Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.67 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 18]
[p. 18]

Acht om 'n dubbeltje.

‘Steek 'n versche op,’ zei vader, den wagen opduwend.

In de volte der warmstoffige straat kwamen zij nu.

Er was een drukte van laten namiddag, klinkend gepiengel van trambels, hé-hé-roep van rijdende karren.

‘Ik lús d'r geen meer,’ zei Wolf, zachtbedrukt.

Mager, bleek jogje liep naast geelsproetigen, baardigen vader, hand aan den duwboom der kar.

‘Wordt niet gevraagd wát jij lust!’ gromsnauwde de man: ‘ben ik voor me pleizier uit? Ben jij voor je pleizier uit? Steek op! Allo dan!’

Half mislijk van al dat gerook, nam 't kind een sigaar van den hoop, afbeet met viezig gekijk de punt, dat het dekblad bijkants meêscheurde, spuwde het stof der tabak vinnig van lippenbeweeg, en huilrig van moeheid en mislijk gevoel streek hij een lucifer af. Uit dun lippentuitje in 't mager gezicht spoot spichtig de blauwe rook.

Kootjes bolden, zogen weer in. Rook, dik en dampig brandde het hoofd uit.

Vader, wijs van oogengeknip, keek dan weer rond.

Er was geen agent.

[pagina 19]
[p. 19]

Rustig dompte de wagen op 't steunende blok.

En de schor-scherpe stem van den man schreeuwde opnieuw, tusschen de rookbuilen door, die blauw ontrolden zijn mond en ploften uiteen tot wazige slieren.

Lusteloos dringen van kijkende menschen kwam om den wagen. Wolf rookte viezig voorzichtig sigaar in spreiding van vingers, damp die als vluchtend waaide den mond uit.

Vader, aan d' andere zij, zoog dat de dampen als aanbrandend vet sloegen naar 't vochtige wit der kijkende oogen. Een lange dop witte asch hield hij zorgvuldig recht voor zich uit en zijn mond braakte open tot marktschreeuw, die als verschrikking de warm-stille straat doorlawaaide.

‘O! O! O!.... Wat is dat lekker! lekkèrrr! O!.... Kom nou! Kwaliteit! Kwàààliteit!....’

Kringske van menschen om den wagen -, heer met een glimhoed en snorren als sprieten - meid van fabriek met gladgeplakt roshaar - knecht van behanger met handen in zakken van voorschoot - brievenbesteller kauwend op pijpje - meerderen nog, alle gelaten met oogen wier kijking was bij de monden van venter en jogje. De wagen daartusschen, de wagen met kistjes sigaren, leege en volle, de wagen, een plat-ruwe bak.

Schorde nu sterker het schreeuwend geroep. ‘De heele boel mot weg! Ik ken nog 'n páár, 'n pàààààr mense bediene!... Die 't eerst komt die 't eerst maant!... Alles van 'n falliete boel! 'n Mirààààkel!... 'n Mirààààkel! Je krijgt hier de echte krinolien havana's!... Ik schei d'r uit! 'n Mirààààkel!’

Fel geelkoperde de stem over de hoofden, de hoofden die bogen om wagen en bruine sigaren. Sterk zoog de koopman, spuwend den rook naar de neuzen der koopers. Meid van fabriek dof gin-

[pagina 20]
[p. 20]

negapte om 't schelle geschreeuw; brievenbesteller betastte een pakje sigaren.

Zoetjes brakende rook, leunde het jogje met pijnlijk geglimlach tegen den wagen. 't Was om te stikken dat stadige halen en blazen, dat puffen van roodbruine stank, die kroop naar de hersnen en vastlei de tong in machtlooze zwaarte.

Vader die kòn 't. Die had er al tien op. Hij was an z'n zesde. Vader die dee 't voor z'n pleizier. Die blies rook door z'n neus en bij tijden spoog hij kringen en ringen en matblauwe kronkels de lucht in. O, wat wer je d'r misselijk van. Je hoofd voelde zwaar en je neus was suf van 't stof in de straten.

Wit, met dofstaande oogen, perrelend zweet op 't voorhoofd, dampte het jogje, koontjes die bolden, lippen die zogen, oogen die kolden, rook die slap slierde het hoofd om, alsof er een vuur in versmeulde.

Maar grooter geworden het hoopje van kijkers en de baardige vader, nu open vierkantte den mond en schorrerig schreeuwde:

‘... De boel mot weg!.. Late we mekaar geen kindere noemen... geen kindere! De werkman mot de werkman steune! Op 'n wagen worde sigaren angezien as 'n rotte appel! as 'n rotte appeèèèl! Maar ga je ze in de winkels hale - dan late ze je de winkelhuur betale! En d'r gaslich! En d'r belasting! ik sta op geen koste! 'n Mirakel! 'n Miràààààkel! Ik loop nou al veertien jaren met sigaren! As 'k in me kis leg, zulle jullie nog an me denke, an me denke!’...

Zacht gelach in de oogen der menschen en snurkend haha! van 'n meid om het grappig geschreeuw.

En weer scherper, feller, driester zijn stem:... ‘Maar ik sterf niet! Ik sterf niet! Ik heb nog voor

[pagina 21]
[p. 21]

tien jaar geteekend! Me zoon voor honderd!... Me zoon die kan d'r niet afblijven! die is d'r dol mee! Dol mee! 'n Miràààkel! Crediet geef 'k niet, daarvoor ben ik te nakend. Ik ben naàààkend zooas je me ziet! Jullie motten me niet anzien voor 'n heer! De heele snert mot weg! Kommende week kan je de leege kisten bij me koopen!... O! O! O!... Wat is dat lekker! O! O! Kwalieteit! Kwalieteit! 'n sigaar die goed ruikt! 'n Sigaar die goed rookt met asch as ivoor zoo wit! Wie het 'r ooit zulleke asch gezien? 'n Mirààààkel! Wie, mot 'r? Kom nou! Ik sta hier niet voor me pleizier! Alles uit dat groote falliete magazijn uit de Kalverstraat! De vier kosten 'n dubbeltje! Wie d'r vier meedraagt krijgt 'r twee bij - dat binne d'r zes. Een 'r bij is zeven en èen 'r bij voor gunst en rekemendatie cadeau! 't Is 'n miràààkel!’

Werkman legt centen op blad van den wagen, neemt pakje en nog een steekt hand uit. Even is druk de negotie, grijpen de vingers van baardigen koopman in kistjes - en centen dof-rinklen in zak van zijn glimmende vest.

Suffig, met oogleên die loomrig bedrukken de droogte der ballen, aanziet jogje het blad van den wagen, de bruine sigaren, de handen die tellen en grijpen

Broeiende warmte van straat slaat perrels van zweet op zijn voorhoofd, zijn nek en zijn rug, die koud voelt en rilrig in 't schroeiende hemd. Vaalgrijze damp druipt dof uit zijn mond, dringt droog in den neus en de hersnen.

En schuw-bevend-voorzichtig laat onder den wagen hij vallen het stinkende eind, vertrapt het tot prop van koolrige asch.

Maar de kring van de koopers wordt kleiner en weer schreeuwt de venter.

[pagina 22]
[p. 22]

‘O! O! O!... Kom nou! je zal d'r geen spijt van hebbe! Kwaliteit! kwaliteit! De eerste krinolien-Havana's direct geïmporteerd!... Ik rook ze alle dagen en me zoon... me zoon is 'r dol mee! Steek 'n versche op Wolf!... Kom nou, Wolf!... Laat is zien hoe je de brand 'r in steekt!... Allo! Allo! O! O! O! 'n Mirààààkel! 'n Mirààààkel!’....

Suf neemt het kind de nieuwe sigaar, bijt ruw af de punt en mislijk, licht-duizlig zuigt hij de vlam in het bruin-donkre ding.

Uit het mager-bleek hoofdje, onder de kleppet, dwaalt nu de rook, blauw-wazerig-teer, als een doorzichtlijke sluier.

De koontjes bewegen, de lippen tuiten als bloedlooze slurfjes, de oogen fletsen, doorkijken de zachtblauwe slieren van drensenden rook, die schuw zich vermengen met 't botte, dikke gewolk van den baardigen vader.

.... As-ie zich maar niet zoo ziek voelde - zoo belabberd ziek - zoo ziek dat je wel zou willen huilen - neervalle met je kop op den wagen om die mislijke smaak kwijt te raken - die doffe benauwing die as 'n krop in je voorhoofd zat, in je achterhoofd, in je slapen - die bittere wrange smaak in je mond, op de punt van je tong, in je verhemelte - die warme, vieze, heete warmte dat je haast niet denken kon, je handen te lam waren om te bewegen - je oogen zoo droog, zoo hard, zoo rond.... Hoe die kerels die sigaren lùsten.... die smerige sigaren.... in die warmte....

Suf, verstompend van denken, blies hij den rook weg, aankijkend de blauwe, drijvende sluiers, niets hoorend van het geschreeuw, het haatlijk-brutale geschreeuw dat naast hem opgilde.

‘.... 'n Miraàààkel! 'n Miraàààkel! 'k Kan d'r nog vijf man van bediene en dan is 't gedaan, ben

[pagina 23]
[p. 23]

'k uitverkoch! uitverkoch! Wanneer de bruid is an de man, wil d'r een ieder an!.... 'n Mirààààkel! De vier kosten 'n dubbeltje! Wie d'r vier meedraagt krijgt 'r twee bij, dat binne d'r zes. Een 'r bij is zèèèèven en een d'r bij voor gunst en rekemandatie is acht! O! O! O! Kwaliteit! Wat is dat lekker! Lekkerrrrr!’

‘Doorrijden!’ vermaant een agent.

‘'k Hinder meneer,’ zegt kregel de koopman, aanvattend den boom.

Zacht schokt het hout op de veeren.

‘Kom vooruit, Wolf! Wat sta je te gapen!’

't Kind loopt duizelig mee, de hand aan de kar, wasbleek en zweetend.

Twee straten verder begint het opnieuw, staan zij te rooken vader en zoon, gelaat van het kind in vaalblauwe kronkels, die als tangen en klauwen het hoofdje omsnoeren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken