Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het ijzersterke prentenboek (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het ijzersterke prentenboek
Afbeelding van Het ijzersterke prentenboekToon afbeelding van titelpagina van Het ijzersterke prentenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.94 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Illustrator

P.W.M. Trap



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het ijzersterke prentenboek

(1869)–David François van Heyst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 9]
[p. 9]

Op de kermis.

De kermis is voor vele kinderen een recht pleizierige tijd. Dan is er overal op de straat veel drukte en beweging. Groote kramen met speelgoed of met koek en ander lekkers, poffertjes- en wafelkramen, draaimolens, groote en kleine tenten vindt men in menigte. Zie eens, welk een rare sinjeur dáár aankomt, hij heeft een koperen helm met bellen op zijn hoofd, een groote trom met bekkens voor zijn lijf, waar hij onophoudelijk op slaat, en springt altijd heen en weer, zoodat de menschen telkens hard wegloopen en ruimte voor hem maken. Maar luister eens! Hoort ge daar geen trompet? Jawel, het is dáár, voor die groote tent met dat balkon. Verscheidene muzikanten zijn aan het spelen, en als zij gedaan hebben komt er een man voor den dag, die een aanspraak houdt, waarin hij vertelt dat nog niemand ooit zulke kunststukken gezien heeft, als er in deze tent vertoond worden. ‘Komt maar binnen,’ zegt hij, ‘burgers en buitenlui, hier zul je zien wat je nog nooit hebt gezien, de muziek geeft de laatste waarschuwing. Komt binnen, komt binnen!’ En als men nu binnentreedt, dan ziet men eene groote vierkante ruimte, waar een lang, stevig louw gespannen is, want het is een koordedansersspel. Op nevensstaande plaat gebeurt het koordedansen in den open lucht, maar dat maakt natuurlijk geen verschil. Een man in een luchtig gewaad, en met pluimen op het hoofd, klimt op het in de hoogte gespannen koord en begint daar zoo vlug en sierlijk te dansen alsof hij op den vlakken grond stond. Hij speelt met kogels, eieren en borden zonder er een te laten vallen. Er is zelfs tegenwoordig een koordedanser, die een kacheltje voor zich zet en op de koord koeken bakt.

Maar nog meer dan koordedansersspellen trekt het groote paardenspel de aandacht der kermisbezoekers. Men ziet daar dan ook niet alleen moeielijke kunststukken uitvoeren, maar men mag zich ook verlustigen in het gezicht van de schoonste en krachtigste paarden, die de bevelen en wenken hunner meesters getrouw opvolgen. Die ronde tent dáár is van binnen schitterend verlicht, terwijl de zitplaatsen door honderden toeschouwers zijn bezet. Op de maat der schoone muziek galoppeeren eenige heeren en dames, in satijn en fluweel gekleed, op fraaie, vlugge paarden door den circus. Zij springen door hoepels en over linten heen, en het is alsof zijn zweven in plaats van rijden. En als zij geeindigd hebben, dan worden zij met luidruchtig handgeklap beloond.

Een knaap van tien jaren zat met zijne ouders in het paardenspel. ‘O’ dacht hij‘ wat moet het heerlijk wezen, om zulke prachtige kleeren te mogen dragen en bij die mooie muziek zoo vroolijk rond te rijden. Dat is prettiger dan dat vervelende schoolgaan. Als ik groot ben, da ga ik ook in een paardenspel!’ Een half uur later viel een der kunstrijders van zijn paard, en werd erg bezeerd weggedragen. Nu riep de knaap terstond: ‘Och, papa, ik wil toch maar liever schoolgaan; ik wil geen paardrijder meer worden.’

Het paard.

 
Een paard, mooi opgetuigd, stond bij een huis te wachten;
 
De zon was brandend heet, en roofde hem zijn krachten;
 
De vliegen staken hem en toen bij al die smart
 
Beklaagde hij zijn lot en vond het wreed en hard.
 
‘Geen dier is zoo geplaagd als ik,
 
Men kwelt mij ieder oogenblik;
 
Soms moet ik zware wagens trekken,
 
Of springt mij meester op mijn rug
 
En moet ik vlug
 
En onvermoeid mijn leden rekken.
 
'k Krijg telkens met de zweep een slag,
 
Terwijl 'k mij nooit verroeren mag,
 
Zooals ik zelf het liefst zou willen.
 
Van jongsaf ben 'k mijn vrijheid kwijt,
 
Men gunt mij soms niet eens den tijd
 
Mijn dorst te stillen!
 
En wat is 't loon voor al mijn vlijt,
 
Gehoorzaam aan mijn meesters grillen?
 
Een rustplaats in den donkren stal,
 
Wat hooi en haver - dat is al!’
 
Toen rukte 't paard, in woede ontstoken,
 
Opeens zijn toom en halster los
 
En vlood naar 't afgelegen bosch.
 
Nu was zijn slavernij verbroken;
 
Maar spoedig werd zijn vreugd verstoord:
 
Hij werd door wolven wreed vermoord!
 
 
 
De vrijheid is een heerlijk goed,
 
Een kostbre schat op aarde;
 
Maar zonder veiligheid er bij
 
Heef zij maar weinig waarde.
[pagina 10]
[p. 10]
 


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken