Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De harde weg (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van De harde weg
Afbeelding van De harde wegToon afbeelding van titelpagina van De harde weg

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.49 MB)

Scans (14.67 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.62 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De harde weg

(1945)–Emiel van Hemeldonck–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

VII.

Veertien dagen kan lang toeschijnen, en dat was ook het geval voor Michaël wanneer hij, na een bezoek thuis, den terugweg insloeg naar de verre abdij. Veertien lange dagen, waarin niets hem nog bereiken kon dan de vredige dingen, die in het stift rond hem leefden, studie en gezang. De eerste dagen na zijn

[pagina 65]
[p. 65]

terugkeer scheen dat voor hem een eindelooze zee, die hij bevaren mocht, maar naarmate de dagen gingen, naderden stilaan, meer en meer angstwekkend, de laatste uren, die hem van het vertrek scheidden.

Ten slotte berustte hij dan. Zijn moeder had er streng aan gehouden, dat hij om de veertien dagen naar huis kwam en hij kende haar voldoende om het niet te wagen tegen dit verzoek, dat hem een bevel was, ook maar iets in te brengen. Een der broeders uit de abdij vergezelde hem telkens tot Turnhout, hoewel dit niet noodzakelijk bleek, want de wegen, al slingerden zij dan door eenzame bosschen en verlaten heivlakten, waren veilig te heeten. Eens in de stad gekomen, vond hij alleen wel den weg.

Nu was de lente in het land gekomen, nog niet de volle, heerlijke bloei, maar aan zoovele teekenen was het stadige naderen van het voorjaar te merken. Grijze regénluchten scheurden, snelle wolken dreven aan den frischblauwen hemel. Het gras der beemden kreeg donkerder schijn en de kruinen van de berken droegen lichtgroen waas om de purperen, van sap glanzende takken. Els en hazelnoot hadden lang gebloeid; tegen de bermen bij de poelen sterden de eerste anemonen.

Michaël liet zijn paard op stap gaan over dit pad, dat achter het Stokt naar de Kommerdalen boog. Hij was nu geen kind meer, en het was glimlachend dat hij er aan terugdacht, hoe hij vroeger dezen weg, die langs het Galgeveld leidde, niet alleen betreden dierf, ofschoon hij nooit geweten had dat hier iemand werd opgeknoopt. Hij glimlachte, en toch deden de hooge galg, de magere armen en de op den wind bengelende koord hem thans onheimelijk aan. Zijn oogen dwong hij op den breeden weg, langs weerszijden door lage bosschen bezoomd en, niet onaangenaam verrast, zag bij in de lage bosschen ruiters naderen. De paarden gingen stapvoets. Hij kon de gestalten niet herkennen, maar dra onderscheidde hij, aan de uniform, een soldaat; op het andere paard zat een dame.

Hij was hun tot op een steenworp genaderd, wanneer hij Hortense, zijn zuster, herkende. Het aangezicht van den soldaat

[pagina 66]
[p. 66]

zei hem niets, maar vaag herinnerde hij zich een dergelijke uniform op het feest van zijn eerste communie gezien te hebben.

‘Mon petit frère!’ groette de freule. Zij gleed van het paard en trad op Michaël toe, maar vreezend dat zij hem zoenen zou, bleef hij stijf te paard zitten. Glimlachend greep ze zijn hand en streelde ze. ‘Hofintendant de Choiseul, een vriend van mij,’ stelde zij voor en Michaël boog voor den ruiter, die lenig van zijn paard wipte en op hem toe stapte. De hand, die de zijne greep, was van ijzer.

Er viel dan een stilte, en er was alleen dat lachen van Hortense, dat hij gemaakt, gedwongen, voelde.

‘Mon petit frère,’ herhaalde zij, ‘wij doen maar een uitstapje...’ Zij keek hem doordringend aan en hij sloeg de oogen neer onder haar blik. ‘Gij hebt mij niet ontmoet,’ vervolgde zij traag, elk woord betonend.

Verwonderd hief hij het hoofd en was verward door haar glimlach. ‘Mon petit frère, gij hebt mij niet ontmoet...’ Zij wachtte tot hij knikte. ‘Straks kom ik terug thuis, dan zal ik u begroeten.’

Vaag vermoedde hij wat van hem verlangd werd, en hij knikte nogmaals. Hortense steeg te paard en ook de ruiter. ‘Bonjour!’ wenkten ze met de hand, maar hij antwoordde niet.

Hij dacht aan zijn moeder en naarmate de spitse toren, die boven de donkere bosschen uitstak, naderde, groeide zijn angst. Hij kon dit gevoel moeilijk verklaren. Hij had geleerd, dat hij zijn ouders moest beminnen en in alle omstandigheden van het leven moest eerbiedigen, maar zijn goede wil en zijn vast voornemen leefden alleen in zijn verstand, gloeiden niet in zijn hart.

Hij reed de groote baan op. Sedert zijn laatste thuiskomst waren de boomen gekapt; ginder was een boer aan 't ploegen, een kwikstaart zat op een kluit te wippen, vergezelde hem tot hij achter de struiken bij den vijver kwam.

Zijn paard bond hij aan de trapleuning, ging dan traag de trappen op. Zijn moeder kon hij niet ontwijken, wel haar kus; en wanneer zij hem vroeg of het den abt goed ging en al de menschen, die met hem bezig waren, en hij haar geantwoord

[pagina 67]
[p. 67]

had, was alles gezegd en verlangde hij niets anders dan weg te zijn, naar zijn kamer, of in den tuin.

Hij stond aan het venster en keek het park in, als zijn moeder hem de vraag stelde: ‘En onderweg niemand ontmoet?’

Alleen aan den toon van haar stem hoorde hij dat zij wist. Hij zweeg en dierf niet omzien, wetend dat zijn verwarring op zijn aangezicht te lezen was. Maar hij hoorde de herhaalde vraag en dan het onontkoombaar bevel: ‘Michaël!’

Haar gebiedende blik verlamde hem, zoog hem aan en wanneer hij vóór haar stond, willoos overgegeven, fluisterde hij: ‘Hortense en...’

‘...en de Choiseul,’ voleindigde zij, sarcastisch. Hij kromp ineen bij dit harde geluid van haar krakende stem.

‘'t Is goed,’ knikte zij spottend en het was alsof zij hem als een vod wegsmeet. Als hij heenging, had hij het gevoel dat hij kroop.

Op zijn kamer kwamen de vertrouwde dingen hem tegemoet, maar alles was er killig, klam en ongezellig. Met heimwee dacht hij terug aan de kleine studiekamer, het zacht knetterende vuur in den haard, ginder in de abdij. Over boeken gebogen, heel den langen avond; buiten zoemt de wind, of regen ruischt neer en straks noodt de klepklok tot zang en gebed in de duistere kerk. Zaterdag, - en eerst Maandag kon hij terug. Voor de eerste maal werd hij er zich duidelijk van bewust, dat hij deze wereld ontgroeid was.

 

* * *

 

Wanneer hij 's avonds aan tafel kwam, begroette Hortense hem en zij was luidruchtig in haar vreugde hem weer te zien. Hem brak het zweet uit en hij waagde het niet op te kijken; de oogen van zijn moeder voelde hij dreigend op zich wegen.

Hij hoorde het vuur knepperen in den haard, en den tragen, slependen stap van den ouden knecht, die den leegen schotel wegbracht. De deur gleed dicht met licht gepiep en nu wist

[pagina 68]
[p. 68]

hij, met haast onfeilbare zekerheid, dat het lang gevreesde komen ging.

‘Hortense, niemand ontmoet onderweg?’

Hortense scheen deze vraag te verwachten. Een oogenblik aarzelde zij met het antwoord, haar oogen waren onzeker, maar dan hief zij het hoofd en zei: ‘Ja, ma mère, Michaël kwam... mij tegemoetgereden...’

Er groeide een stilte, gapend als een afgrond. Hortense slikte moeilijk. Gravin Martha's oogen gingen naar Michaël, die verbaasd toeluisterde en zijn zuster verward aankeek. Moedig zei Hortense: ‘En de Choiseul, ma mère... Hij vergezelde mij...’

Gravin Martha knikte; haar lippen werden scherp, haar hand trilde wanneer zij het mes neerlei. ‘De Choiseul? Wat had die in de hei verloren?’ Haar stem was een bedreiging, maar Hortense sloeg de oogen niet neer. Wel klonk haar stem zachter als zij sprak, en er leefde een stille vertwijfeling in. Het kostte haar moeite de opdringende tranen te weerhouden, maar moedig antwoordde zij: ‘Gij weet wie hij zocht, ma mère...’

Gravin Martha knikte haast onmerkbaar; haar oogen werden klein en met moeite kon zij zich beheerschen. Maar oogenschijnlijk kalm antwoordde zij: ‘Men zou zeggen dat de tijden veranderen. Toen ik jong was, kwam mij deze zorg niet toe... Onze ouders wisten best wat ons paste.’

Haar stem was koel, scherp en de bedoeling om pijnlijk te kwetsen, was duidelijk. Hortense had een opstandige beweging, maar rondschouwend werd zij onzeker. Michaël en Claire zaten over hun bord gebogen en oom Alexander deed alsof de aangelegenheid hem niet raakte. Het nuttelooze van dit gevecht inziend, boog zij eveneens het hoofd en wijdde haar volle aandacht aan het vleesch dat op haar bord lag.

Dien avond schreef gravin Martha aan ‘Ma Tante chérie, la comtesse d'Irvaing’. Langen tijd zat zij peinzend, zorgvuldig woord en wending zoekend en wegend, voor wat zij te vragen had. Zij kende de oude dame voldoende, haar argwaan en speurende spitsvondigheid, die achter elk woord een verborgen

[pagina 69]
[p. 69]

wereld vermoedden en opbouwden. Eerst na het derde velletje aangezet te hebben, vond zij den passenden aanhef.

‘Mij herinnerend wat gij mij bij uw laatste bezoek in de Kempen, nu jaren geleden, gezegd hebt: kleine kinderen, kleine zorgen, groote kinderen, groote zorgen, acht ik het oogenblik gekomen om beroep te doen op uw ervaring, in de hoop dat uw goede raad mij niet zal geweigerd worden. Hortense, die gij als een klein meisje gekend hebt, is thans twintig geworden en met de jaren zijn ook de zorgen gekomen. Jeugd is niet meer zooals vroeger; maar amper de kinderschoenen ontwassen, meenen ze hun eigen weg reeds te moeten gaan. En Hortense schijnt wel zin te hebben dit te willen doen, als haar waakzame moeder het niet wijselijk anders beschikt had. Een zekere de Choiseul, hofintendant van Hare Majesteit te Turnhout... Gij zult reeds vermoeden wat ik te berichten heb...’

Gravin Martha keek peinzend van haar papier op. Nog eens, en thans voor de laatste maal, aarzelde zij. Dan schreef zij resoluut, in brutale oprechtheid, wat zij te vragen had.

's Anderen daags, na het ontbijt, wenkte zij Alexander. ‘Eindelijk zal de koerier van Hare Majesteit zijn zending kunnen vervullen. Gij zult naar Brussel afreizen.’

Hij werd bleek en zijn oogen waren onzeker. ‘Waarom jaagt ge mij weg?’ vroeg hij met lichte aarzeling.

Zij spotte: ‘Vier jaar die de koerier verspeeld heeft. Bijzondere zending, mon cher frere...’

‘Hebt ge te klagen gehad over mij? Heb ik de paarden verzorgd, de honden afgericht, de jacht in orde gebracht? Op straat gejaagd nu...’

Ze haalde de schouders op bij zijn gejammer. Dan, hard: ‘Dezen namiddag afreizen, brief voor comtesse d'Irvaing. En zoo spoedig mogelijk terug.’

Dit laatste woord verzoende den krijgsman met de werkelijkheid. Het kon de oude gewoonte zijn, die plots in hem weer leven kreeg: bij den stalen klank van haar bevel, stond hij stram in de houding en groette militair.

[pagina 70]
[p. 70]

Kort na het middagmaal reisde hij af. Het paard hinnikte, als hij voorbij het salon reed. Hij zwaaide den bepluimden steek. Het kon de lentezon zijn, die koesterend vleide op handen, aangezicht en de glanzende manen van het paard; hij voelde zich licht, jong en overmoedig, niettegenstaande de jaren. Na de lange, gedwongen afzondering, gleed het leven weer open voor hem en hij reed het glimlachend tegemoet.

Wanneer zij den brief geschreven had en Alexander had zien vertrekken, was gravin Martha geruster geworden. Het lag niet in haar aard lang te talmen bij het nemen van een beslissing en wanneer het harde woord gesproken was, had de aangelegenheid haar beslag gekregen. Wel deed het haar onaangenaam aan het gesloten aangezicht van Hortense te zien en het knaagde haar, dezen harden nek niet te kunnen doen buigen. Maar zij dacht aan de boodschap, die de koerier van Hare Majesteit over de verre wegen naar de hoofdstad bracht.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken