n lol, 'n lol, 'n lol!

Voor de deuren van den stal worden ze bedaarder.

Daar is 't bal, het bal, het bal.

Daar mot je je fatsoen bewaren. De postbode danst 'r èn de onderwijzer èn de dochter van de onderwijzeres, èn de groote kruijenier èn de telegrafist.

[pagina 117]
[p. 117]

Je zou den stal haast niet herkennen, zoo netjes is die. De karren en rijtuigen zijn weg, de stalboomen zijn weg. D'r ligt zelfs geen bruinigheid op den grond. Alleen de vaste lange ruif, de leege ruif, met z'n netwerk van lijnschaduwen langs den wand, is d'r nog, onder vlaggedoek. Sparregroen woelt om de spinten. Aan de dwarsbalken hangen lampions, die komiékerig lichten in de vaalschemering van 't toeloopende dak, aan de middelste schommelt zachtjes 'n ijzeren lamp, walmerig spitsend in de krinkelende tabakswolken.

Waar anders het vuil, de bruinigheden en het stroo, angeveegd ligt op een hoop, staat 't buffet met flesschies limonade en flesschies bier. Links is een lange bank met een lange plank. Voor de deuren, waarachter de paarden zijn gestald, staat op twee schragen een planken stellage met de muzikanten.

Waar de stellage lichtelijk doorzwiept zit de dikste, de violist, 'n buikmensch met vette koonen, hambeenen en 'n zwarte stoppelsnor.

't Magere contrabasje in een verfonfaaid pakje, heeft aan weerszijden van z'n bas, die roemt-roemt, roemt-roemt, een voet in stevige, beijzerde slijkschoenen. Z'n fletse, verdronken hoofdje met 'n bosduvel van verwarde varkenshaartjes kijkt glazerig over de groote, touwachtige snaren. Roemroem roem-roem... De arm schokt, beukt den strijkstok heen en weer... roem-roem, roem-roem.

De pistonnist controleert de deur -, of d'r geen mense zonder betaling wegloopen. Als-ie blaast heeft-ie 'n effen, geel gezicht. Als ie niet blaast puilen de jukbeenderen uit. 't Blazen flatteert 'm.

Nummer vier is natuurlijk de pianist. Met z'n rug zit-ie naar 't publiek, maar z'n lange nek permitteert 'm te spelen en de zaal te zien. Z'n haar is kort

[pagina 118]
[p. 118]

geschoren. Z'n gezicht is gemeen-rood, gemeen-verlept, z'n oogen staan bloederig, branderig-groot van drank.

De dikkert, de violist, is de baas. Die tikt met z'n strijkstok 't begin aan en zet de melodie snerpend in. Het basje beheerscht den boel. De boeren hooren niks van de muziek. Ze dansen op het roem-roem, roem-roem, op de twee tonen van 't basje. Die geven de maat an. Die doen zoo lekker dansen.

‘Wals heire!’ -, brult de pistonnist.

't Basje geeft 'n stomp tegen z'n bas om stilte te krijgen.

‘Wals heire!’

Roem-roem-roem-roem.

't Orkest martelt den deun van Sei nicht böse en 'n veldartillerist zet den dans in.

Z'n roode pluimpje dobbert op z'n schuinhangende muts. Z'n rooie vleeschhand plakt om 't uitzwiepend corset van 'n boerenmeissie van zestien jaar met 'n mopsneus en goudgeel, loshangend wolhaar. D'r rokken gieren straks weg. D'r rooie kousen spillen in d'r bottines.

Roem-roem-roem-roem.

Vlak daarachter walst de groenteboer met de dienstmeid van den grooten kruijenier. Wonderlijk eerbiedig houd-ie d'r op 'n afstand. Hij danst in hemdsmouwen. An de ellebogen zijn nieuwe stukkies ingezet. Z'n handen liggen teederlijk gespreid op de schouderbladen van de meid.

Op 't groen en wit pompadour van d'r japon plakken de groote, dikke, bruin-zwarte vingerstompen, waarvan de nagels in vleeschelijke verwording zijn. Zij kijkt neer naar zijn stalen horlogeketting, waaraan 'n hondenmedalje bengelt. Hij kijkt naar den zwarten kam in d'r blonde haarknot. Z'n vest zit

[pagina 119]
[p. 119]

strak gespannen om z'n pootig bovenlijf. De schouderbladen wippen op in de voering, het blauwe hemd riggelt boven de pantalon, die in het zitvlak een versch ingelegd pilow stuk heeft. Hij danst met eerbied. De hééle armslengte is tusschen hen. Roem-roem-roem-roem-roem.

De passen zijn groot en zwaar, met trappen om 'n tijger van kant te maken. Zij neemt ze vrouwelijk met zachte sleepjes van de zwarte pantoffels over 't zand op de planken.

Roem-roem-roem-roem-roem.

Haast worden ze op de hielen getrapt door een derde paar. 'n Logge boerenjongen met de dochter van de schooljuffrouw. Op z'n rooie, verbruinde, jukbeenderen gezicht hangt 'n grijze pet. 'n Groote, zwarte, versabbelde sigaar dampt in z'n hoofd. Hij is in boezeroen, dat klappert en bult om z'n lompe lichaam. Z'n broek is van verschoten fluweel. Z'n schoenen heeft-ie uitgetrokken.

De dochter van de schooljuffrouw kijkt twee hoofden boven hem uit. Ze is lang, mager, met reuzenhanden, 'n spits, vinnig neusje en 'n grooten mond met gele tanden. Roem-roem-roem-roem. Elegant houdt de boer z'n eenen boezeroen-arm om haar magere taille. Den anderen heeft-ie kunstig naar achter gebogen, met de palm van zijn hand naar buiten en de hare er in.

Roem-roem-roem-roem.

Weer 'n boerenjongen met 'n boerenmeid. Die houen elkaar weer bij de schouders. 'n Stompje sigaar priemt tusschen zijn knoedelvingers op haar rug. De gezichten zijn roodzweetend, moe van 't dansen en drinken.

De heupen schokken zinnelijk bij elken hoek. Roem-roem-roem-roem. En dan neemt-ie opeens 'n zet, in 'n rechte lijn, zij achteruit heupend, alsof ze

[pagina 120]
[p. 120]

angstig wegdribbelt - hij, toeloopend met slofpasjes, d'r dringend naar een hoek, maar dan weer in 'n draai verder, zweetend, vermoeid, met 't sigarenstompje priemend tusschen de vingers.

Roem-roem-roem-roem. Roem-roem.

Nou draaien d'r twee vrouwen, 'n dikke, paarse met boerenkap, gouden ijzers en uitzwellende heupen en 'n bleek meisje met groote bruine oogen, die probeert in de maat te blijven.

Bons. Ze worden aangeschokt, weggebuffeld door 'n boer op fluweelen toffels. Stevig heeft-ie z'n boerenmeid vast. Pootig trapt-ie met z'n hielen en slaat ze aan tegen z'n broek. In z'n eene hand walmt een inbrandende sigaar. Zij schobbert verhit mee. D'r geelbruine, gepolijste haar is hoog opgenomen. Groote koperen knoppen glimmen in d'r rooie ooren. Zijn zweetende zwartachtige hand pleistert op haar witte jakje, dat er in rimpels en plooien onder fletst. De zware baleinen van d'r corset steken uit en 't vergulden kruisje aan de koperen ketting bengelt en hupt aan d'r hals.

Achter staan d'r twee stil, die óp zijn. Da's 'n rijke met 'n nieuwe meerschuimen pijp. Mollig wrijft z'n knuisthand om de dikke taille van de vrouw.

En dan komt d'r weer 'n veldartillerist met kort geschoren rood haar en 'n verdikten neus,

Roem-roem-roem-roem. Roem-roem.

Een aangeschoten boer cancaneert in z'n eentje. Eerst wiebelt-ie naar de muzikanten en blert: ‘Hier... hebbie... nou... die kleine Jan... van Amsterdam... die... nà-àkend op... die wereld... kwam’...

Dan krijgt-ie op eens 'n bezeten ingeving, kijkt met de oogen vèr-weg, in 't vage, staat stil, klapt in de handen en doet 'n balleteuse na. Z'n oogen verstarren, levenloos, 't lichaam wringt zich in boch-

[pagina 121]
[p. 121]

ten en met de groote handen beweegt-ie sierlijk de denkbeeldige tullen rokken. Z'n plompe voeten gooit-ie op, in de hoogte, buigt in, staat weer op en probeert op z'n teenen te loopen. Roem-roem-roem-roem.

Eventjes 'n paniek. 'n Papieren lampion vliegt in brand. De stukjes gloeiend papier dwarrelen weg in de zwarte schaduwen van 't dak.

Roem-roem-roem-roem.

Tegen den wand, onder de ruif, zitten de kijkers, aangedrukt tegen elkaar, de hoofden in één richting van belangstelling. Eerst 'n kind met 'n omslagdoek, bleek onder de roodte van den doek. Dan 't hoofd van 'n jongen boer, met ruwe boersche trekken. 'n Pauweveer steekt in z'n hoed. Z'n boord is weggesmolten. Z'n lippen zuigen op 'n verpruimd eindje sigaar.

Dan 'n beenige rooie kop, onder 'n grijze kleppet, lacherig toegedraaid naar 'n vrouwengezicht onder 'n bruinen hoed met blauwe blommetjes. Een glas limonade lept naar d'r rooie, dikke lippen. Dan weer een infanterist, bedaard rookend. Dan weer een boerenmeid.

Roem-roem-roem-roem. Roem-roem.

‘Hopfalderiere, hopfaldera!’

Twee komen d'r binnen hossen, twee mannen, die aan 't walsen slaan, bonkend tegen paren. D'r sigaren spatten tegen de japonnen. Vonken dwarrelen mee in de draaiing.

Roem-roem-roem-roem.

De lijven schokken, de beenen trappen. 't Zand op den grond sist en kraakt. Roem-roem-roem-roem.

Even uit. De muziek zwijgt. De paren staan stil, puffend en zweetend.

Maar het basje beukt weer tegen 't lichaam van z'n bas.

[pagina 122]
[p. 122]

‘Stilte! Stilte!’

De pistonnist schreeuwt schor in den grijzen walm: ‘Nou nog een dubbele Duitsche polleka toe, voor je centen! Vasthouen! Vasthouen! Kom maatje! Kom nou! Even goed je dubbeltje! Kom jongelui, vooruit!’

De viool snerpt de melodie weer in.

De piano piengelt.

Het basje zaagt en sjouwt.

Roem-roem-roem-roem. Tidididi-dididididididi! Roem-roem.

De veldwachter komt eens kijken aan de deur, neemt z'n pruim uit z'n mond en drinkt 'n glaassie bier.

'n Joden koopmannetje, met bruinen ringbaard, krommen neus, listig zwarte oogjes, vent langs de zitplaatsen.

De boer, die gezongen heeft van ‘Hier... hebbie... nou die kleine Jan’ -, kijkt naar het plankje met chocolade-tabletten en amandelen, dat de koopman voor z'n buik draagt.

‘Wat hé-jij daar in je klauwen?’ snauwt-ie met al de brutale, logge zekerheid van 'n sterken boer met 'n mes-op-zak.

‘De khoopman heit van alles,’ lacht het joodje, zachtjes, verlegen, bang voor ruzie.

‘Wat kost dàt. Nee dàt, hengst!’

‘Mhaar tien centen.’

‘Tien centen? Tien centen! Ga je weg, hengst!’

En dan sluipt 't joodje angstig verder.

Roem-roem-roem-roem. Roem-roem.

De veldwachter pruimt en kijkt gemoedelijk toe.

De rokken zwiepen om de beenen, de voeten klotsen, de sigaren lichten, de walm spiraalt op.

Tididi-dideredi... Roem-roem.

Buiten blerren ze ‘Hupfalderiere!.... Hupfaldera! Heise! Heise! Heise! Hopsaaaaasa! en ze schreeu-

[pagina 123]
[p. 123]

wen van de boertjes die 't gewonnen hebben en dan weer ‘Heise, heise, heise, hopsasa!’ - en in de groote schaduwen van 't stille dak, aan de groote binten schemeren de lampions en walmt de schommelende lamp.

Roem-roem-roem-roem. Tiderididi.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken