Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Emblemata moralia (1625)

Informatie terzijde

Titelpagina van Emblemata moralia
Afbeelding van Emblemata moraliaToon afbeelding van titelpagina van Emblemata moralia

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (3.38 MB)

ebook (6.28 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

emblematiek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Emblemata moralia

(1625)–Zacharias Heyns–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[Folio 4v]
[fol. 4v]

[De Giericheyt een groot gequel,
Op aerden is geen meerder hel
]

 
De Giericheyt een groot gequel,
 
Op aerden is geen meerder hel.
 
EEn Vercken is onreyn, onlustich in syn woelen,
 
Dewijl't in't leven is, in modderige poelen,
 
Sich wentelt, ende nut met gulsicheyt den dreck,
 
Geslachtet voetsel geeft, goed' Worsten, Vlees en speck:
 
De geltgier oock alsoo (geduerende siin leven)
 
Is alle mans verdriet, wil nemen en niet geven,
 
Aen't schrapen in siin sack al siine sinnen hangt,
 
Dies jder een te recht na siine doot verlanght.
 
Il ny'a plus facheuse destresse,
 
Que convoitise de richesse.
 
LE paresseux pourceau qui s'es bat en la fange,
 
Qui puant et grondant de toute ordure mange,
 
Estant en vie, sale et detestable appart,
 
Bouché, le tout est bon, sa peau, son chair, son lard
 
L'avare tout ainsi vivant en facherie,
 
Amaßant, grommelant, ne trouve ami n'amie,
 
Mais bien ses heretiers souhaitent que le sort
 
Pour leur comoditè se change par la mort.
[Folio 5r]
[fol. 5r]

Avaritia tormentum.



illustratie

Ga naar margenoot+Giericheyt is een wortel van alle quaet.
La convoitise des richeßes est la racine de tous maux.
[Folio 5v]
[fol. 5v]

Wtlegginghe.

HEt onsuyvere swijn in den drec wentelende ende in den overvloet des voetsels gestadich knorrende is by syn leven onnut, ende voor des menschen neuse stinckende: Doch gheslachtet siinde ist alles goet wat daer aen is, gevende goet Speck ende vleesch tot des menschen onderhout. Alsoo de gierigaert met woeckerye ende andere onbehoorliicke middelen siin goet vergadert hebbende, leeft seer armeliick in siinen grooten overvloedt sonder den selven te nutten oft iemanden goet te doen, ende der halven te recht by den armen Tantalus vergeleken. Waer van K. v. Mander in siine uytlegginge op Ovidy Meta. stelt.

 
Den Tantalus van dorst versmacht, hem na den vliet,
 
Om drincken haest met vlijt, doch sy te rugge vlied,
 
En van syn lippen wijct, wat lacht ghy? geck 'tverhalen
 
Raect u, hoewel ghy hoort eens anders naem verhalen.

Ende Fransois Perrin.

 
Depitè aux enfers pour le fruict qui deuale
 
Jusques devant son nez, & ne le peut gouter,
 
Non plus que beau qui vient à son menton flotter
 
Redouble son tourment le malheureux Tantale:
 
De l'avare beantie croy le peine egale:
 
Plongé dans les tresors qui le viennent tenter
 
Et ne serrent non plus à la soif contenter,
 
Qu'au Coq Esopean sa perle orientale.
 
Tantalus tot de kin staende in den helschen vloet,
 
Mits 'twater hem ontvliet, gestadich dorsten moet,
 
 
[Folio 6r]
[fol. 6r]
 
De vrucht tot op siin neus gehangen moet hy derven,
 
T'welc hem van spijt en smert doet duysent dooden sterven:
 
De gierigaert alsoo de selve pijne lijdt,
 
Want siinen schat is hem een quelling t'aller tijt,
 
Syn honger ende dorst niet konnende meer stelpen,
 
Als aen Esopus Haen de peerele mocht helpen.

Ende gelijc de Indische mieren het gout uyt de holen getrocken alleeneliick bewaren ende niet en gebruycken, also gebruyct de Rijcke gierigaert siinen Rijcdom niet, ende misgunt dien den anderen, gestadich knorrende ende wroetende tot inder aerden inghewant, waer over Ovidius in siine Metamorph. seyt.

Itum est in viscera terrae,
Effodiuntur opes irritamenta malorum.

De Koninginne Semiramis willende alsulcke gierigaerts bespotten liet op haer graf schrijven, wie van de Koninghen gelt van doen heeft, het graf gheopent siinde neme wat hy wil. Darius de Stadt inghenomen hebbende dede den steen van't graf wentelen, vond geen gelt daer in: Maer op de binnenste syde des steens was gehouwen. Soo ghy gheen boos mensche ende eenen onversadelijcken gier en waerdt, soo sout ghy der dooden rustplaetse niet aentasten:

Doch de voorsz gierigaerts doot siinde verheughen ende verquicken hare erfgenamen die alsdan haer gewin tot nootdruft siin gebruyckende, oft ooc wel onnutteliic verquistende, eyndeliic, soo Phocilides seyt.

Omnium Avaritia est mater nutrixque malorum.
De giericheyt is moeder en voester van alle quaet.
margenoot+
1 Tim. 6. 10.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken