Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§. 96. De poëzy en taalkunde gaan hand aan hand

De poëzy en taalkunde gaan hand aan hand:

 
Daar ieder aangelokt door 't zoet der maatgezangen,
 
Een zucht tot spraakkunde en tot wysheid mag ontfangen;
 
(S. Doekes, Lofvaers voor Feitamaas Telemachus) Ga naar voetnoot624

want eigenlyk, en volgens het ontwerp der rederykers, is het groote oogmerk onzer poëzy, de opbouw en verbetering onzer spraak: en het is bekend, dat de Amsteldamsche schouwburg zyn' eersten oorsprong aan het oefenen der taal- en dichtkunde verschuldigd is. Hyzelf getuigt zulks, daar hy juigchend dus spreekt:

 
Wat my belangt, ik heb myn dagen
 
De alwaarde poëzy voor altoos opgedraagen.
 
Zy is het, die door taalsieraad,
 
Door kracht van redenen, door welgepaste maat,
 
Voor my elks hart heeft ingenomen.
 
(De Juichende Schouwburg, toonl. 2) Ga naar voetnoot625
[pagina 206]
[p. 206]

En immers aldus spreekt de poëzy zelve:

 
ô Hoogverlichte Apol! uw Poëzy heeft de eer
 
Dat nergens, dan by haar, de taal op vaster gronden,
 
En in een' schooner styl, geleerd word en gevonden.
 
De jeugd neemt in de school de wetten niet in acht,
 
Omdat haar Meester zelf om woordenbuiging lacht,
 
En 't de of den slechts houd voor beuzlary en droomen.
 
(Toonl. 5)

Men ziet hieruit het nut der poëzy!

Nevens het rym en den trant der vaerzen, heeft een dichter dan alleenlyk op de taal te letten, gelyk rechtschapen poëeten ook waarlyk doen, en by ieder gelegenheid daarvan rekenschap afleggen! Dus zingt 'er één:

 
'k Zal, ô Dichtkunst, in uw hof
 
Geurge bloemen, lovren lezen,
 
Kransjens strenglen tot uw lof.
 
'k Zal, ô Taalkunst! yvrig ploegen,
 
Met een vriendenmaatschappy
 
Op uwe vruchtbaare akkers zwoegen.
 
(J. Fortman, Dichtlievende Mengelingen, Deel I, bl. 88) Ga naar voetnoot626

Onder anderen zegt de heer Kasteleijn, in zyn voorbericht voor den Graaf van Olsbach Ga naar voetnoot627: ‘Myne zucht ter oefening der Nederduitsche Taal- en Dichtkunst, deed my het tooneelspel den GRAAVE VAN OLSBACH, in Nederduitsche dichtmaat ten dienst des Amsteldamschen schouwburgs naarvolgen;’ en dit keurig dichtstuk bekroont in waarheid de op onze taal en dichtkunst vallende zucht van den heer Kasteleijn.

[pagina 207]
[p. 207]

Men waane niet, dat ik, na van de Neêrduitsche poëzy in alle haare kunstdeelen eene proeve geleverd te hebben, de paarden achter den wagen spanne, door thans eerst van de taal te gewaagen. Zeer veelen myner landgenooten, welken het om den opbouw der taal te doen is, gebruiken het vaerzenmaaken als een middel om tot dit doel te geraaken. Van den anderen kant, zeer veele poëeten, die aanmerkelyke proeven hunner kunst leverden, hebben noodig, ten aanzien hunner taal, nog ter schoole besteed te worden: zy zyn in het geval van Jochem den grooten. ‘Hy had geest, hy kon rymen, hy kon tooneelstukken maaken, maar hy moest nog Neêrduitsch leren’ (De Philosooph, Deel II, bl. 354) Ga naar voetnoot628.

Ik beken, dees uitstap, byna aan het einde myner proeve, zou waarlyk verkeerd en overtollig zyn, ten ware:

 
Dat die de stad aanstelde om Spelen te waardeeren,
 
Niet eerst het spellen en Duitsch spreeken nog moest leren.
 
(Pels, Gebr. en Misbruik des toonl., bl. 72) Ga naar voetnoot629

voetnoot624
Simon Doekes (1672-na 1748), ‘Lof der poëzye, den dichtkundigen vertaaler van den Telemachus toegezongen’ in Feitama's Telemachus van 1733.
voetnoot625
Pater, De juichende schouwburg, p. 6 en p. 14.
voetnoot626
Fortman, Dichtlievende Mengelingen, ‘Aan de taal- en dichtkunst’, r. 18-23.
voetnoot627
Kasteleyn, Voorbericht voor de Graaf van Olsbach, Rotterdam, bij D. Vis, 1778. KB 448 L 225.
voetnoot628
De Philosooph, II, p. 354.
voetnoot629
Pels, Gebruik en misbruik, r. 1801-1802.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken