Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Het ijzersterke prentenboek (1869)

Informatie terzijde

Titelpagina van Het ijzersterke prentenboek
Afbeelding van Het ijzersterke prentenboekToon afbeelding van titelpagina van Het ijzersterke prentenboek

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.94 MB)

XML (0.05 MB)

tekstbestand






Illustrator

P.W.M. Trap



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen
plaatwerk / prentenboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Het ijzersterke prentenboek

(1869)–David François van Heyst–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 17]
[p. 17]

Ijsbeeren en buffels.

In noordelijke landen is de winter lang en streng. IJs en sneeuw bedekt den grond. Hier vindt men beeren, wolven, rendieren; aan de kust zeehonden, in de zee walvisschen. De ijsbeer heeft altijd honger en eet ontzettend veel. De grootste dieren velt hij neer en eet ze op. De bewoners dier landen maken in den nood ook jagt op deze wilde beeren. Dan heeft er een bloedige strijd plaats. In zekere hut was hongersnood. Geen visch kwam in het net, roofdieren plunderden elken val, dien men had uitgezet, leeg. Twee broeders waren op weg naar huis: John en Bird. Opeens schoot een witte beerin met een harer jongen brullend op hem af. Nu komt het er op aan! John stoot haar zijn lans in het lijf - zij valt, maar slaat in haar val de beiden knapen op den grond. Gelukkig komt hun vader den hoek om. Hij ziet dat de beerin niet dood is; zij zal zijne zoons verscheuren en hij snelt hun zoo gauw hij maar kan te hulp. Juist als de beerin woedend opspringt, is hij er bij en stoot hij haar neer. De knapen zijn nog ongedeerd en men kan nu in overvloed beerenkluifjes eten.

In Amerika vindt men buffels in de vlakten. Van voren zijn zij met ruige haren begroeid. Hun kop is dik, hun oog wild. De Indianen eten buffelvleesch en waar vele buffels zijn, daar hebben de Indianen het goed. Zij zetten zich te paard en jagen met geweer, pijl en boog de kudde buffels na. De buffels draven verder weg, zoodat de grond er van dreunt. Maar het paard doet ook zijn best, en haalt hen weldra in. De jager mikt met zijn geweer of zijn boog en treft den buffel in zijn snelsten loop. Hij blijft staan, - hij wankelt en valt. Is de buffel slechts gewond en niet dood, dan bukt hij met zijn kop en werpt zich op den jager. Het paar bemerkt dat echter en maakt een grooten sprong, anders had de buffel hem met de horens de zijde opengescheurd en vervolgens den ruiter met zijne hoeven vertrapt. Nu echter ligt de buffel daar dood. Het vleesch, de huid, de haren, beenderen en horens, alles kan de Indiaan uitmuntend gebruiken.

De ijsbeer.

 
Wij zijn, wanneer het winter is,
 
De kou al spoedig moe,
 
En toch in 't Noorden, lezers, ja,
 
Daar gaat het anders toe.
 
En werd ik daar naar toe gebracht,
 
'k Was binnen 't uur al dood -
 
Maar de ijsbeer, met zijn witten pels,
 
Heeft bij die kou geen nood.
 
 
 
't Is sneeuw en ijs, en ijs en sneeuw,
 
Hoe ver het oog ook ziet,
 
En zoo gij plant of bloemen zoekt,
 
Neen, vriend, gij vindt ze niet.
 
De noordenwind snijdt als een mes,
 
De sneeuw vat dwarlend neer -
 
Maar de ijsbeer, met zijn witten pels,
 
Vindt dat eerst prettig weer.
 
 
 
En dan, of al die aakligheid
 
Nog niet genoegzaam is,
 
Blijft ook de zon daar maanden weg,
 
En heerscht er duisternis.
 
'k Zou waarlijk in dien langen nacht
 
Niet gaarne wandlen gaan -
 
Maar de ijsbeer, met zijn witten pels,
 
Steekt toch geen nachtlicht aan.
 
 
 
En 't eten in die barre streek...
 
Hebt ge ooit zooiets beleefd?
 
Een zeehond of een walvischkop
 
Is al wat men u geeft.
 
Neen, 'k dankte hartlijk voor die spijs,
 
Al was mijn disch maar schraal -
 
Maar de ijsbeer, met zijn witten pels,
 
Smult heerlijk aan dat maal.
 
 
 
Zóó ziet men dat verschil van smaak
 
Bestaat in ieder oord,
 
En iedereen bevindt zich 't best
 
Dáár, waar hij thuis behoort.
 
Zóó koestren wij ons bij den haard,
 
Met melk of warmen wijn -
 
Maar voor den ijsbeer, met zijn pels,
 
Zou 't vuur en martling zijn!
[pagina 18]
[p. 18]
 


illustratie

 


illustratie


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken