Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland) (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.85 MB)

Scans (15.08 MB)

ebook (3.02 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 5 (onder ps. Samuel Falkland)

(1906)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 71]
[p. 71]

Aankomst.

Op een dag kwam ik te Amsterdam aan. Het was een ochtend van drensend geregen, weder dat zeer deed van kilheid. Met voeten nog weeig-warm van het koperen rooster in den coupé, doorliep ik den tunnel, waar stommeling van veel menschen was en een gevoel van geaffaireerdheid, oneigen aan de natuur van een Hollander. Maar niet zal ik voortgaan met het neerschrijven van dergelijke putluttige dingen, reisherinneringen van een paf voelend individu. Het gelijkt eenigszins onaardsch om contemplatief te zijn in nuchtere zaken als deze.

Buiten was het ànders.

Aankomst in Amsterdam op een dag van regen heeft iets bijzonder-deprimeerends. De straten hebben 'n kil aspect, de huizen staan in vaal gebrokkel, de menschen hebben water aan hun lichaam, bewegen mal-apart onder de dof-natte parapluien. En over alles grauwt de looden hemel, hemel van lusteloos inert grijs.

Evenwel, ook dìt laat ik voor hetgeen het is. Ik ben eenigszins wijzer geworden, gevoel stemmingen te dezer plaatse als iets minder passends, iets waarop de vrindlijke lezer geen recht heeft, waarmede zijn Zaterdagavond-theetje niet verstoord moet worden.

[pagina 72]
[p. 72]

Onder de kap van het station, bij den uitgang drongen kruiers, klapten aapjeskoetsiers met lange zweepen, wachtten ook menschen die familieleden kwamen afhalen. Buiten de kap waren de omnibussen van hotels, netgelakt met fleurige, gouden letters. En een agent keek suffig toe. Ik zeg suffig òm wat te zeggen. 't Kan ook wel zéer verstandig zijn geweest. Ik verlies de kijk op die dingen.

Er was nog iets.

Naast de aapjes, meest naar de zijde van den uitgang, stond een groote, vuile gevangeniswagen. De wielen waren grijs van modder, modder tusschen de spaken, modder om de assen, modder hoòg opgespet tegen de wanden. Het was een héel groote wagen met wel plaats voor een dozijn menschen, een langbakkige diligence zonder raampjes, zonder glas-deur, zonder passagiersgoed. Hij was zwart gelakt met een flets-groene baan op de hoogte der wielen. Hij had twee deurtjes met getraliede kokers en naast elk deurtje een zitplaats. Hij had onder die deurtjes een zwaar-ijzeren trede. Hij had twéé deurtjes met gaten voor den schroefsleutel. De paarden - het waren er twee - stonden bonkig te slaaphangelen met ingedeukte voorpooten, koppen slap bij den grond. De leidsels, afgegleden van den verlaten bok, slierden in diepe bochten, even slap als de paarden.

Nieuwsgierig, onder de kap van het station, wachtten jongens. Ze lummelden met de handen in de zakken, kijkend naar den wagen, kijkend schuin naar den uitgang van het station.

‘Jò,’ zei 'r een: ‘de trein die is an. Nou komt-ie!’

‘Zeker 'n moordenaaar,’ zei 'n ander knulletje, oogen sterk van fantasie.

‘'t Zal de kerel zijn,’ wijs-veronderstelde 'n joggie dat een pakje onder den arm hield: ‘de kerel die de meissies steekt!’

[pagina 73]
[p. 73]

‘Ach je klètst! Die hèbbe ze ommers niet!’

‘Daar weet jij wat van!’

‘Daar weet ik meer van dan jij. De stekert loopt los, hoor! Die lààt zich niet snappe....’

‘Zoo-oo!’ redeneerde het joggie met het pakje: ‘En às ze 'm nou gesnapt hebbe! Kanne ze 'm niet in Rotterdam gesnapt hebbe?’

‘Nee dat kan niet,’ ontkende de ander.

‘Daar komme twee smerisse op te zittte,’ lei 'n schoenmakersjongetje uit: ‘en dan is die nog in de boeien.’

‘Nou die is voor z'n lol uit,’ hel-sprak 'n andre jongen: ‘'k rij nog net zoo lief in de tram.’

‘Ik heb is 'n kerel zien wegbrenge,’ zei een grootere, daadlijk met aandacht der andere jongens, wier hoofden bogen naar de richting van zijn stem: ‘en die kerel had 'n dienstmeissie vermoord in 'n kelder en d'r hals zoo afgesneje dat 'r hoofd an 'n draadje hing.... En die kerel daar wier je bang van... die liep met kettinge an z'n poote, nóú!’...

Er was een stilte van jongensontzetting om den wagen.

Uit het station kwamen nog maar weinig menschen. Er reden wat aapjes heen, hard van wielenketsing en wat meerdre kijkers wachtten op den gevangene.

Een slager, geheel wit met een enkle bloedvlek op de borst, had zijn vleeschmand neergezet, pruimde geduldig.

Een aapjeskoetsier liep heen en weer, luid-stappend om z'n voeten te warmen. De lange lakensche jas klepte zwaar van vocht tegen zijn kuiten.

Een burgerjuffrouw, op een afstand, veilig onder haar parapluie, keek van den wagen naar den uitgang.

Een heer met hoogen glimmenden hoed en water-

[pagina 74]
[p. 74]

proofregenmantel, rookte nette rookdampjes onder z'n parapluie.

Een dienstmeisje, lief van properheid, japonnetje frisch en opvallend van helder krakende kleur, schuilde onder de kap in meelijdende wachting.

Verderop stonden koetsiers van de tram, voeten in stevige klompen, harige jassen met koperen knoopen.

De jongens praatten weer saam.

‘As die dàar uitbreek,’ zei een bleek, flets kind met blauwe wallen onder de oogen: ‘nou! nou!... dan is die knap!’...

‘Ach Jeesis, Jò,’ zei weer de verteller van den moord op het dienstmeisje: ‘as ze wille kenne ze alles... Ze steke 'n vijl in d'r bek.... En as ze dan in 't Rooie dorp zijn, vijlen ze de tralies door’...

‘Nou dat zou ik wel is wille zien, verdikme!’ -, protesteerde het schoenmakersjogje: ‘steek jij maar is 'n vijl in je bek. Dat lap-j'm niet!’

‘O zoo,’ zei een ander, stekend den vuilen wijsvinger in den mond, peilend de diepte daarin: ‘da's kul hoor! steek jij is 'n vijl in je smoel, dan wor je zoo misselijk dat je mot spuugen!’

‘En toch doen z't,’ hield de inleider vol: ‘Je mot jouw bek niet rekene. Maar zoo'n kerel het 'n bek wel driemaal zoo groot as van jou. En die is me d'r op geoefend! Ga maar is bij Carré, daar slikken ze sabels. Nou? Als je 'n sabel kan inslikke, ka-je ook wel 'n vijl berge, wat?.... En zoo hebbe ze d'r 'n hoop foefies op.... Ik heb is geleze van zoo'n kerel... Die had zijn moeder en zijn vader en nog drie vrouwe vermoord en die had 'n vijl onder zijn voete met 'n touwtje... En toen kwam-die los en vermoordde d'r nog is drie... Dat was 'n Italiaander ...’

‘Jo, daar komt-ie!’

Spanning kwam over de gezichten. De joggies

[pagina 75]
[p. 75]

drongen op, de slagersknecht nam de mand over zijn arm, schoof dichterbij, de aapjeskoetsier stond stil, het dienstmeisje liep om de paarden heen, de heer rookte niet meer.

Uit den stationsuitgang, langzaam loopend tusschen twee rijksveldwachters, wier karabijnen om de schouders hingen en daàrachter nog een veldwachter, kwam-die. Hij droeg een jas van verschoten groen laken, alsof er mos in gevreten was. De broek was oud met inzetstukken aan de knieën. De schoenen, vierkant, plat, grauw van slijk. Het gelaat was groot, beenig, met sterke welling van jukbeenderen, ouwelijk gelaat, verpaarsd door buitenlucht, vergoord door roodbruine baardstoppels. De oogen waterigflets keken soezig naar het plein voor het station, naar de brokkeling van natzwarte huizen, naar de zwarte glimming van straatkeien.

Dan onverschillig onderging hij het nieuwsgierig, starend gedoe van de jongens, den slager, den aapjeskoetsier, de burgerjuffrouw, den heer, het dienstmeisje. Van de tram kwam in draf aandraven een koetsier, luid beklokkend den weg met het slaan zijner klompen. De veldwachters, rustig, netjes in d'r uniformen van dofgroen met witte tressen, blinkende helmranden en glimmende sabelknoppen, liepen toe op den wagen. De agent duwde de jongens op zij, en terwijl de eene veldwachter den sleutel in het slot van den wagen stak, wat hem niet dadelijk gelukte, drongen de nieuwsgierigen sterker op, aanglurend den man, kijkend van zijn hoofd naar zijn voeten en naar zijn polsen, waaraan een dunne ketting rinkinkte. Dan werd de zwarte holte van de gevangenisdoos zichtbaar, de banken, de doorschemering van licht door betraliede kokers, stapte de man in, dof-kijkend naar de opdringende gezichten, stapte een veldwachter in, die zitten ging met de karabijn

[pagina 76]
[p. 76]

tusschen de knieën en nòg een die ook zitten ging met de karabijn tusschen de knieën, floepten de deurtjes dicht, kwam de derde veldwachter buitenop te zitten - en de paarden, wakkergeschrikt door het aanzetten der leidsels, trokken voorzichtig den wagen om, stapvoets en dan harder over het plein naar de vale, modderige straat, waar de menschen bewogen, schuilend onder ronde afdakjes van natglimmend-zwart, waar de huizenlijn zachtsnijdend soezelde in het looden, duffe gehang der regenlucht.

Toen was het gedaan. De jongens liepen pratend op. De koetsier klotste terug naar den tramwagen. De regen tekkerde rustig. En ik liep de stad in waar ik een boodschap te doen had. Maar eerst liet ik me scheren.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken