Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland) (1906)

Informatie terzijde

Titelpagina van Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)
Afbeelding van Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)Toon afbeelding van titelpagina van Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.81 MB)

Scans (13.48 MB)

ebook (2.99 MB)

XML (0.31 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

schetsen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Schetsen. Deel 6 (onder ps. Samuel Falkland)

(1906)–Herman Heijermans–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 89]
[p. 89]

Zij wil niet lezen.

Vroeger als de krant kwam, stond de thee te wachten. De thee wachtte op de krant en de menschen wachtten op de thee. Dan als de klep van de brievenbus door de gang klopte en 'n zachte bons naschokte, was Truus bij de deur, nog vòor de loombenglende schel overging. Moeder schoof den ijzeren bril uit het foudraal, zette 'm op den beenigen neus, wendde den stoel naar het lamplicht, begon met het feuilleton. Jan nam het Eerste Blad en Truus, vóor ze zelf een der bijbladen openvouwde, schonk thee in de wachtende koppen. Alles had op het geluid in de brievenbus gewacht - nou dronken ze, làzen ze. Jan stormde doorgaands de bladen door, sloeg over wat 'm niet interesseerde, Truus had geen idee in politiek nòch in vergaderingen - die las zuinigjesgeduldig de advertenties, de gemengde berichten, 't feuilleton. Als Jan en Truus klaar waren, dee Jan 'n tukje, zat Truus te soezelen, tot Jan wakker werd en studeerde of corrigeerde - hij was schoolmeester. Bij tijden keek-ie 'ns op en keek Truus is op en làchten ze stilletjes om moeder die èlk woordje van de krant las, herlas. Trouw om negen uur sliep ze er bij in, schrikte wakker, vroeg òf ze gedut had, nam de krant weer op. Ze las curieus-hardnekkig.

[pagina 90]
[p. 90]

Ze las het buitenlandsch overzicht èn de familieberichten, den gemeenteraad èn de Kamer, de markten èn de fondsnoteeringen - ze had 'n Oostenrijksch lot, 'n Theisslot en wat andere effectjes - ze las kolom na kolom, rustig turend door den stevigen bril en als ze iets héél-markants vond, dat Jan wel overgeslagen zou hebben, vroeg ze met peinzende aandacht: ‘Heb-ie gelezen, Jan, van die vrouw in Delft, die....’ en zonder te wachten las ze hard-op, monotoon, bereid om na te praten als Jan en Truus 't niet màchtig vonden. Tot tien uur was ze zoo bezig, gezellig in 'r stoel verknuffeld, kopjes zoete thee drinkend, alle wereld-gebeurtenissen zachtjes-bekauwend - de krànt dat was elken avond 'n boek met vervolgen en niks stond er in of 't was màchtig. Om tien uur lei Truus 'n servetje over het tafelkleed, snee 'n boterhammetje met roggebrood en kaas en om elf lagen ze te bed, bleef Jan soms nog op, als die niet klaar was met z'n werk. Zoo glee de goedige, tamme regelmaat der dingen in de warme achterkamer - onverstoord zelfs door 't vertrek van Dries met z'n vrouw naar Transvaal. Dries was de tweede zoon, oók getrouwd, oók onderwijzer. 't Afscheid was lam geweest, maar er kwamen opgewekte brieven dat 't ze goed ging, dat Jet 'r uitzag as 'n wolk, dat ze 'n tweeden zoon gekregen hadden, dat ze over 'n jaar of tien terug hoopten te keeren.

Maanden verliepen. In de warme achterkamer van de Kerkstraat zeurde het leven langzaam, egaal, onbewogen - het wachten op de krant - het boterhammetje met roggebrood - het napraten over wat 'r gebeurde in de wereld die wijd en geweldig om 't huisje lag, doch 'r roerselen en aandoeningen kalm en getrouw in de krant deponeerde, de krant die je las bij je kopje thee, de krant die je neerlei als je 'm uit had, de krant waarover je iets langer

[pagina 91]
[p. 91]

napraatte bij 'n moord, of 'n brand, of 'n spoorwegongeluk - dicht in de buurt.

 

Maar de donderslag sloeg, rinkelend de kopjes op de schoteltjes, doordreunend de lamp, wegsnauwend de rust der achterkamer.

De eerste avonden, als de klep van de brievenbus vreemder dan gewoonlijk door de gang tikte, kwam er gekibbel wie 't hoofdblad het eerst zou lezen. Moeder las zoo langzaam dat je 'r niet op wachten kon en als Jan voorlas, begreep moeder 't niet. Ze begreep alleen wat ze zelf las.

‘'k Zal lángzaam lezen,’ zei hij dan.

‘Nee,’ zei ze kribbig: ‘dat gaat me nòg te gauw’...

Maar làs hij ten slotte toch, poogde zij de beteekenis te snappen, knikte, zweeg, greep driftig 't blad als-ie klaar was, om 't op haar gemak te herkauwen. Dan trilde haar ouwe-vrouwtjes-onderkaak zenuwachtiger, mumden haar dunne lippen de woorden over en over, kreukte ze met heftige vingers de krant in haar schoot, zei met harde bitsende stem:

‘De vent mosten ze hangen, vierendeelen’....

‘Wie,’ vroeg dan Truus.

‘Wel die vènt,’ snauwde ze vinnig.

En het heel rustig Hollandsch achterkamertje, waarin de kachel gloeiend snorde, de lamp suisde, de thee pruttelde, begreep dat de oude, oude vrouw 't over Chamberlain had.

Die háátte ze van vroeger, van vroeger toen-die zoo'n bek opzette - de vent die heele gezinne ongelukkig wou make - die 't zèlf maar is most probeere - redeneerde ze.

Chamberlain probeerde 't niet - de oorlog brak uit - de Boeren vielen in Natal.

 

Na het telegram van het ultimatum, na het bericht

[pagina 92]
[p. 92]

van de eerste schermutselingen, was de oude vrouw ondersteboven en het evenwicht van vele jaren in het benauwd-heete achterkamertje geknapt.

Dien avond deed ze zonderling, spraken de andren druk, meenend dat moeder wel weer zou veranderen.

Het gebeurde zoo:

Truus was met de krant binnengekomen, had de thee geschonken, moeder's kop gevuld, Jan schoof haar een stuk van de krant toe.

‘Dànk je,’ zei ze het hoofd schuddend.

‘Neem dan maar 't hoofdblad,’ gromde Jan uit z'n humeur. Hij had niks geen lust om 'r weér over te kibbelen.

‘Nee, 'k lees 'm niet meer,’ zei ze, de stoppelige wenkbrauwen gefronsd, de ouwe tanige handen gevouwen, de oogen strak-starend.

‘Wàt zegt moeder?’, vroeg Truus, gebluft.

En Jan, denkend dat ze 'r boos om was, omdat hij het hoofdblad zoo gretig had gegrepen, begon driftiger te spreken:

‘Wat wil u toch, moeder? Ik lees toch vlúgger dan u - je kan 'm voor mijn part heelemaal krijgen.’

Kregelig schoof-ie al de bladen onder de lamp naar haar toe.

‘Dat bedoel 'k niet,’ zei ze terwijl ze den ijzeren bril in 't foudraal dee: ‘zoolang die gevloekte oorlog duurt, lees 'k geen krant meer’....

‘Waarom?’ - vroeg Truus weer

‘Omdat.... omdat,’ haperde ze - ‘omdat 'k - begrijp je 't niet?’

‘Nee,’ zei Truus: ‘je most 'r nou dubbel belang in stellen’....

‘'k Wil niet lezen van de slachting’....

En ze zweeg.

Toch wou Jan, na 'n poos 'n stukje voorlezen, werd ze heftig:

[pagina 93]
[p. 93]

‘.... Hou je mond.... Lees 't zàchies.... 'k Wil Dries z'n naam niet per aventuur hooren’....

‘Kom moeder,’ suste hij: ‘je mot niet an 't èrgste denken’....

‘Om 't even,’ redeneerde ze: ‘'k heb 'r de heele dag an gedacht. As 'k z'n naam ineens voor me in de krant zou zien, zou 'k 't besterven. Van al dat bloed waarvan je leest - daar - daar kan Dries bij zijn.’

Stug leunde ze in 'r stoel. Jan en Truus keken mekaar aan. 't Zou wel zakken. Jawel, moeder die zóó trouw jaar in jaar uit èlken regel gelezen had - - die zou nou niet meer.... Dat hield ze niet uit. Eer de avond om was, zou je zien....

Maar de avond ging om en ze keek niet naar de krant. Tegen negen uur dutte ze in, werd wakker, strekte uit gewoonte de hand uit naar 'n blad, schrikte, bleef tot boterhammen-tijd zachtjes met de onderkaak kauwen, zooals ze altijd dee.

‘Je kan 'm gerust lezen, moeder,’ zei Jan nog eens verwonderd: ‘'r staan maar 'n paar telegrammen in - anders geen nieuws.’

‘Dank je,’ herhaalde ze; ‘dànk je’....

 

En den volgenden avond was het dezelfde historie. Niets leek veranderd in de monotonie der kamertjesdingen. Kwart over zeven zaten ze om de tafel, tikte de klok, suisde de lamp, pruttelde het theewater, dampte Jan - kwart over zeven klopte de klep van de brievenbus, alsof'r een knokel naar de deur ketste, slofte Truus door de gang, klonk de schel, hoorde je de bus openschuiven, het kreuklen der krant, kwam Truus binnen, lei ze het blad voor Jan neer, reikte moeder den bril over, schonk de koppen in.

‘Wil je gelooven,’ zei het ouwetje: ‘dat 'k nou de krant niet meer lùchten kan’....

[pagina 94]
[p. 94]

‘Ik wel,’ meende Jan: ‘dan hoor je nog wat’....

‘In elk geval,’ hernam ze: ‘dàt zeg 'k je, Jan, dat às je wat leest - bij God is alles mogelijk - às je wat leest, dan wil 'k 't nièt weten, dan hou je 't maar voor je’....

‘Goed moeder,’ zei hij vriendlijk.

En de avond drensde onrustig, terwijl niets geschiedde.

Zoo passeerde een week.

Van bulletins wou ze niet hooren. Ze was heelemaal niet nieuwsgierig.

Telkens herhaalde ze: als God 't wil dan mot 'k berusten, maar wèten wil 'k niet - niet voor me tijd. En even dikwijls, als ze schijnbaar ingedut zat, de lippen zòo stroef geklemd dat je geen mond zag, kon ze in zichzelf snauwen met 'n dreigenden blik naar den kamerhoek....

‘Die vènt.... De schobbejak....’

 

Toen kwamen de eerste berichten van grootere gevechten.

Of ze wou of niet, ze hóórde 'r van spreken - de melkboer an de deur sprak 'r over - de slager - de waschvrouw.

Op 'n avond, terwijl Jan las, rukte ze plotseling met kracht haar stoel om, zóo dat ze met 'r rug naar de tafel zat.

‘Wat doe je moeder?’ schrikte Truus.

‘'k Wil Jan z'n gezicht niet zien as-die leest,’ gromde ze.

En 'n andren avond, terwijl ze zoo gekeerd zat tot de kranten van tafel waren en Jan even fluistrend wat aan Truus zei, stopte ze wild de ouwe magere vingers in de ooren, hard roepend:

‘.... Hou je mond, Jan.... Ach, God, Jannie, hou je mond’....

[pagina 95]
[p. 95]

‘'t Is niks moeder,’ riep hij onrustig.

‘Ik blijf hier niet - ik blijf hier niet,’ klaagde ze bijna huilend: ‘zoolang jij 'r plèzier in heb die dingen te lezen, blijf 'k hier niet’....

Nerveus-driftig liep ze de kamer uit naar boven.

 

Omdat 'r nòg geen berichten van Dries zijn en kranten regelmatig komen, doet ze 't nou elken avond - zoodra de klep van de brievenbus door de gang klopt.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken