Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland) (1905)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.67 MB)

ebook (2.98 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 4 (onder ps. Samuel Falkland)

(1905)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 193]
[p. 193]

Eva.

Eva strikte de linten van haar hoed, een hoed met paarse bloemen, witte pluimen en een pauwveer....

Maar - laten wij ons eerst een weinig oriënteeren. Met de deur in huis te vallen in rustige avondverhalen als deze, heeft onder meer dàt tegen dat de hoorder eene verdeelde aandacht heeft. En in het bijzonder, in het geval dezer Eva, wier listigheden mij kortelings ter oore kwamen, zou ik uwe gewaardeerde attentie van meet af willen verzoeken.

Eva's ega - nièt te verwarren met Adam, hier na te noemen - was een jaar geleden aan verwaarloosde roodvonkjes gestorven. Hij had de geenszins beminnelijke reputatie meerder aan borrels dan aan zijne vrouw gehecht, daarenboven van eene absoluut onmannelijke huishoudelijke nauwgezetheid te zijn.

Den nacht vóór hij aan roodvonkjes nederlei, was hij aangeschoten thuis gekomen, had in de keuken de lamp aangestoken en er finale opruiming gehouden.

Als hij dronken was hàd hij dergelijke schoonmaakrages. Dien nacht, in het bijzonder scheen zijn aard zich in meest suprême kracht, zwanenzang gelijk, geuit te hebben.

[pagina 194]
[p. 194]

Toen Eva, 's morgens acht, opstond, begreep zij er alles van. Aan de koperen krammen van de keukenrekken, op gelijken afstand, hingen de slabakken, de geëmailleerde emmers, het kopergerei, de vergieten, de schuimspanen, de trechters -, daarnaast en er tusschen even zorgvuldig opgehangen een paar beslijkte bottines, een onderbroek, pantoffels, kousen, manchetten en een vuil boord. In zijn dronkenschap had hij eene zonderlinge ophang-woede, overkwam hem dubbel de behoefte nètjes te zijn, maakte hij alles wat hem in den weg kwam muurvast, onverschillig wàt het was, onverschillig of het opgehangen kón worden. Zoo bengelde dan zijn wandelstok, behoorlijk van een lusje voorzien tusschen de ommeletpan en den vloerbezem en als er geen spijkers voldoende waren sloeg hij in zijne ziekelijke buien van symmetrie spijkers bij. Nu hij echter gestorven was, was het gedaan met zijn goede en slechte huishoudelijke qualiteiten, gedáán met de heele huiselijkheid, gedaan met het heldere, glimmende keukentje. Eva en Adam, zijn bastaard-taks, bleven achter, treurend, tot in de zielen bedroefd. En omdat het leêge van het huisje Eva tot melankolische mijmeringen - als daar is mysterie van dood en leven - bracht, zij daarenboven niet alléén in die afgelegen buurt durfde slapen, ofschoon Adam waaksch en vertrouwbaar was en zij nog meerder-daarenboven zooveel keukengerief, meubeltjes, tapijten, lampen, bedden niet alleen kon onderhouden op de wijze zooals zij dit wilde, begon zij met één dienstmeisje, hetwelk in veertien dagen versleten zijnde door een ander opgevolgd werd, daarna wèder door een ander en zoo voort. Langer dan veertien dagen hield Eva het niet uit met haar meisjes. De meisjes beweerden dat

[pagina 195]
[p. 195]

zij niet genoeg te eten kregen, Eva dat zij snoepsters, dieveggen, manziek, lui of onhandig waren. Zeker was het dat geen der booien in gestorven man's schaduw kon staan, dat geen de keuken zoo helder, zoo precies, zoo symmetrisch op te redderen wist als de lieve doode.

 

Op het moment nu dat dit avondverhaal zijn entree maakt, was Eva bezig de linten van haar hoed met paarse blommen, witte pluimen en de pauwveer op te strikken.

Terwijl bedacht ze, dat haar nieuw meisje tot-heden-toe-niet-gekende hoedanigheden bezat. Zij was werkelijk kraakhelder, bij-de-hand, ijverig, had geen vrijer, kon kousen stoppen, eieren hard of zacht (net hoe je 't wou) koken, zette 's morgens de thee (afgemikt anderhalf lepeltje), had nog geen haren in de soep of in het eten te goeder of te kwader-trouw gedeponeerd. Zulk een meisje was een tref en nu na twaalf dagen had Eef nog geen andere gebreken opgelet dan den aanleg tot snoepen. Want eergister toen ze pruimen gestoofd had en de meid er even alleen mee gelaten had, was er een pit in de saus geweest, nét alsof er haastig een vinger in was gestoken. Dat symptoom was verdacht. Het werd dus meer dan tijd de nieuwe bezem nader te analyseeren, mogelijkerwijs te snappen. Snoepte ze niet, nou dan wás 't 'n meisje uit duizend.

Al deze zaken overdenkend sloot Eva, door Adam gevolgd, de kasten, behalve die waar het ontbijtservies en de dagelijksche dingen in stonden, overkeek de kamer en ondernam iets zeergeheimzinnigs.

Sluw sloop zij op het raam toe, beloerde een vlieg, zette voorzichtig het vleeschhandje tegen het

[pagina 196]
[p. 196]

glas, greep toe... Mis! Vlieg ontkwam, vroolijk de kamer doorgonzend.

Op het gordijn, iets hooger, zat er nóg een. Kalm schoof Eva een stoel bij, beklom de sporten, stapte op de zitting, dreef zachtjes, listig als een slang de hand naar het diertje en dan met een ruk sloot zij het huisje harer hand. Alweer mis. De vlieg vloog weg naar de lamp.

Bedaard stapte Eva van den stoel, streek de plooien van haar japon glad, loerde opnieuw aandachtig. Op de lamp zaten er twee. Maar die kon je niet vangen. Dan had je kans de kap te breken. Op het raam was er geen. En de brommer die vloog nòg.

Wacht 'r is! Daar zat-ie op het tafelkleed bij den suikerpot. Nou heel voorzichtigjes, heel voorzichtig. Het mollig handje, gekromd als een lepel bewoog met aarzelende duwtjes, naderde den brommer.

Flap!

En alweer mis.

't Was of ze 't in de gaten hadden wat je voorhad. As kind had ze 't zoo góed gekend. Onderzoekend keek ze rond. Er zaten er wel twaalf op het plafond waar je niet bij kon en drie, vier, op de lamp. Wat waren 'r vandaag weinig. Anders zooveel. Zeker omdat 't vanmorgen geregend had. Maar op den spiegel. En nou is heel voorzichtigies.

Poeszacht met bedaarde, tastende tredjes, bang geluid te maken, sloop Eva naar den spiegel. Listig glansden haar oogjes. Nou was die 'r bij of ze kende 't heelemaal niet meer. En weer plonsde het mollige handje met een strakken haal en waaràtje, ze had 'm. En wàt 'n kanjer! Zeker 'n mannetje. Die waren altijd grooter dan de wijfies.

Slim blies zij door een heel dun tuitje van haar hand, voelde het vliegend gespartel van het diertje.

[pagina 197]
[p. 197]

Morrege baassie. Je zit 'r in. En kom jij d'r nou is uit as de vrouw 't niet wil.

Wijs-lachend opende Eva den suikerpot, bekeken door Adam die op z'n gemak haar manipulatiën aanschouwde - en met de handigheid van een goochelaar liet zij vliegje vlug door den kier onder het deksel door.

Het was een gegoten glazen suikerpotje. As j'm tegen 't licht hield kon je de vlieg er in zien. Zoo. Zoo. Nou maar dat was me 'n goeie raad van d'r vriendin geweest. Nou wou ze wel is zien dat 't meissie van de suiker snoepte. Al maakte ze de suiker nou nóg zoo glad, d'r was geen ontkomen an as de deksel 'r eenmaal af was geweest. Knussies hoor! Je mocht 'n ander mensch wel niet in de verleiding brengen, maar tegen die snoepende oneerlijke meissies lei je 't altijd af. En 'n dievegge in je huis was me 'n pláág! Dat was nóg erger dan 'n meid met 'n vrijer of 'n onhandige meid.

‘Aagie!’

‘Ja juffrouw!’

‘Aagie kind, 'k ga 'n kwartiertje om. Zal je goed op 't huis passen. Ja, hè? En zet je koffie terwijl? - Nee laat de suiker dáár maar staan. Daar staat-ie goed. Nou dag kind’....

Zoo. Al de kasten op slot. Van de geschilde aardappelen zou ze wel niet eten. Het brood en de koekies die waren onder slot. En nou is kijke of ze met d'r vingers an de suiker kwam. Of 't 'n goeie raad van de vriendin geweest was om 'n vliegie, 'n onnoozel vliegie op wacht te zette!

 

Aagie keek de juffrouw door het spionnetje na, ging toen rustig in den leuningstoel zitten.

Nou dat was me 't dienstje wel! Jassus, jassus

[pagina 198]
[p. 198]

wat 'n dienst. 's Morges twee dunne boterhammen met margerine - om twaalf uur twee dunne boterhammen met margerine en op een 'n schijfie kaas om weg te blazen - en 's middags aardappelen, vet en groenten. 's Zondags vleesch. Ze liet je geregeld honger lijjen, dat wijf. En nou is 'n lekker koppie koffie drinken. Tegen den tijd dat ze d'r in het spionnetje zag ankomme zou ze gauw water bijgooien. Lekkertjes! Anders kreeg zij altijd 't dik en nou kon madam dik drinke.

Op haar gemak schonk Aagie zich een kopje in, nam drie lepels suiker - ze hield van zoet - zag het vliegje heenvliegen.

‘Wel da's màchtig komiek,’ praatte zij hardop: ‘Zouen ze 'r nou àllemaal dezelfde foefies op na houen? Dat dee me vorige juffrouw ook: vliegen in de suikerpot stoppe om te kontroleere. Nou maar dan motte ze vroeger opstaan! Ik ben niet van gister!’...

In den leunstoel dronk ze drie, vier kopjes met bescheiden suiker. Toen deed ze hetzelfde wat Eva straks had gedaan, ze ging op de vliegenjacht net zoolang tot ze een kanjer te pakken had, slipte dien in den gelijkgeschudden pot, goot water, veel water op de koffie, wiesch haar kopje om en maakte vriendelijk open toen Eva en Adam thuis kwamen.

‘Wat een helder meisje,’ dacht Eva: ‘as ze nou maar niet snoept, ben ik best tevreden’....

 

En dadelijk inspecteerde zij den suikerpot. De vlieg was er nog in. Knap hoor! Nou hàd ze 't eindelijk is met 'n meid getroffen.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken