Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland) (1915)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.87 MB)

Scans (14.30 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.33 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 1 (onder ps. Samuel Falkland)

(1915)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 152]
[p. 152]

Bloedspat.

De dokter keek ernstig.

‘Niet zoo drukken dokter!’

‘Doet het hier óók pijn?’

‘Ja, de heele arm... Hij gloeit verschrikkelijk.’

‘Wanneer heeft de hond u gebeten?’

‘Gister-middag. Hij speelde in den tuin. Toen-ie me zag, sprong-ie tegen me op.

Was hij kwaad?’

‘Nee. Uitgelaten. Ik had er eerst niet op gelet. Toen ik begon te schrijven, zag ik een kleine schram aan mijn hand. 't Beest is nog jong. Hij heeft me dikwijls met zijn scherpe tanden de huid geschaafd.’

‘'t Ziet er leelijk uit.’

‘Zou hij hondsdolheid’...

‘Wel nee!... Waar is de hond?’

‘In de keuken.’

‘Roep hem eens.’

‘Hec! Hec!’

‘Koest! Niet zoo opspringen!’

‘'t Is een jong beest, nog geen zes maanden oud.’

‘Het dier lijkt volkomen gezond... Was hij niet kwaadaardig, weet u het zeker?’

‘Zeker, dokter.’

[pagina 153]
[p. 153]

‘Zoo. Dit recept moet je dadelijk laten halen. Je wikkelt je warm in. Tegen den avond kom ik terug.’

‘Vanavond nóg eens?’

‘Ja. Laten we hopen, dat 't dan wat beter is. Anders’...

‘Anders?’

‘... Zou ik den arm moeten afzetten!’

‘Ach dokter, doe dat niet. Moet hij zijn heele leven verminkt blijven!’

‘Rustig, mevrouwtje. Vanavond kom ik nog eens naar uw man kijken. Het ergste zal wel niet moeten gebeuren.’

Zij liet hem uit.

‘Dokter... als 't niet beter wordt, moet zijn arm dan’...

‘Ja mevrouw. Ik maak me werkelijk bezorgd over het geval.’

‘O dokter, dokter!’

‘Niet huilen, mevrouwtje.’

‘Hij kan toch niet dol’...

‘Nee, neen! Ik denk, dat de hond kort te voren van het een of ander vuil gegeten heeft... In elk geval heeft er bloedvergiftiging plaats gehad. Laat hem de poeders om de twee uur innemen.’

‘Dag dokter.’

‘Dag mevrouw.’

* * *

 

Tegen den avond werd hij onrustiger.

‘Richard blijf nou kalm liggen.’

‘Ik kan niet. Mijn arm brandt. Steek het licht op! Steek het licht op! Waarom laat je me in het donker liggen?’

‘Je droomt Richard... De lamp is opgestoken’...

[pagina 154]
[p. 154]

‘Niet waar. Steek de lamp op! Waarom stook je hier zoo! 't Is om te stikken, om te stikken! Schuif het raam op!’

‘Is 't zoo goed!’

‘Steek de lamp op! Waarom loop je van me weg!’

‘Hier ben ik vlak bij je bed.’

‘Dat ben jij niet... Jij bent 't niet... Blijf van me af... Bijt me niet in mijn arm... Laat mijn arm los!’

‘Richard! Richard!’

‘Het is koud!... Heb jij 't ook zoo koud? Geef me nog een deken... Ik klappertand van de kou... Ben jij daar Hec? Kom eens hier. Hec! Hec! Hec! Hec!’

In de keuken begon de hond die zijn naam hoorde, te blaffen en met de pooten tegen de deur te krabben.

‘Hec! Hec!’

‘Laat den hond in de keuken, Richard!’

‘Nee, nee! Hij moet hier komen! Ik wil hem zien! Hec! Hec!’

Haast huilend van angst, dee ze de deur open. De hond sprong jankend naar binnen naar het bed, lekte de vrije hand van den zieke.

‘Richard, ga nou slapen, blijf nou rustig.’

‘Wie ben jij?... Waar is mijn vrouw?... Wat moet jij hier?... Ga weg van mijn bed! Ga weg!’...

‘Doet je dat goed?’

Zachtjes lei ze compressen op zijn voorhoofd. Hij kalmeerde wat.

‘Hoe is het met onzen zieke, mevrouw?’

‘Slecht dokter. Hij ijlt. Strakjes herkende hij me niet... Zijn arm is zoo vreeselijk geworden.’

‘Laat me maar eens zien.’

[pagina 155]
[p. 155]

Zij lichtte hem bij met de lamp.

‘'t Is erg... Nee, zet asjeblief de lamp neer. U beeft zoo. Gaat u liever zitten.’

‘Moet de arm’...

‘Nee mevrouw.’

‘Wat dan, wat dan!’

‘Den arm afzetten kan niet meer helpen, had niet kunnen helpen... U moet u voorbereiden.’

‘Maak me niet krankzinnig dokter!’

‘Voor zulk een acuut proces was geen remedie mevrouw’...

‘O God!’

 

* * *

 

Den volgenden morgen was het afgeloopen. Zoo'n paar jonggetrouwde mense!... Zoo'n beroerde hond... Dat heb je d'r van als je van die opvreters in huis neemt...

 

* * *

 

Ze had nog niet gehuild. Ze bleef angstig-kalm. Net toen Dirk wat zeggen wou van Richard, begon de hond in de keuken langgerekt te janken. Dirk werd bleek.

‘Dat vervloekte beest,’ zei-die.

Flauwtjes hoorden de vrouwen hoe hij het dier ranselde.

‘'k Heb 'm z'n portie gegeven!’

En hij begon weer te troosten, sprak van den tijd toen Richard en hij samen op school waren geweest. Ida stootte hem onder tafel an. Hij stoorde er zich niet aan. Hij wou dat ze zou huilen, hij kon dat strakke, witte gezicht niet zien.

‘Kom je bij ons wat logeeren?’

‘We zullen elken dag naar zijn graf gaan.’

Het hielp niets. Ze knikte maar.

[pagina 156]
[p. 156]

‘Ik wou dat je nu meeging, je hebt toch geen reden om in het sterfhuis’...

Weer huilde de hond in de keuken, langgerekt, afschuwelijk, met sleepende gillen.

‘Ik zal dat beest’...

‘Nee... ik zal bij hem gaan.’

‘Blijf jij hier.’

‘Nee hij gehoorzaamt meer als ik hem wat zeg.’

Kalm, vreemd-bedaard, ging ze de gang in. Eerst naar Richard's werkkamer. Ze zocht in zijn lessenaar, ging naar de keuken.

De hond vloog uitgelaten op, lekte haar handen, sprong blaffend heen en weer.

‘Stil, Hec.’

Uit de keukenkast nam ze het brood, sneed een dikke boterham, brokkelde die op een bord, deed er melk bij, zette het neer op den grond. Het beest lekte haar handen, begon gulzig te eten.

Toen dee ze het.

De slag was geweldig. Het leek of de keuken instortte. Een vieze, zoete walm hing over den grond.

Dirk en Ida smeten de deur open. Op den keukenstoel, half versuft, zat ze, hield de revolver in de hand. De hond lag op den grond, met den kop in den schotel melk. Het bloed klotste uit z'n bek. De pooten rukten in doodsstuip. De oogen waren half open. Enkel wit. Enkel wit.

Niemand sprak.

Het dier bleef een, twee minuten met de pooten trekken. Langzaam werd het minder, waren er nog alleen korte huiveringen. Onder z'n kop begon het loome bloed te stollen. De kruitdamp hing laag bij den grond.

‘Kom nou mee.’

Hij drong haar de keuken uit.

In den leunstoel ging ze achterover liggen, de

[pagina 157]
[p. 157]

oogen dicht, zei alleen maar, ijzig-strak:... ‘Nou zal die niet meer huilen.’

‘Wasch je hand, kind,’ zei Dirk: ‘er is een bloedspat op.’

Ze dee de oogen wijd-open, keek naar het purper-vinnig spetje, keek er làng naar, zei bevend:... ‘O, ik kan geen bloed zien,’ en viel flauw.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken