Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.67 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 95]
[p. 95]

Basje.

‘Brom,’ begon de directeur: ‘'k Heb je nog eens laten roepen, omdat 't zóó niet langer gaat. Wat heb jij tegen Nachtegaal?’

‘Niks,’ zei de kleine bassist, de lippen om het tabakspijpje persend.

‘Zoo. Nou maar 'r mot 'n end an komme. Ik heb je al is eens gewaarschuwd en daar schijn je niet veel om te malen. Gister-avond heb je weer malle gezichten staan trekken....’

‘Dat kàn wel.’

‘Dat kan wel? Als 't je hier niet aanstaat, dan weet je 't gat van de deur.’

De bassist bezoog nijdig zijn pijpje en tusschen kwaadaardige dampertjes door klaagde hij zijn nood.

‘Dat heb je màkkelijk zeggen.... 't Gat van de deur kennen we allemaal.... Maar je mot consideratie gebruiken. 't Is niet uit te houen.’

‘Wát is niet uit te houen?’

‘.... 't Is hier niet te houen met die kerel. Die maakt je gèk. Zes maanden 't zelfde moppie, zes maanden die vent z'n grimmassen an te zien, daar hou je je geduld niet bij....’

‘Dan ga je maar heen!,’ snauwde de directeur: ‘jij heb mijn zaken niet te beoordeelen. Jij heb te

[pagina 96]
[p. 96]

spelen. Daarvoor betaal ik jou! En zoolang 't publiek 'r niks tegen heeft kan ik jùllie kletspraatjes missen...’

‘'t Is geen komiek. Zoo kan de eerste de beste 't!’...

‘Dat raàkt je niet! Ik betaal je en je heb te gehoorzamen. 't Wordt op zoo'n manier hier 'n janboel! 't Is je laatste waarschuwing, hoor - als je weer fratsen in 't publiek maakt, geef ik je je congé!...’

Basje bromde wat langs zijn pijp, zette z'n hoed op, liep het gangetje door naar de stemkamer. De andere muzikanten waren al bezig te stemmen. Driftig nam hij zijn bas en zwaar-dampend streek hij op en neer.

Máánden duurde de herrie. Ruim een half jaar, avond aan avond, trad in het Café-chantant, dat modern ingericht was voor dames en heeren, een zeer-geliefd komiek op. Aan wat hij zijn geliefdheid te danken had kunnen we moeilijk vermelden. De man had een behoorlijke schreeuwstem en zijn geestigheden waren van een benauwd gehalte. Ook was zijn répertoire beperkt tot vijf, zes voordrachten. Het publiek slikte zijn moppen evenwel zonder eenig verzet en er ging geen avond voorbij of Nachtegaal had succes.

Basje, van zijn jeugd af gewend in orkesten mee te werken, scheen op zijn ouden dag gevoelig te worden. Van af het eerste optreden des geliefden komieks, had hij z'n neus opgetrokken. Dat wàs geen artiest. Dat wàs geen komiek. Zoo gingen er honderd in 't dozijn. Enfijn, voor hem 'n ander. De contracten duurden hoogstens een maand. Na 'n maand was je hem kwijt. Maar nà een maand werd het contract van den geliefden komiek hernieuwd. Basje haalde z'n schouders op. Zoo een directeur had hij nog nooit bijgewoond en hij hád

[pagina 97]
[p. 97]

wat van de wereld gezien. Je zou er wat van beleven. Op zoo'n manier dee je je zaak verloopen. 't Zou eindigen met uitfluiten. Basje vergiste zich. Het publiek floot niet. Het Hollandsch publiek fluit nooit of 't moet bar de spuigaten uitloopen en bij 'n Hollandsch komiek kan dat niet. Avond aan avond speelde Basje de drie nummers van den komiek. Hoe meer de menschen lachten, hoe snauwender de trek om zijn mond werd, hoe somberder hij keek. Bah, wat 'n menschen! Lachen om zùlke misselijke flauwiteiten, lachen om die kerel, die elken avond dezelfde gezichten trok, precies op dát oogenblik den grooten mond van Solser nabootste en nog preciezer op dát oogenblik an z'n leege zakken draaide! D'r waren geen goeie komieken meer en 't goeie publiek was ook al lang dood. Wreed bestreek hij zijn bas om zijn woede te luchten. Goddank, nog een páár dagen en dan hoepelde de vent op! Mis. Wat nooit gebeurd was, gebeurde nu: de komiek werd voor de derde maand geëngageerd. 't Sloeg je met stomheid.

Basje begon uiterlijke teekenen van ongeduld te geven. Zulk een kwibus, zulk een komiek van den kouden grond te begeleiden was moordenaarswerk. Je vrat er jezelf bij op. Als de orkestmeester aftikte voor het ritournel des geliefden komieks, keek Basje de zaal rond, vroeg met minachtende oogen: ‘Wat zeggen jùllie daàr van? Daar heb je 'm waarachtig wèer....’ Het publiek reageerde niet, nam geen notitie van den kleinen bas. Hij streek woest mee en als Nachtegaal toevallig zijn richting uitkeek, haalde Basje zijn neus op, trok leelijke gezichten.... Niemand lette het op. Het was een goedkoop pleizier. De komiek hàd succes en woedend zei Basje: ... ‘Stommelingen!...’ Dat kon hij doen. Het werd niet gehoord.

[pagina 98]
[p. 98]

Maar toen Nachtegaal ook de vierde en vijfde maand geëngageerd werd, verloor Basje zijn geduld. In de stemkamer schold hij op den komiek. De andere muzikanten lachten hem uit. Of je nou die of die begeleiden moest: wat dee 't 'r toe, als je je cénten maar kreeg! Nou, dat moesten ze hém zeggen. Hij maakte degelijk onderscheid. Als-ie 't ritournel van Nachtegaal hoorde, werd-ie kwaadaardig. Weer die prulkerel! Weer dezelfde moppen van vijf maanden lang. En dat vervloekte publiek! Een avond waren ze verstandig geweest. Toen had je studenten in de zaal gehad en die hadden meegeschreeuwd en gefloten nèt zoo lang tot de kerel weg was. Hè, wat 'n pleizier! Achter zijn bas had-ie gegnuifd. Hét begon. Hij had gelijk. Maar den volgenden avond was alles weer bij 't oude, zong Nachtegaal, applaudisseerde de zaal, streek Basje....

Eindelijk werd het hem te machtig. Eens bij een rustpunt op het tooneel en een zacht spelen der violen, geeuwde hij hardop.... hoho!.... Er keken een paar menschen in de voorste rijen naar Basje - en die lachten. Nachtegaal beklaagde zich bij den directeur.

Basje werd berispt. Basje geeuwde niet meer, maar elken avond had hij nu iets ànders. Dán vroeg hij hardop: ‘Mooi hè? Mooi hè?’ - dàn gromde hij zóó dat de menschen dichtbij het verstaan konden: ‘Daar làchen ze om, die ongelukken!’ Het ritournel maakte hem korzelig, zenuwachtig. Over de honderd vijftig maal te moeten hooren over de kieswet, over de vrije vrouwen, over Atjeh, over de nieuwe Beurs, over margarine - daar raakte je ondersteboven van! Bah! Bah! En opnieuw trok hij malle gezichten, bromde, haalde de schouders op....

* * *

[pagina 99]
[p. 99]

Het was dien avond erg vol. 'n Excentrieke snelteekenaar had de menschen doen lachen - er was een Duitsche-Salon-humorist opgetreden, een troepje parterre-acrobaten en hand-equilibristen, een Engelsche juffrouw ‘song and dance’ - èn - de orkestmeester tikte af.

Hèt ritournel, hèt vervelende lammenadige ritournel.

Stroef keek Basje naar den grond. Het versche standje van den directeur zat 'm dwars. Het gat van de deur! Het gat van de deur! Daar kon je mákkelijk mee dreigen as je wist dat 'r 'n vrouw en kinderen in 't spel waren. Tideriderideriderombombom! O! O! En daar had je 'm weèr. Als-ie naar den voorgrond kwam, kon je 'm zien! Nou hóórde je alleen z'n dikke stem. Altijd had-ie 'n aardappel in zin keel. Misselijke vent.

Hoe brak 'r niet eens 'n plank, dat-ie wegzakte! Hoor: nou loopt-ie weer af... Atjeh.... de vrije vrouwen.... de Beurs.... Nóú mot-ie lachen - Precies nou làcht-ie ook! Werden ze 'm dan nooit beu? Hadden ze nóg niet genoeg van 'm? Je zou zoo over de balustrade van 't orkest willen schreeuwen dat 't niet uit te houen was, niet ùit té hoù-en!

Basje zaagde woest de deunen van het orkest mee. Z'n onderlip stond grimmig vooruit, z'n oogen glinsterden onder de harige brauwen. Telkens keekie naar het publiek, naar de lachende gezichten, naar de lichamen bòven die in aandacht over de balustrade hingen. God gaf dat 'r een begon te fluiten! Als-ie geld had gehad, had-ie al lang fluiters besteld. Kijk ze nou lachen om die moppen die elken avond hetzelfde bleven! Kijk ze klappen nou de eerste voordracht klaar was! Kwaadaardig bestreek hij de bas. De orkestmeester keek om. Hij was er uit. 't Kwam 'r wat op an. Die kerel kon toch geen maat houen. Soms zong-die wel drie tonen te laag!

[pagina 100]
[p. 100]

Voor zoo'n stem most-je je kostelijke bas mishandelen. 'n Harmonica was nòg te goed voor 'm, voor die stumper, voor die ongelukkige komiek, die je avonden verpestte, die je de tering op je lijf joeg, die je...

Plotseling lei hij z'n strijkstok neer. Hij verdraaide 't. Voor de tweehonderdste maal dezelfde flauwiteit, voor de tweehonderdste maal de Italiaansche liefdesverklaring... ‘In 't schoon Italio... groeit macaronio...’ voor de tweehonderdste maal die dikke stem, die moppen van 't jaar nul! Dank je! Dan maar geen brood! Liever hongerlijen dan nòg langer je zenuwen op te vreten!

De kapelmeester tikte nijdig. De bas was zeker dronken. Jawel, tik jij maar! Je kan 't best met de anderen af! Zoo 'n mispunt heeft geen bas noodig! Kijk 'm aardig doen! Sjongen wat slooft-ie zich uit! Tik maar! Ik verdraai 't! Geen streek doe 'k meer voor diè kerel! Rechtschapen komieken wil 'k begeleiden. Maar dàt is geen rechtschapen komiek! Die heet Nachtegaal! Kip most-ie heeten of kraai! Tik maar! Ik heb maling an jullie allemaal, an jou èn an jóu en an 't heele publiek. Kijk ze kijken, de muzikanten! Dat noemt zich artist. Stel je voor, dat wil artist zijn en over de tweehonderdmaal die vent begeleiden! Lekker! Al barsten jullie van nijd - ik speel niet meer!

 

* * *

 

Basje werd in de pauze ontslagen. De directeur bibberde van kwaadheid.

‘Kan me niks schelen,’ gromde Basje, rookwolken blazend in de stemkamer; ‘ik speel niet voor iedereen, ik ben geen pias. Dan maar droog brood. 'n Artist zonder kàràkter is geen artist!’

Zoo ging hij den winter in.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken