Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bolke de Beer (1935)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bolke de Beer
Afbeelding van Bolke de BeerToon afbeelding van titelpagina van Bolke de Beer

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.89 MB)

XML (0.14 MB)

tekstbestand






Illustrators

N.J. de Graaff

Rein Stuurman



Genre

jeugdliteratuur

Subgenre

verhalen


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bolke de Beer

(1935)–A.D. Hildebrand–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 46]
[p. 46]

VI. Bolke en de bijen.

Bolke vloog overeind. Hij had heerlijk geslapen op z'n bed, maar hij wist zeker, dat er vlak naast zijn bed een grote pot honing moest staan. Hij strekte zijn pootje uit.... maar er was niets.

‘Foei, foei,’ zuchte Bolke, ‘ik heb gedroomd. Wat jammer, dat ik wakker ben geworden, anders had ik de hele pot leeg kunnen eten. 't Was zo'n grote pot honing.

En Bolke wees zichzelf hoe groot de pot wel was. Toen knikte hij.

‘Ja, zo groot was hij wel, die pot.’

Bolke ging weer op z'n bed liggen, want het was nog erg vroeg. Het begon buiten juist te schemeren.

‘Ik moet vandaag honing hebben,’ zei Bolke tegen zichzelf.

Hij ging liggen peinzen. Het beste was natuurlijk om de honing bij de bijen te gaan halen, maar de bijen hadden prikkers en daar staken ze je mee. Hij wist, dat er vlak in de buurt een bijenhuis

[pagina 47]
[p. 47]

stond, met bergen honing, maar tja.... Bolke zuchtte. Bijen waren niet gemakkelijk.

Als hij ze nou eens weg kon krijgen.... zouden ze nooit een dagje op reis gaan en hun huis alleen achter laten.

Toen kreeg Bolke een goed idee.

Hij nam een velletje papier en een potloodje en hij schreef er op:

‘Fandach groot Beienveesd bei de Herdenwij’.

Bolke gichelde toen hij het papier netjes opvouwde en achter zijn oor stak.

Toen sloop hij z'n huisje uit, door het bos, naar het bijenhuis. Vlak voor het bijenhuis stond een grote boom. De bijen schenen nog te slapen, want Bolke zag er geen. Hij prikte het velletje papier aan een lage tak en verdween in het kreupelhout. Daar ging hij achter een boom zitten kijken wat er nu gebeuren zou.

Na een half uurtje hoorde hij het geklingel van een klokje. Het geluid kwam uit het bijenhuis. Het was de bel, die de bijen uit hun slaap wekte.

En daar kwamen ze ook al naar buiten. Vlak voor de boom, waar Bolke zijn papiertje had opgehangen, bleven er een paar zweven.

Ze lazen het bericht. De eerste twee, die het gelezen hadden, gingen naar binnen en kwamen

[pagina 48]
[p. 48]

even later terug met een heel grote bij. Dat moest de Koningin zijn.

‘Maar daar weet ik niets van,’ hoorde Bolke haar zeggen.

‘Dat dank je de koekoek,’ lachte Bolke. Maar gelukkig zat hij zover af, dat de Koningin hem niet kon horen.

‘Ze lopen er niet in,’ zei Bolke tegen zichzelf.

Maar.... ze liepen er wel in, want daar kwamen al een paar honderd bijen naar buiten vliegen. Ze verdwenen spoedig uit het gezicht in de richting van de hertenwei. Bolke klapte in z'n pootjes van plezier. Nu kon hij honing krijgen. Hij wachtte nog een paar minuten en toen sloop hij voorzichtig naar het bijenhuis.

Er was niemand te zien. Bolke stak z'n hoofd door de deur en keek naar binnen. Daar stonden de honingraten, opgestapeld langs de wanden van het huis.

‘Hmmmm,’ zei Bolke en het water liep hem in de mond.

Hij stak z'n pootje in de deur, maar toen moest hij eerst zijn hoofd terugtrekken want de deur was te klein om ze er allebei in te steken. Voorzichtig tastte hij langs de wand, pakte een honingraat en....

‘Au!’ riep Bolke. Hij voelde een stekende pijn in z'n pootje.

[pagina 49]
[p. 49]


illustratie
Op dat ogenblik voelde hij een stekende pijn achter aan zijn rug.


[pagina 51]
[p. 51]

Vlug trok hij het pootje terug en toen keek hij weer voorzichtig naar binnen. Hij zag niets. Geen bij te bekennen.

Zou hij zich vergist hebben?

Weer stak hij zijn pootje naar binnen, pakte een honingraat en trok ze naar buiten. Hij nam er nog vier en dat was alles, wat hij dragen kon. Het pootje zwol lelijk op. Hij was toch gestoken.

Hij zette de vijf honingraten op elkaar en wilde er mee weglopen en op dat ogenblik voelde hij een stekende pijn achter aan z'n rug.

‘Dief,’ riep een fijn stemmetje, ‘wil je wel eens gauw die honingraten teruggeven?’

‘Au,’ riep Bolke en hij keek om.

Daar zat de bijenkoningin op z'n rug. Bolke schrok zo erg, dat hij het op een lopen zette met de honingraten in z'n mond. Maar hoe hard hij ook liep, de Koningin bleef zitten en ze hield hem stevig vast. Zo nu en dan stak ze hem en dan riep ze: ‘Dief! Dief!’

En toen zag Bolke voor zich het beekje. Hij liet de honingraten aan de kant vallen en met een geweldige plons sprong hij in de beek. Op het laatste ogenblik liet de Koningin hem los. Bolke liet zich helemaal onder het water zakken, hoewel hij helemaal niet van water hield.

[pagina 52]
[p. 52]

Hij bleef zolang onder water, tot hij geen adem meer had en boven moest komen.

Het eerste, wat hij zag, was.... de Koningin. Die vloog in wijde cirkels boven de beek rond en toen Bolke z'n gezicht boven het water uitstak, kwam ze direct naar hem toe.

Floep! Weg was Bolke weer. Gelukkig had hij even kunnen ademhalen. Hij probeerde onder het water door te lopen en de Koningin zo kwijt te raken, maar iedere keer als hij boven kwam, zag hij haar weer vliegen. Ze gaf de achtervolging niet op.

Bolke zat erg in angst.

Eindelijk zag hij opzij van de beek een soort holletje.

Een boom, die aan de kant van de beek groeide, was half omgevallen. Bolke kroop er onder en nu kon hij tenminste zo nu en dan zijn hoofd boven water steken en eens ademhalen.

Na een uurtje zag de Koningin in, dat ze niet langer op Bolke kon blijven wachten en Bolke zag haar wegvliegen in de richting van het bijenhuis.

Toen hij zeker wist, dat ze weg was, kroop hij uit de beek, schudde zich eens flink uit en wandelde vergenoegd en tevreden met z'n honingraten naar huis.

Toen de Koningin thuiskwam, vond ze daar

[pagina 53]
[p. 53]

alle andere bijen. En toen ze hoorde, dat er helemaal geen feest was op de hertenwei, toen begreep ze ook, dat het papiertje een list was geweest van de honingdief.

‘Wacht maar,’ zei de Koningin, ‘we zullen hem wel vinden. Wacht maar!’

Bolke zat in z'n huis en snoepte honing. Hij moest voortdurend lachen, zo lekker smaakte het hem. Maar toen hij een raat leeggegeten had, kon hij onmogelijk méér eten en daarom verstopte hij de andere vier onder het mos in de hoek van zijn huis.

Hij ging wat wandelen en z'n pootje in het water houden, want het was erg opgezwollen en water is overal goed voor, dat wist Bolke.

De bijenkoningin had honderden bijen weggestuurd om overal in de buurt te gaan zoeken naar de gestolen honing. Zo kwam er ook een bij het huisje van Bolke.

De bij vloog naar binnen en ze rook direct, dat er honing was in het huisje. Ze zocht even en toen vond ze de vier raten, die Bolke in de hoek onder het mos had verstopt.

Ze vloog dadelijk terug naar het bijenhuis en daar vertelde ze de Koningin, wat ze gevonden had.

Juist toen Bolke thuiskwam, trok de Koningin er met honderd-en-acht bijen op uit, naar het huisje van Bolke.

[pagina 54]
[p. 54]

Bolke was op z'n bed gaan liggen om een slaapje te doen, maar toen hij bijna sliep, bedacht hij nog, dat hij beter de deur kon dicht doen. Er mocht eens een dief komen.

Aan dieven had Bolke erg het land, want hij vond stelen helemaal niet mooi.

Vijf minuten later sliep hij. Hij droomde, dat twintig bijen, zo groot als beren hem achterna zaten. Hij hoorde ze zoemen. Hij liep hard weg maar de grote bijen haalden hem in. De eerste pakte hem.... en met een schreeuw werd Bolke wakker, maar wat was dat?

Buiten hoorde Bolke een heel concert. Hij deed de deur op een kier los en daar zag hij een hele zwerm bijen, die aldoor maar om zijn huis vlogen.

Met een slag deed Bolke de deur weer dicht en hij ging op z'n bed zitten, met z'n hoofd in z'n handen. Daar had je 't nu!

Nu zat hij gevangen in z'n eigen huis en hij durfde niet meer naar buiten. Hij zou geen eten meer kunnen zoeken en geen drinken en hij zou wel dood gaan van honger en dorst. Dikke tranen liepen over z'n berenwangen. Met een zakdoek veegde hij ze af, maar er kwamen aldoor weer nieuwe.

‘Arme Bolke,’ zuchtte hij, ‘arme kerel. Nu is het met je gedaan.’

[pagina 55]
[p. 55]

Buiten klonk maar steeds het doordringende gezoem van de bijen.

‘Maar ik kan hier toch niet altijd blijven zitten,’ zei Bolke tegen zichzelf. ‘Ik moet er iets op bedenken.’

Na 'n half uur van ingespannen denken, kreeg hij 'n idee. Hij stampte driemaal heel hard op de grond.

‘Hé daar,’ riep een brommerige stem. ‘Kun je je niet wat kalm houden?’

‘Ik moet je spreken,’ riep Bolke, ‘kom even boven.’

De grond begon te bewegen en daar verscheen het kopje van een mol....

‘Hou je van honing?’ vroeg Bolke.

‘Nooit gehad,’ zei de mol. ‘Moet je me daarvoor helemaal naar boven laten komen?’

‘Nee, voor iets anders,’ zei Bolke. ‘De bijen zitten me achterna en ik ben gevangen in m'n eigen huis. Als jij met je vrienden een gang voor me wilt graven, zodat ik onder de grond door m'n huis uit kan kruipen, dan krijg je een hele raat honing van me.’

‘Laat eens proeven,’ zei de mol.

Bolke rende naar de hoek van z'n huis en gaf de mol een hapje honing.

‘Hmm,’ zei de mol, ‘niet kwaad. Hoeveel van die hapjes zitten er in een raat?’

[pagina 56]
[p. 56]

‘Heel veel,’ zei Bolke. ‘Doe je 't?’

‘Ja goed,’ zei de mol, ‘ik zal m'n vrienden even gaan roepen.’

Bolke ging op z'n bed zitten en de mollen begonnen te graven. Buiten klonk nog steeds het zoemen van de bijen.

Na een paar uur was het gat groot genoeg. Bolke gaf de mollenbaas een van de raten, knoopte de overige drie in een zakdoek en kroop het gat in.

Heel ergens anders kwam hij weer boven. Hij was een heel eind van z'n huis af. Voorzichtig gluurde hij door de struiken naar het huis. Ja zeker, daar vloog de zwerm om het huis heen. Bolke stak zijn tong uit tegen de honderd-en-acht bijen en nam de benen.

Die nacht sliep Bolke bij z'n vriend Buizer.

‘Waarom ga je niet naar huis?’ vroeg Buizer.

‘Ik durf niet,’ zei Bolke. ‘De bijen vliegen om het huis.’

‘Waarom doen ze dat?’ vroeg Buizer verbaasd.

Toen vertelde Bolke het hele verhaal van de honing.

Buizer lachte.

 

De volgende dag ging Bolke weer naar z'n huis bij de beek. Toen hij voorzichtig om een hoekje gluurde, zag hij, dat de bijen in het dak een gat

[pagina 57]
[p. 57]

hadden gemaakt en dat ze nu in zijn huis woonden.

Bolke was woedend, maar wat kon hij er aan doen?

Zo had Bolke zijn huis verloren en er niet meer dan vijf raten honing voor terug gekregen.

Bolke moest een nieuw huis gaan bouwen en dit keer wilde Buizer hem niet helpen!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken