Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§. 63. Een puikdichter is een keurig vaerzenmaaker

Een puikdichter is een keurig vaerzenmaaker; want op de vaerzen alleen komt het aan (§. 40.).

[pagina 136]
[p. 136]

Men is gewoon den dichter te noemen, om daardoor den vaerzenmaaker uit te drukken (§. 6.), en zulks door een rederykkunstige figuur, synecdoche membri genaamd; gelyk men kielen voor schepen, daken voor huizen zegt. De eigenlyke en waare verdienste des dichters is buiten kyf het vaerzenmaaken (§. 22.), en alleen dit verheft hem boven den prosaïst (§. 38.). ‘Le principal merite d'un poëte est d'être versificateur. De là, en grande partie, la préférence qu'on donne à Racine sur Corneille, la grande estime pour Despreaux, pour Rousseau’; &c. (Trublet, Essais, etc., Tom. IV, pag. 195) Ga naar voetnoot393.

En gelyk nu wederom het rymen, ten aanzien van het vaerzenmaaken zelve, waarlyk de kunst der kunsten is (§. 65.): zo is een glad en vloeijend rymer eigenlykst een puiks-puikdichter: want

 
Het is het rym alleen
 
dat thans den dichter maakt. --
 
(Nomsz, Mengelw., bl. 190) Ga naar voetnoot394

(Verstaa den dichter by uitneemendheid.) En Pels beroept zich te recht op

 
Vondel, Vollenhove, en die in deeze tyden
 
Het vloeijenst rymen ----
 
(Dichtk., bl. 6) Ga naar voetnoot395

Ook heet het van Antonides:

 
Ach! ach! waar en wanneer
 
Komt zulk een dichter weêr?
 
Die zo volmaakt en net
 
Al wat hy rymt op zulke onwrikbre voeten zet.
 
(J. van Geel) Ga naar voetnoot396

[pagina 137]
[p. 137]

Met één woord; juistheid in trant en rym, kieschheid in het vormen van zuivere klanken, en in het leveren van keurig taalsieraad, maaken den puikdichter uit. Derhalve zong A. de Haen, aan het kunstgenootschap Natura et arte:

 
Begaafde dichters, die de kunstbeminnende ooren
 
Door zuivre klanken streelt, de kenners kunt bekooren;
 
En uwe zangeres bekleed met rein gewaad
 
Van kracht en vloeijendheid en keurig taalsieraad!
 
(Mengeldichten, bl. 83) Ga naar voetnoot397

Gelukkig dan hy, die met Doktor Windmolen kan zeggen:

 
Ik heb de muuzen altyd by men
 
Wanneer ik bezig ben met rymen.
 
Zy dienen my gelyk haar' heer;
 
Wat wil men van Apollo meer? --
 
Ik rym zo glad gelyk een water!
 
(Het Koffyhuis) Ga naar voetnoot398

gelukkig die

 
Ons weet aen zyne tong te lymen
 
Met puik van heerelyke rymen!
 
(Vondel, Poëzy, Deel I, bl. 435) Ga naar voetnoot399

voetnoot393
Trublet, Essais de littérature et de morale, IV, p. 224. Bij Despreaux gaat het om Nicolas Boileau-Despréaux (1636-1711), bij Rousseau om de klassicistische dichter Jean-Baptiste Rousseau (1671-1741)
voetnoot394
Nomsz, Mengelwerken, p. 190 (Nomsz' Rabener-bewerking).
voetnoot395
Pels, Dichtkunst, r. 149-150.
voetnoot396
Joost van Geel (1631-1698, kunstschilder in Rotterdam, stichtelijk dichter), bijdrage aan de ‘Lykzangen’ in Antonides Gedichten.
voetnoot397
Abraham de Haen, Herderszangen en Mengeldichten, ‘Aan de Heeren leden van het Kunstgenootschap Natura et arte’, r. 1-4. Zie noot 360.
voetnoot398
Willem van der Hoeven, Het koffyhuis, Toneel 11, p. 16. De volgorde van de eerste twee regels is omgekeerd. De laatste regel staat in Toneel 19 op p. 37.
voetnoot399
Vondel, Poëzy I, p. 435. Dit bladzijnummer is onjuist. De regels zijn ook daarom niet getraceerd.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken