Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het ijzersterke prentenboek (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het ijzersterke prentenboek
Afbeelding van Het ijzersterke prentenboekToon afbeelding van titelpagina van Het ijzersterke prentenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.94 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Illustrator

P.W.M. Trap



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het ijzersterke prentenboek

(1869)–David François van Heyst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 13]
[p. 13]

's Morgens en 's avonds.

Wie buiten woont is meestal veel meer aan vroeg opstaan gewend, dan hij, die zich in een groote stad bevindt. Buiten kent men al de kracht van het fraaie spreekwoord: ‘De morgenstond heeft goud in den mond.’ Men gaat dáár echter ook veel vroeger naar bed dan in de stad, en wanneer een boer in het midden van den zomer reeds om drie of vier uur opstaat, begeeft hij zich ook doorgaans om acht of negen uur ter ruste. In de stad daarentegen is menigeen 's nachts om twaalf of één uur nog bij de hand. Niettemin is het vroeg opstaan toch in elk geval eene zeer prijzenswaardige zaak en ware het wel te wenschen, dat de stedelingen in dat opzicht de landbewoners meer navolgden. Zij, die des zomers lang in hun bed blijven, verliezen eigenlijk het aangenaamste gedeelte van den dag. Nooit is de lucht zoo frisch en prettig, nooit zien velden en bosschen er zoo vroolijk uit, dan juist 's morgens in de vroegte. Als de dag in de stad pas begint, dan heeft de landman al een halven dag achter den rug. Zooals gij op de bovenste praat ziet, moeten de knechts en meiden van den boer allen zich vroegtijdig aan den arbeid begeven. Er is dan ook op zulk een boerderij heel wat te doen. Het land moet bewerkt, de koeien gemolken, de kippen en eenden gevoederd worden. Men spant den wagen in om naar de markt te rijden, en der boer, die zelf de spade in de hand neemt en ijverig medearbeidt, moet honderden bevelen geven. Ja, de ochtendstond is voor den veldarbeid heerlijk; en als het middag is, en de zon brandend heet aan den helderen hemel staat, dan kost het werk menigen zweetdroppel. - Maar terwijl de morgenstond bovenal geschikt is, om tot werkzaamheid aan te sporen - de avondstond verschaft daarentegen rust en koelte aan ieder, die een warmen vermoeienden dag heeft doorgebracht. Men kan het Baas Gerrits, op de onderste plaat, immers wel aanzien hoe prettig hij den avond vindt, nu hij daar met zijne lieve vronw en kinderen zoo gezellig mag uitrusten. Zijn pijpje smaakt hem nu recht lekker, terwijl hij over het werk van den afgeloopen dag praat en weer plannen maakt voor den volgenden. Allen gevoelen het, dat de rust dubbel zoet is wanneer men zijn plicht heeft volvoerd. Maar zie eens, het is of de kleine Dirk met de hand voor zijne oogen staat te huilen. Hij is dan ook erg stout geweest, en Moeder heeft gezegd dat zij het aan vader vertellen zou, als hij 's avonds thuis kwam. Arme Dirk, voor jou is de avond in het geheel niet koel of pleizierig, maar dat komt ook alleen omdat ge uw plicht niet hebt gedaan!

Goeden morgen.

 
Kom, wrijf eens gauw uw oogjes uit!
 
De musschen sjilpen schel en luid,
 
De zwaluw fladdert om het dak,
 
De dauwdrop blinkt op bloem en tak,
 
En alles roept ons blij te moe
 
En vriendlijk toe:
 
‘Goeden morgen!’
 
 
 
De zon is lang reeds opgegaan
 
Begroet door onzen wakkren haan,
 
Die kraait alsof hij zeggen wil:
 
‘Zoolang ge slaapt zwijg ik niet stil!
 
Al wordt gij ook mijn wekken moe,
 
Ik roep u toe:
 
Goeden morgen!’
 
 
 
Wat heldre glans, wat gouden gloed!
 
Wat klinkt het lied des leeuwriks zoet!
 
Hoe vroolijk loeit het vee op 't veld,
 
Die nu nog slaapt is lang geen held!
 
De duif roept zelfs den luiaard toe:
 
‘Koekeroe,
 
Goeden morgen!’

Mijn poesje.

 
Minet heet mijn poesje
 
Dat zwart is als roet,
 
En ik heet Paulientje;
 
Dat klinkt toch wel goed?
 
Mijn poesje, mijn snoesje,
 
Kom, wees maar tevree,
 
Een dropje in 't kopje
 
Breng ik voor u mee.
 
Mijn katje, mijn schatje,
 
Ge zijt zooals ik,
 
Want als wij maar smullen,
 
Dan hebben wij schik.
[pagina 14]
[p. 14]
 


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken