Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland) (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.10 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland)

(1904)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 45]
[p. 45]

Huwellijksreis.

Uit de vlakte, strak van zonnegeel, kwamen zij nu in een heel nauw laantje van jonge wilgen en struikgewas. De koel-donkre schaduw sloeg hen tegen.

‘Het is hier heerlijk,’ zei hij.

‘Heerlijk, heerlijk,’ herhaalde ze.

Het was of hier in het groen, na het lange gewandel in de vlakte, een nog niet gekend geluk tot hen kwam, alsof iets òngekends gebeurde.

Gearmd doorliepen zij het paadje, zeiden na lang gezwijg telkens weer... ‘Wat is het heerlijk...’

Andere woorden vonden zij niet.

Recht voor hen uit, daalde het laantje, zanderig pad tusschen kuiven van groen, wier opperste pluimen met stille wrijvinkjes rankten.

In de verte werd het een heel dun geel lijntje, wegbuigend in het groen.

En aan weerszijden was het een dicht, weelderig donzen van blaren, een zwijgend rij-en van stammen geel, bruin en groen.

‘Weet je wàt ik hier voel,’ zei hij, na een poos, trachtend het geluk van dat oogenblik onder woorden te brengen... ‘Ik voel me zoo licht, zoo gelukkig dat het me benauwt... 'k heb me nog nooit

[pagina 46]
[p. 46]

zoo de bruigom gevoeld als hier in 't groen, in 't groen dat geen eind heeft!’

Beiden stonden ze stil, kijkend voor en achter naar het bladerbeweeg en op zij naar het gestrengel van bladeren en takken, die hadden een zelfden zang. En lachend, in extase van elkaars oogen, kwamen ze tot een innigen kus, waarbij zij elkanders gelaat zagen met schuinweg het groen van de wilgen en de gele trossen in het groen en de knikkende blaren en de zonnezoentjes.

 

Weer wandelden ze voort, voeten die zakten in 't zand, geen kraking hadden, alsof er een tapijt lag. Er gonsde een bij, die haar angst gaf; ze zagen het diertje zich zuigen in 't goudgele hart van een bloem.

Er klapte een licht-witte vlinder met teer-witte slaagjes en nòg een met vleugels van wijnrood, langzamer wiekend.

En tusschen het groen trillerden meerdere vlinders, witte veertjes bewogen op wind.

En het gras was gespriet van groen en koperbrons en heele veldjes van botergeel-hoofdjes.

Het laantje week-uit, lijnend in 't groen, scheen op hen toe te komen met stille verrukking, alles in knikkel, gebuig, gehef van hoog-heven groetende takken.

Het was overal anders, ànder groen in wondere tìnten van transparent water, zeewier, doorvreten koper, groen van lichtende oogen - en verder weer enkel teer Meigroen, kuifjes nog nat van morgendauw, karteltjes blauw -, groen met aansnikkende verrukkingen, diep-onontleedbare vreugden.

En terwijl de wuivingen teerlijk, met geen ander geluid dan de zang van het bosch en het zoemend gegons tot hen kwamen, voelden zij voor het eerst,

[pagina 47]
[p. 47]

beiden gelijk, wát geluk was - dat geluk van elkander-liefhebbenden, groen, groen van blaren en boomen, groen van voorjaar, groen van weiden en velden noodig heeft, er niet zonder kan zijn.

Zij zaten nu neer.

Het groen was om hen en een vreugde zoo licht als nog nooit zij hadden gekend.

Met het hoofd op haar schoot lag hij te droomen, droomingen één met het groen en de doorspelende zon, droomingen zonder gestalte, vloeiende over tot het zwijgen der buigende takken.

Zij, gelukkig, bewoog de hand door zijn haar, keek naar het glijden der witte vingers met den trouwring door het krullende bruin, naar zijn voorhoofd, wijd-opene oogen, naar den neus met de snorharen.

‘O, David, je wordt grijs,’ lachte ze.

‘Ik?... Grijs?’ keek hij vraaglachend op, nèt met een zonnekring op het voorhoofd.

‘O! O!... Je wòrdt niet grijs... Je bèn grijs... 'k Tel er wel een, twee, drie... Ze zijn niet te tellen...’

Haar vingers lachrig doorzochten het haar, pluizend tot op het witte vel.

‘Zeker, zeker,’ zei hij lachend terug.

‘Je gelooft me niet wel?... Nou maar je ben haast héélemaal grijs. Wil je eens zien?... Wacht is even... Doe 'k je geen pijn?... Kan 'k harder trekken?’

Tusschen de zachte rozingen van haar nagels hield ze een haartje, licht van trillenden zilverglans.

‘Da's bruin,’ zei hij: ‘'t licht valt er zoo op en daarom meèn je dat het wit is.’

‘O David, hoe kun je 't zeggen!... Kijk eens hier hoe 't wit is... Zie je wel?... Als je 't zoo ziet op mijn zwarte japon is 't gewoon wit, heelemaal wit... Zie je?’

[pagina 48]
[p. 48]

‘Ja,’ knikte hij lachend: ‘da's wel aardig - de eerste witte haar... Maar zóo heeft iedereen ze - zoo had ik ze al toen ik twintig jaar was.’

‘Kun je begrijpen!... Blijf zoo eens even stil... Hier is me een dikkert! En wat een lange!... Doe 'k je geen pijn?’

Het prikte als een naaldensteek in zijn hoofd en boven zijn oogen in het licht van het groen en de zon, hield ze een tweede nu, vreemd-wit, wel-zeker wit.

‘Dat komt van de zorgen,’ lachte hij: ‘enkel van zorgen... Zijn 'r nog meer?’

‘Of 'r méér zijn,’ lachte ze blij op: ‘hier zit 'r een en daar 'n heel bosje en o en hier en o!... lieve hart over zes maanden ben je héélemaal grijs!... 'n Grijze man van een en dertig!... O wat is dat gezellig!... Hou je hoofd nòg eens zoo... Die moet 'r nog uit... Die is bruin van boven en wit beneden... Doe 'k je geen pijn?...’

Weer prikte het met een lichten knap op zijn hoofd, maar ze had zich vergist, trok opnieuw twee tegelijk, liet ze zien.

‘Zie je, David... Nou kun je zién hoé wit je ben... Da's 'n bruine en 'n witte naast elkaar... Zie je? Zie je dat 't geen toeval is... O, ik wou dat je heelemaal grijs werd, heelemaal!’

‘Waarom?’ lachte hij stil.

‘...'k Wou dat je zoo wit werd als je vader... dan zouen andere vrouwen je leelijk vinden, dan zou niemand meer naar je kijken... Hoe leelijker je word hoe heerlijker ik 't vind... Dan ben ik alléén verliefd op je - geen ander... Ik wou dat je al heelemaal, héélemaal grijs werd - jong in je hart natuurlijk... wat zou 'k dat heerlijk vinden en gezellig... 'n witte man... 'n witte man...’

‘Mannen met witte haren maken de meeste veroveringen,’ lachte hij stiller.

[pagina 49]
[p. 49]

‘...Zoo... Nou maar als je káal wordt, kijkt 'r niemand, nièmànd naar je... Blijf zoo eens even... Hier is 'n heel bosje... Wil ik 'r eens zes uittrekken, allemaal wit, zès?’

Hij knikte.

En haar vingers doorstreelend zijn haar, pluisden in tasting voort. Hij voelde de brekende knettring van een haar aan de slapen, het vinnig gepriem van een bij het voorhoofd, het geknap van een achter het oor.

Het werd een gaan van aangename, irriteerende voelingen, aangenaam als haar zachte vingers zijn haren doorstreelden, irriteerend als zij trok en de knap volgde.

Zij, pratend, lachend, gelukkig, hield hem telkens een haar voor, blies ze weg een voor een, tellend, nauwkeurig, spelend als een kind.

‘O - en hier - David - aan je slapen zul je het eerst grijs worden - dan in je hals. - Nou heb 'k 'r toch zeker wel twee dozijn gevonden niet?’

‘Wat overdrijf je schrikkelijk,’ zei hij lachend - ‘als er vier of vijf geweest zijn, zal 't mooi wezen.’

‘Jawel! Jawel!... 't Waren er wel twintig.’

‘Jij hebt ze óok...’

‘Heb ik grijze haren?... Vind ze maar als je kan,’ zei ze het blonde hoofd toebuigend.

Hij strekte de armen omhoog, keek naar het hoofd van goudblond, den wrong die er op rustte, maar het was alles blond, goudblond, zonder èèn enkele witte draad.

‘Zie je wel?’ - lachte ze, weer tastend in zijn haren.

‘Laat 't nu maar,’ zei hij.

‘Die eéne nog, David... O, wat een lange - net een stukje garen.’

[pagina 50]
[p. 50]

‘Nee,’ zei hij geprikkeld, ‘nee 't doet pijn.’

‘Hè toe, die eéne nog om je te overtuigen...’

‘'t Doet pijn, kind.’

‘Nou - die eène nog - 't is zoo'n mooie, zoo een heelemaal spier-witte.’

Stil lag hij met het hoofd, voelde weer de aaiende aangenaamheid van het vingergestreel, dan het strakworden van de haar, het opbulten der huid - den knap.

‘Met wortel en al, David - kijk eens!... Kijk je niet?... Zie je 'm... Daar gaat-ie...’

En met een plofje van adem stootte ze de haar weg die ze gehouden had tusschen de rozige nagels.

Hij had de oogen gesloten, dacht met een vreemde verdrietigheid aan iets dat hem hinderde, dat geen naam had, iets dat kòrt opkwam als een donkere leegte...

 

Maar ze wandelden verder, armen heen om elkanders middel, licht en luchtig als kinderen in de laan van het groen dat hun kleederen betipte, zachte schuurinkjes gaf, zóo nauw als het paadje werd. En als hij zijn hand hief, raakte hij aan de opperste blaren, wier ritslen zang gaf, wier tikkend gewrijf als ver-gehoorde kussen weerklonk. En de oude verrukking van straks, het veerend buigen der takken, het zachte gewapper der blaren, groen, zilverwittig, het geluwen van 't gras, het trage zoemen der bijen, drong op hen in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken