Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De harde weg (1945)

Informatie terzijde

Titelpagina van De harde weg
Afbeelding van De harde wegToon afbeelding van titelpagina van De harde weg

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.49 MB)

Scans (14.67 MB)

ebook (3.03 MB)

XML (0.62 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De harde weg

(1945)–Emiel van Hemeldonck–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende

XXVIII.

Het ging reeds naar den winter toe, wanneer Aimée eindelijk berichtte dat zij zich gereed maakte om af te reizen. Haar telkens uitgesteld vertrek had zij op rekening van den geneesheer geschoven die, gezien de gunstige resultaten, telkens aandrong op langduriger verblijf. Michël doorzag het procédé en hij kon gissen wat dergelijk geneeskundig getuigschrift kostte. Aimée zelf verried zich trouwens: in haar brieven was meer dan eens een echo te vernemen van de feestelijkheden, recepties en bals die zij meegemaakt had bij den intocht der Franschen in de stad, waar zij als ‘bevrijders’ ontvangen waren. Met een geestdrift die hij haar niet kende, verhaalde zij over de on-

[pagina 248]
[p. 248]

verwachte aankomst van haar zwager aan het hoofd van zijn zegevierend dragonderregiment; op alle tonen werd de lof van den schitterenden kolonel de Choiseul gezongen en met merkbaar welbehagen vermeldde zij al de feesten, defilé's, ontvangsten, waaraan zij aan zijn zijde had deelgenomen. Michaël begreep en zijn glimlach was bitter. Zijn laatste brief was een koel bevel geweest, - wellicht de eenige manier om indruk op haar te maken. Had zij niet op een brief van hem, waarin hij zinspeelde op de groote uitgaven die dit buitenlandsch verblijf meebracht, brutaal geantwoord dat haar bruidschat haar wel dergelijke uitgaven kon veroorloven? Al de lieve woorden die zij verder gebruikte, hadden den bitteren smaak van deze zinspeling niet kunnen verzoeten.

Zij kwam thuis alsof zij amper acht dagen weg geweest was, kuste het kind en omhelsde Michaël. Hoezeer hij ook ontstemd geweest was om haar al te langdurige afwezigheid en in stilte de woorden herkauwd had die hij haar zeggen zou, zweeg hij, ontwapend door haar stralende jeugd. In den namiddag was het huis haar reeds te eng; zij liet voorspannen want het was maanden geleden dat zij haar vriendinnen gezien had, en haar nieuwsgierigheid om te vernemen wat tijdens haar afwezigheid het mondaine leven in de hoofdstad had, beroerd, vermocht zij niet te bedwingen. Michaël bleef alleen met het kind.

Hij had maatregelen getroffen om zoo spoedig mogelijk een bezoek af te leggen bij zijn moeder, maar wanneer hij Aimée over dit opzet sprak, keek zij hem met haast grenzenlooze verwondering aan. In vollen winter? Een lastige reis en ginder niets anders dan wind, regen en vale hei? Hij kon van haar niet eischen dat zij het saison zou opgeven? Zij had er zelfs aan gedacht een paar avondfeesten te geven als de rouw om tante's overlijden voorbij zou zijn.

Hij stond machteloos tegenover zooveel lichtzinnigheid en woede, de toevlucht der zwakken, maakte hem redeloos. Wanneer hij, zich niet meer beheerschend, dreigde haar het geld te onthouden dat zij zorgeloos verkwistte, beet zij hem spottend toe: ‘Mijn geld blijft alleen te mijner beschikking!’

[pagina 249]
[p. 249]

Na den twist voelde hij zich moe; een groot verlangen naar de rust van hei en bosch, naar het donkere lied van den wind die in den avond leeft, naar de breede vlakte als de sneeuw heinde en ver alles toedekt en de maan aan den hemel wandelt, vervulde hem. Hij liet koffers inpakken en op een avond zei hij: ‘Wij zullen morgen afreizen!’

Zij keek hem een oogenblik verrast aan; haar oogen werden klein en dan groeide de glimlach op haar lippen die haar aangezicht hard maakte. ‘Zooals gij wilt!’ antwoordde zij.

Zijn hart bonsde en de brandende twijfel drong hem woorden naar de lippen, die hij echter, angstig om het mogelijke antwoord, niet sprak. Die twijfel verscheurde hem, martelde hem den langen, slapeloozen nacht.

's Anderen daags stond hij reisvaardig, ook het kind was gereed, maar zij sliep nog. Het wachten moe, klom hij naar haar kamer, moest haar nog wekken. Met vagen blik keek zij hem aan, luisterde geeuwend naar wat hij zei. Zij wilde het kind zien en wenschte dan goede reis, langer dan veertien dagen zouden ze niet wegblijven? Kerstmis en nieuwjaar waren dan voorbij en als het weder iets meewilde, was het niet onmogelijk dat zij hen in de Kempen voor een paar dagen kwam vervoegen.

Bleek van woede luisterde hij naar haar woorden, maar hij slaagde er in de ontstemming om zijn nederlaag te verbergen. De deur viel dicht met harden slag. Het kind keek hem angstig aan, alsof het de pijnlijke spanning vermoedde. Wanneer hij het in de armen nam, wekte zijn glimlach de vreugde in die helle kijkers.

De reis verliep naar wensch en ofschoon de regen neerplaste wanneer hij op het kasteelplein uit de koets stapte, was zijn vreugde groot. Het was hem of hij nog kind was en na een lange afwezigheid weerom thuis kwam. Dit blije gevoel, wanneer de dingen naar ons toekomen, de donkere massa van het huis, de silhouet van een boom, het blaffen van een hond, de glimlach van een mensch, vervulde hem gansch en hij begroette zijn moeder met een vreugde die geen veinzen kende. Wanneer

[pagina 250]
[p. 250]

zij de vraag naar Aimée stelde, schoof hij de schuld van haar afwezigheid op het ellendige weder in dit winterseizoen en bracht handig het gesprek op andere baan.

Hij liep door de stallen, zijn hand ging over de paarderuggen, streelde de manen; hij voelde hoe de huid rilde en hij glimlachte. De honden sprongen wild tegen de tralies omhoog als hij hun namen riep. Buiten was de wind gaan liggen; door breede wolkenspleten brandde het laatste licht van de ondergaande zon. Michaël liet een paar honden los, wild sprongen ze op hem toe, blaffend. Zoo trok hij door de dreef naar het bosch en verder plooide de hei open. De honden liepen snuffelend in het grauwe, verregende kruid. In het spoor blonk het koele licht van plassen. Maar alleen in deze eenzaamheid van bosch en hei kon Michaël zijn martelende gedachten niet ontvluchten. Het was niet meer de scherpe, brandende pijn, maar een stil knagen dat hem niet verliet. Hij trachtte biet meer te denken, riep de honden en liep met hen, een wilden, dwazen rit die zijn bloed opjoeg, zoodat hij hijgend tegen een boom moest aanleunen. Als Aimée hier...

Het was late avond als hij weer thuiskwam. De vermoeienis had zijn denken verlamd en gansch zijn verlangen ging naar stilte en de rust van een zetel. Het licht van de vele kaarsen deed zijn oogen pijn als hij in de deur stond. Kindergejuich, het schetteren van een lach of een schelle angstkreet, kwam hem tegemoet. Het kind wees onder de groote tafel, vluchtte als daar vervaarlijk gegromd werd, sloop dan weer nader, onweerstaanbaar aangetrokken. Michaël glimlachte als hij oom Alexander kruipen zag, het vervaarlijke dier dat knorde en bromde als een ever, blafte als een hond en bij de minste nadering van den kleinen man vooruitschoot.

Hij at zwijgend, voelde de oogen van moeder, maar had geen behoefte aan woorden. Soms luisterde hij naar de zware stem van oom Alexander, die den kleine op de knie genomen had en hem de plaatjes uit het prentenboek verklaarde. De kleine vinger gleed van prent tot prent en telkens vroeg dat dwingstemmetje: ‘En dit? En dat?’ Soms geviel het dat Michaël

[pagina 251]
[p. 251]

een blik uit die kinderoogen opving en wanneer hij dit stralende geluk zag, had hij kunnen schreien.

Hij zat in den haard, de warmte vleide en hoog in de schouw zoemde de avondwind. De vermoeienis doorgloeide hem, hij voelde zijn lichaam haast niet meer. Als zijn vingers door zijn haar gleden, kwamen geuren van regen, hout en blaren hem tegen. Hij zag alles als in een droom; zijn moeder bij het vuur en dit peinzende, gesloten aangezicht. Oom Alexander, hij verliest zich in een kind, is zelf kind geworden en Michaël weet hoe het leven hem geraakt heeft en hij, na zoovele stormen, aan dit strand is aangespoeld. En het kind dat, ver van zijn moeder, het geluk heeft ontdekt...

Vóór hij naar zijn kamer klom, vroeg zijn moeder hem: ‘En Aimée?’ Hij zag het licht van de kaars in haar oogen branden en de vraag waarop hij een antwoord moest geven. Hij wist dat hij niet ontsnappen kon en de angst om deze smartelijke belijdenis verlamde hem. Zij drong aan met een gebaar en dan stamelde hij: ‘Mijn hart is hier, en zij...’

Het scheen hem dat zij rilde, maar zij beheerschte zich onmiddellijk. ‘Ha,’ antwoordde zij alleen. Zonder goedennacht te wenschen, scheidden zij van elkaar.

Alleen in den nacht omspoelde hem de eenzaamheid en er was geen vlucht mogelijk. Zijn pijnlijke oogen staarden in de duisternis. En zijn leven lag vóór hem met al de mislukkingen, met zijn kleinmoedigheid, met zijn lafheid. Hij walgde voor zichzelf.

De uren gingen; bij poozen kwam de donkere slag van een verre klok tot hem door. Door het venster zag hij de flikkerende sterren. Wanneer de bleeke morgen daagde, viel hij in een zwaren, droomloozen slaap.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken