Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland) (1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.10 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.30 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 2 (onder ps. Samuel Falkland)

(1904)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 182]
[p. 182]

Angstavond.

Mijnheer Duimelaar zat in z'n hemdsmouwen voor een broodje met kaas en een kop koffie. Mevrouw Duimelaar dutte. Het Keeshondje tukte. De meid was in de keuken.

Aldus was de situatie, 's avonds half elf, toen er gescheld werd.

Mijnheer Duimelaar leid met beslistheid z'n mes neer en luisterde.

Mevrouw schrikte op en luisterde.

Keeshondje wefwefte bij de kamerdeur.

Dienstmeisje kwam door de kamer sloffen.

Maar mijnheer stond op, resoluut, dee de kamerdeur open en riep: ‘La-bellen, Jans!’

‘Niet ope make, meneer?’

‘Nee - la-bellen!’

Jans slofte terug.

Mevrouw, meneer en Keeshondje keken elkaar aan.

 

Mijn vele vrienden, het zal noodig zijn u iets mede te deelen van mevrouw èn meneer èn keeshondje, alvorends het luguber relaas van dezen angstavond te continueeren. Diene als proloog, dat mijnheer Duimelaar schraal, lang, knikkebeenachtig

[pagina 183]
[p. 183]

en kippig was. Een gouden bril beglaasde zijn beenvellig hoofd. Zijne echtgenoote - alweder is het mij niét om het contrast te doen, zijne echtgenoote (een juffrouw Babs van d'r van) verheugde zich in het bezit van.... ge zult het, waar van een contrast gesproken werd, eenigszins vermoeden... verheugde zich in het gelardeerd bezit eener spekvetjesachtige rondbolligheid. Mevrouw en mijnheer leden aan vermoord-te-worden-manie. Allicht is het releveeren dezer ondeugd onkiesch in dagen van nachtschuwlijke gruwbaarheid, maar de verzekering dat het echtpaar Duimelaar al van '54, het jaar van hun stadhuisbezoek, aan vermoord-te-wordenmanie leed, zal alle actualiteit aan dezen angstavond ontnemen. Voor de ramen waren luiken met veiligheidssloten. De buitendeur had een ketting, een patentslot en twee grendels. 's Nachts werden alle binnendeuren gesloten en keeshondje waakte. Voorzeker had de heer Duimelaar een bloedhond of buldog ter bescherming gekocht, ware het niet dat een gemeenschappelijke vrees voor tè groote honden hem en zijn vrouw daarvan ernstig terughield. Ook was hij vijand van revolvergeliefhebber. Een revolver is een gevaarlijk ding. Het gaat bij tijden vanzelf af, bij andere tijden springt het. De heer Duimelaar hield in niets van gewelddadigheid. Een kamer met véél sloten, een huis met véél grendels was hem 't beste pantser tegen heftighedens des levens. Alsnu is het mogelijk om in richtig verband te vervolgen.

Mevrouw, mijnheer en keeshondje keken elkaar aan. 's Avonds, 's nachts half elf, wanneer men gezeten is voor een broodje met kaas en een kop koffie, alvorens gekuischt slaapvertrek te betreden, heeft het luiden van de schel in een afgelegen buurt iets zwaar-onbehaaglijks. Van af '54 was er zoo laat niet gescheld.

[pagina 184]
[p. 184]

‘Wie sou daar weese?’ vroeg mevrouw, met een angstbevertje.

‘Geen geval góéd volk, wróú,’ zei meneer met zekere deftige geruststelling.

‘Wat èng,’ meende mevrouw, die een Rotterdamsche was.

Keeshondje wefwefte.

Eenige oogenblikken hing een loom-zwarte stilte tot de schel weder over de ijzeren pin knoerste.

‘Blijf zitte, wróú,’ vermaande de heer Duimelaar, bleek-ernstig, met een ijzig-strak besef, dat hij twee vrouwen en een keesje te beschermen had.

‘Zal ik ope make?’ kwam Jans, benauwd-pijnlijk nòg eens vragen.

‘La-maar belle, Jans,’ herhaalde de heer Duimelaar, kalm als een gezagvoerder op een geteisterd schip.

Rinke-lerinke-lerinke... klink... klink, zei de schel.

‘O, God,’ zei mevrouw.

‘Wie daar nou weese kan,’ zei de meid.

‘Niét ope make,’ herhaalde mijnheer blankdeftig, eenvoudig en rustig bij zijn broodje met kaas.

Maar de schel luidde voort.

‘Wat èng,’ beefde mevrouw Duimelaar, geboren Babs.

‘Hij zal wel zien da-we naar bed zijn,’ verzekerde mijnheer.

‘Laat dan tenminste den hond los,’ kwekkerde mevrouw met veel wit om den neus. ‘Vooruit Nero,’ zei mijnheer met een zware stem, die hem zèlf kippetjesvel gaf.

‘Wat e geluk als d'r 'n man in huis is,’ vleide Jans.

Eenigszins lichtschuw over de eigen baldadige heldhaftigheid, liep meneer, zeer mannelijk-zwaar van praten naar de voordeur.

[pagina 185]
[p. 185]

‘... Hier Nero!... Hier!... Koescht Nero!... Laat Caesar eens los, wróú!... Koescht Nero!’...

Het keeshondje wefwefte als een geschudde steenen spaarpot met wat duiten er in.

‘... Wie is daar?’ baste meneer achter de deur.

Buiten klonk een vrouwestem.

‘Wàtte?’ brulde meneer: ‘Koescht Nero!’

De stem buiten was niet te verstaan.

Meneer schoof den bovensten grendel weg.

‘O! O! O!... Wat ga je beginnen,’ zenuwdribbelde mevrouw.

‘Kallem! Kallem, wroú,’ suste meneer, met lijzige breedheid van gebaar en weer hàrder: ‘Jans, laat Caesar en Pluto los!... Doe ze de muilkorve af.’

Ferm opende hij nu de deur. Dat wil zeggen: de koperen ketting bleef in den haak. Er kwam dus een kier van een handbreedte, waardoor geen misdadiger zou kunnen binnensluipen, zelfs al ware hij tweemaal schraler, tweemaal knikkebeenachtiger dan mijnheer Duimelaar.

Het keeshondje wefwefte in de armen van Jans.

‘Wie is daar? Wat mòtte jullie?’ bralde mijnheer.

‘Een arreme, ongelukkige...’

‘Watte?.... Mot jij zoo laat komme bedele!....’

‘'n Schandaal! 'n Schandaal!’ riep mevrouw.

‘Zwijg, wróú,’ zei meneer plechtig.

‘Een arreme, ongelukkige vrouw, meneer!... Ach God, geef u asjeblieft 'n dubbeltje, da'k bij 't Heilsleger...’

‘Ruk uit! Alle dònders!’ vloekte meneer en gaf 'n duw tegen de deur.

Ontzetting.

Gelijk een donderslag bij helderblauwen Itali-

[pagina 186]
[p. 186]

aanschen hemel - of om een meer frisch beeld te gebruiken: gelijk een dynamietbom die nachtegalengekweel verstoort, bonsde de schrik, de roodgierende paniek door de hoofden van mevrouw, mijnheer en Jans.

De moordenaar: er was geen twijfel meer, de bedelares had handlangers, had zijn voet tusschen drempel en deur gezet.

Ganschelijk ontzet, met verwilderde oogen, duwde meneer, duwde mevrouw, duwde Jans. De deur week schuin uit, maar de voet bleef er tusschen.

‘Waarom heb je ook ope gedaan!’ jammerde mevrouw Duimelaar, geboren Babs.

‘Kallem! Kallem wroù,’ zwaar sprak mijnheer: ‘vuile, gemeene boeve wille jullie weggaan... 'k zal om politie telephoneere! Wacht maar is!... Caesar!... Nero!... Pak ze Nero!... Pluto!... Haal je je voet weg gespuis! Leelijke moordenaars! Boeve! Jans, giet jij is wat kokende olie uit 't raam!... Haal je je poot weg!... Wacht is eve... 'k Zal me geweer hale!’

‘Blijf nou hier, Eduard! Laat me nou niet met Jans alleen, Eduard!’

‘Blijf, wroù! 'k ga me geweer hale!’

Mevrouw en Jans drukten met de volle wicht heurer zwaarlijvigheid tegen de geketende deur. Mijnheer liep naar de keuken.

De voet, de geheimzinnige moordenaarsvoet bleèf tusschen de deur.

‘Strakkies vijle ze de ketting door,’ steunde mevrouw.

‘Leelijke Klaas Boes!’ beleedigde de meid achter de deur.

Meneer kwam met de pook terug.

‘Ach Got, Eduard, steek je arm niet door de deur,’ smeekte mevrouw.

[pagina 187]
[p. 187]

‘Pas u toch op, meneer... als ze met messe steke,’ riep Jans.

Maar meneer, bloeddorstig-kalm, priemde met de pook in de deurkier en sloeg een paar maal met verwaten, overmoedige driestheid naar den voet, naar den sarrenden voet, naar den moordenaarsvoet, die cynisch op dezelfde plek bleef en eksteroog-vrij scheen te zijn.

‘Ga je weg, boéf! - Pats - Haal je je voet uit mijn huis? - Pats - Gemeene sluipmoordenaar! - Pats - Dievenrapalje! - Pats - Zwarte bende! - Pats - Haal je je voet er uit? - Pats - Haal je je voet er uit? - Pats - Ik schiet hoor? - Pats - Ik schiet je in je been! - Pats - Ga liever wèrke! - Pats - Verdien liever - Pats - een fatsoenlijk stuk brood, straatroover! - Pats - Pats Pats -

‘Strrrruikróóvers!’ - gilde mevrouw door de kier.

‘Klaas Boes!... Jut! Jut!’ - schreeuwde Jans.

Hijgend, angstig tegenover den voet, die onwrikbaar bleef, die al hun hartstochten en vreezen verhoonde, leunden, schreeuwden ze en vocht mijnheer.

Keeshondje wefwefte allernijdigst.

Het was een hopelooze toestand, uiterst kritiek.

‘Wat had je 'r ook an om ope te maken,’ weenzuchtte mevrouw.

‘Kallem, kallem, wróú,’ zei mijnheer, die telkens kwaadaardige, vinnige pookuitvallen dee naar's moordenaars eksteroogen.

Plotseling liep Jans 'n end achteruit.

‘Meneèr! Meneèr!’...

‘Wat gíl je nou?’...

‘De mat zit 'r tussche! Hahaha!’

‘Zit de mat 'r tussche?’

‘Ze heeft gelijk, wróú!’

Overwinnelijk-zeker, met iets in zijn houding van

[pagina 188]
[p. 188]

Leonidas, trok mijnheer de mat recht, sloot de deur, schoof de grendels er voor en blij-vroolijk klonk het geklik van het veiligheidsslot.

Keeshondje wefwefte.

Koffie was koud geworden.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken