Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Psalmen, zangen en oratoria's (1870)

Informatie terzijde

Titelpagina van Psalmen, zangen en oratoria's
Afbeelding van Psalmen, zangen en oratoria'sToon afbeelding van titelpagina van Psalmen, zangen en oratoria's

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.53 MB)

ebook (3.58 MB)

XML (0.18 MB)

tekstbestand






Genre

poëzie

Subgenre

gedichten / dichtbundel
liederen/liedjes


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Psalmen, zangen en oratoria's

(1870)–Emanuel Hiel–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 143]
[p. 143]

Koning Helgo.
Eerste deel.

 
TJALDA.
 
Wat schoone nacht!
 
De lentewinden waaien
 
En blazen weidegeuren over zee;
 
De baren bobblen, buitlen, draaien;
 
De mane schemert zacht,
 
Rein is haar glans als verschgevallen snee,
 
Ze drijft door 't wolkloos ruim, gelijk een beeld van vree,
 
En lacht
 
Met blijde tintelingen op de zee....
 
Wat schoone nacht!
 
Des hemels grijs gewelf,
 
Met starrenpracht
 
Besprankeld,
 
Schijnt 't kille water zelf,
 
Waarin het spiegelbeeld des eilands wankelt,
 
Tot minnelust te lokken...
 
En Helgoland, met lichte nevels overtrokken,
 
Door 't gul geklots der golf in slaap gesust,
 
Rust
 
Als eene bruid, die sluimrend d'ega wacht...
 
Wat schoone nacht!
[pagina 144]
[p. 144]
 
REI VAN VISSCHERS.
 
Wij naadren den sombren klippenkant
 
De vesting van het heilig strand,
 
Helgoland!
 
REI VAN VISSCHERINNEN.
 
Het land waar ons geliefd gezin
 
Naar onze vangst, naar ons gewin,
 
zoo vurig tracht!
 
Waarvoor het ons schenkt de zoetste min,
 
Op het eiland bij dag en bij nacht.
 
REI VAN VISSCHERS EN VISSCHERINNEN.
 
Hoezee!
 
Wij zeilen stout door storm en wind,
 
En ankren wij in de veilige ree,
 
Dan storten wij eene vurige beê,
 
Omhelzen den grijsaard en zoenen het kind.
 
Hoezee!
 
VISSCHERS.
 
Wij naadren den sombren klippenkant,
 
De vesting van ons heilig strand...
 
Helgoland!
 
TJALDA.
 
Daar boven het slot des konings rijst,
 
Waar Helgo, door jaren en smart vergrijsd,
 
Te treuren zit om de laatste vaart,
 
Toen vrouw en kindren zich dachten bewaard
 
En verzwolgen wierden door de woelende baar.
[pagina 145]
[p. 145]
 
VISSCHERINNEN.
 
De zee is tukkig en vol gevaar.
 
VISSCHERS.
 
Hoezee!
 
Begraaft zij de koenen in haren schoot,
 
Ze schenkt toch eer en schatten groot.
 
VISSCHERINNEN.
 
De zee is tukkig en vol gevaar.
 
TJALDA.
 
Dat weegt nog aan Helgo's harte zoo zwaar,
 
Hem blijft slechts ten trooste zijner zielegrief,
 
Het kind zijner dochter, zijne Hedda lief,
 
Op het eiland bij dag en bij nacht.
 
VISSCHERINNEN.
 
De zee is tukkig en vol gevaar.
 
TJALDA.
 
Des konings oogen zijn vinnig en klaar,
 
Zij redden de koenen uit gevaar,
 
VISSCHERS.
 
Zijne oogen peilen de diepten der zee,
 
Wee!
 
De diepten der zee...
 
Wie tart er, zonder kuisch gemoed,
 
Hunnen vinnigen gloed?...
 
Ze stralen als een baak in het rond
 
En boren een schip in den grond.
[pagina 146]
[p. 146]
 
AJOBOUD.
 
Ik ook ben een visscher, een liefdevisscher,
 
Maar of ik de schoone bekoren zal,
 
Die immer sterker, dieper en frisscher
 
Mijn harte beheerscht... is een ander geval!
 
O, mocht ik ze in mijne netten vangen,
 
'k Bespeelde de harpe met vuur en met kracht,
 
En stemde verrukt mijne zegezangen
 
Op het eiland bij dag en bij nacht!
 
HELGO.
 
O, Hedda, ge tuurt naar buiten zoo bang....
 
De zee is gerust, de wind waait zoo zacht.
 
HEDDA.
 
Ach, vader, ik hoor een wonder gezang,
 
Het dwingt mij te droomen....
 
HELGO.
 
Lief kind, geef acht!
 
Want mijn oog is helder en blikt nog klaar.
 
HEDDA.
 
Grootvader, 't is Tjalda, de harpenaar,
 
Die met de visschers zeilt en zingt.
 
HELGO.
 
Mijn kind, uw boezem golft en jaagt,
 
Wis, dat die wonderzang u plaagt?..
 
HEDDA.
 
't Is Tjalda, vader, die 't leed bezingt,
 
Dat eens uwen boezem openreet,
 
En mij nog foltert innig en wreed.
[pagina 147]
[p. 147]
 
HELGO.
 
Neen, kind, 't is jonker Ajoboud,
 
Hij nadert het eiland listig en stout....
 
Mijn oog door het diepste duister dringt.
 
HEDDA.
 
't Is Tjalda, vader....
 
HELGO.
 
Welhoe, ge lacht...
 
Lief kind, geef acht, geef acht!
 
VISSCHERS.
 
Zijne oogen peilen de diepten der zee,
 
Wee!
 
De diepten der zee.
 
Wie tart er, zonder kuisch gemoed,
 
Hunnen vinnigen gloed?
 
Ze stralen als een baak in het rond
 
En boren een schip in den grond.
 
AJOBOUD.
 
Hel glanst de zee, groen is de wei,
 
Wanneer de Mei
 
Met geuren en met zangen streelt;
 
Doch milder dan de wei en de zee
 
Is Hedda met schoonheid bedeeld...
 
De zee glanst hel, de wei is groen,
 
Wat blijft de jeugd bij de grijsheid doen?
 
Hoezee!...
 
Liefste Hedda, kom mee!..
[pagina 148]
[p. 148]
 
VISSCHERINNEN.
 
Ja, milder dan de wei en de zee
 
Is Hedda met schoonheid bedeeld.
 
Want waar ze wandelt vlucht het wee,
 
Haar naam, dien 't herte dankbaar kweelt
 
Op ieders lippen vreugdig speelt:
 
Hedda, hoezee!
 
VISSCHERS.
 
Hij klinkt alom van strand tot strand,
 
Als de reinste vrouwenroem,
 
Als de schoonste maagdenbloem!
 
Van 't rijke Helgoland,
 
Ons heilig strand.
 
Hedda, hoezee!
 
AJOBOUD.
 
Dom is de man, is de oude man,
 
Die niets meer kan
 
Dan kuchen, en met knorren pijnt,
 
De liefde kwelt met ach! en met wee!...
 
O, Hedda, uw' schoonheid verdwijnt...
 
De zee glanst hel, de wei is groen,
 
Wat blijft de jeugd bij de grijsheid doen...
 
Hoezee!
 
Liefste Hedda, kom mee!
 
TJALDA.
 
Ramp
 
Aan hen, die haar eerloos naken!
 
Helgo's oogen blaken,
 
Dagen ten kamp
[pagina 149]
[p. 149]
 
En dooden den stoute, die verblind,
 
Helgoland's bloeme,
 
Helgoland's roeme,
 
Helgoland's pracht,
 
Met geene reine liefde mint,
 
Op het eiland bij dag en bij nacht!
 
VISSCHERS EN VISSCHERINNEN.
 
Zijne oogen peilen de diepten der zee,
 
Wee!
 
De diepten der zee...
 
Wie tart er, zonder kuisch gemoed,
 
Hunnen vinnigen gloed?
 
Ze stralen als een baak in het rond,
 
En boren een schip in den grond.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken