Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Door eenen engen hals. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1550-1670 (1996)

Informatie terzijde

Titelpagina van Door eenen engen hals. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1550-1670
Afbeelding van Door eenen engen hals. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1550-1670Toon afbeelding van titelpagina van Door eenen engen hals. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1550-1670

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.00 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

sec - letterkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Door eenen engen hals. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1550-1670

(1996)–Theo Hermans–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vertaalhistorie. Deel 2


Vorige Volgende
[pagina 32]
[p. 32]

2
Cornelis van Ghistele (vert.), Der Griecxser Princerssen / ende Jonckvrouwen clachtige Sendtbrieven / Heroidum Epistolæ ghenaemt / bescreven duer den geleerden ende vermaerden Poeet Ovidius Naso inden Latijne / ende nu eerst in Duytsche duer Cornelis van Ghistele Rhetorijckelijck overgesedt [...]. Antwerpen: Hans de Laet, 1553

Cornelis van Ghistele (ca. 1510-ca. 1572), een vooraanstaand lid van de Antwerpse rederijkerskamer De Goudbloem, schreef zowel in het Latijn als in het Nederlands. Behalve Ovidius vertaalde hij ook Vergilius (de eerste vier boeken van de Aeneis verschenen in 1554, de overige volgden twee jaar later), Terentius (zie Tekst 3), Sofokles (Een Tragedie ghenaemt Antigone, via het Latijn, 1556) en Horatius (Satyrae oft Sermones, 1569). Zijn prozaversie van Erasmus' Lingua (1555) was de enige die zonder vermelding van de naam van de vertaler werd gedrukt. Vóór Van Ghistele waren van Ovidius de Metamorphoses in Nederlands proza gebracht door Johannes Florianus (Antwerpen, 1552). In zijn vertalingen in dichtvorm maakte Van Ghistele gebruik van een traditioneel rederijkersvers. De Clachtige Sendtbrieven kenden verscheidene herdrukken, wat Van Ghistele de gelegenheid gaf zijn vertaling uit te breiden met enige ‘responsive Epistelen’ van latere datum en met brieven van eigen vinding. [Exemplaar UB Gent]

Aen den Eerweerdigen ende discreten Heere, H. Iacob Herdtzen, Ridder, Borgermeester der vermaerder stadt van Antwerpen. Cornelis van ghistele.

OM dat ick, Eerweerdighe Heere, (ende dat ter begeerten van Gheeraert Delien, ende noch sommighe van onsen ouders van der Goudtbloemen) Rhetorijckelijck in onse duytssche sprake Ovidius epistelen over te settene my zoo stoutelijck onderwonden hebbe, sommige sullen daeromme (duchtick) my berispen, ende seggen Quid Graculus cum Musis? hun laten dunckende niet betamelijck te syne, dat een slecht ongheleert clerck, als ick ben, met sulcken Poeet hem moeyen soude. Maer gelijck den Schilders wel toeghelaten wordt, zowel den slechten als den grooten constenaers (hoewel den best-doendere den meesten loff heeft) te beworpeneGa naar voetnoota oft te schilderene historien oft fabulen, dewelcke vande Poeten beschreven ende ghefingeert zijn: zoo laet ick my oock duncken, E. Heere, dat eenen Rhetorisien oock wel toeghelaten mach worden te stellene oft te componerene in onse duytssche tale tghene dat de Poeten in latijne verclaert hebben. Aengemerct, dat sij anders niet ghescreven en hebben, (al schynent som fabulen) dan dat grootelijck is tot profijte van allen menschen, oft om den gheest te verlichtene, oft tprofijt met soeticheyt ende genuechten te leerene, ghelijck Horatius seyt in Arte poetica:

 
Aut prodesse volunt, aut delectare poëtæ,
 
Aut simul et iucunda et idonea dicere vitæ.
[pagina 33]
[p. 33]

Het welcke Ovidius naer mijn verstant nieuwers betere dan hier in sijne amoreuse Epistelen achtervolcht en heeft, vol geleerder sententien, schijnende half philosophye, ons bewijsende der minnaers manieren, suchten, kermen, mistroostichheyt, verdriet, en lijen, daer hem een iegelijck wel aen spiegelen ende voor wachten mach, dickwils comende tot eenen onsalighen eynde, zoot bleeck aen Phyllis, aen Dido, aen Leander, ende noch meer andere. Ten anderen moghen wij hier in oock aenmercken die eerbaere ghestadige liefde van Penelope, die Ulyssem haren man (al bleef hy twintich iaren wten lande) eerbaer ende getrouwe was: ende de suyver liefde van Laodamea, die sy droech tot Protesilaum haren man.

Hier omme E. Heere, hevet my oirboerlijck ghedocht te syne dese Epistelen te translaterene in onse duydtssche sprake ende Rhetorijckelijck in Dichte te stellene, want de menschen altoos meer gheneghen zijn, om eenighe zoeticheyt dan sware oft duystere materien te lesene. Ende oock aenghesien, dat ick niet dan zuvere redenen sonder beghrijpGa naar voetnoota oft vilonye daer inne en bevinde. Maer al eest sake dat ick somtijts een woort of twee daer by ghesedt hebbe meer dan het Latijn schijnt wt te sprekene, ick hope ende ick meyne nochtans, dat daeromme den zin vanden Poeet niet gecorrumpeert en is, want zoudemen het duydtsch zo plat naer dlatijn stellen, tsoude dickwils seer vrempt in des lesers oore luyen. Ende want Horatius ooick seyt,

 
Nec verbum verbo curabis reddere fidus
 
Interpres.

Ende ten anderen hebbick my oock moeten bedwinghen, om den aert der Rhetorijcken te volghene naer mijn beste vermoghen, zoo alle constighe gheesten dat wel bevroeden selen.

Maer ick weet wel E. Heere, dat dit werck te slecht is, om uwer Eerweerdicheyt toe te schrijvene, nochtans hebbe ick my sulckx ghepijnt, ende verstout te doene, betrouwende uwer grooter gheleertheyt ende discretie dat int goede te nemene: Consydererende oock dat ghy oyt de edele Gulde vander Goudtbloemen hier binnen Antwerpen ghefavoriseert (als een ghetrou hootmanGa naar voetnootb) ende byghestaen hebt, hopende daer duer minen ghewillighen aerbeyt in dancke te nemene, want ick ter eeren der Goudtbloemen (zo verre alst den lesere behaechlick valt) dit bestaen hebbe, tot wiens dienst ick my altoos offerere.

 
God almachtich wil mynen
 
Heere in salicheden ende in
 
duechden eewich gesparen.

voetnoota
beworpen: ontwerpen
voetnoota
beghrijp: verwijt
voetnootb
hootman: hoofdman

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

titels

  • Vertaalhistorie


auteurs

  • [tijdschrift] Vertaalhistorie


Over dit hoofdstuk/artikel

titels

  • over Der Griecxser princerssen, ende jonckvrouwen clachtige sendtbrieven, Heroidum epistolae ghenaemt


auteurs

  • over Cornelis van Ghistele