Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy (2002)

Informatie terzijde

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.21 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Editeur

F. Bulhof



Genre

proza
sec - letterkunde

Subgenre

poëtica


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Proeve eener theorie der Nederduitsche poëzy

(2002)–O.C.F. Hoffham–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

§. 97. Het vaerzenmaaken dient ten opbouw onzer taal

Het vaerzenmaaken dient ten opbouw onzer taal, en is daartoe het geschiktste middel.

 
De Nederlandsche maagd heeft niemand dank te weeten,
 
ô Amsterdam! dan uw doorluchtige poëeten
 
En zuivre schryvren, dat zy, treedende onverminkt
 
In hooge laerzen, zich laat hooren, dat het klinkt,
[pagina 208]
[p. 208]
 
In haare moedertaal, en dat ze zich derft roemen
 
Met eigen woorden, al wat wezen heeft, te noemen.
 
(Pels, Gebr. en Misbr. des tooneels, bl. 14) Ga naar voetnoot630

Het valt ligt, om de gelukkige vorderingen, die onze dichters in den opbouw der Neêrduitsche taal gemaakt hebben, door gantsche wagens vol voorbeelden te betoogen; echter zal ik slechts weinig bewyzen, uit gezaghebbende poëeten, uit

 
Vondel, Vollenhove, en die in deeze tyden
 
Het vloeijendst rymen,
 
(Pels, Dichtkunst, bl. 6) Ga naar voetnoot631

hier te berde brengen.

Om de vorderingen der nieuwer dichteren in den taalbouw, met éénen opslag, te overzien, heeft men slechts de ruwe oude schryvers daartegen te stellen. De onkundige ouden schreeven, by voorbeeld: jaagde, verjaagde, bejaagde, enz. --- Zo leest men: ‘Want die Gryecken die Troeyanen doe achterwaerts dreven ende jagheden’ (Destructie van Troye, 1479); ‘Die dat ryck van Sicilien aenvochten, die hi verjaechde’ (Fascilus Temporum, 1480);

 
Ende hi bejagede veel eren.
 
(Melis Stoke. 1591) Ga naar voetnoot632

Maar de taalbouwers verbeterden zulks, door het schryven van joeg, verjoeg, bejoeg: b.v.

 
Dien d'akkerman door 't klay der korenlanden joeg.
 
(Vondel, Herschepp., bl. 150) Ga naar voetnoot633

‘Tot dat hy Francesco Maria de Ruvere, Hartogh van Urbin uit zynen staat verjoegh’ (Hooft, Medicis, bl. 188) Ga naar voetnoot634.

[pagina 209]
[p. 209]

 
--- --- --- meer dan wy door 't beleid
 
van twee jong' oogen oyt bejoegen --- ---
 
(Huygens, Oogentroost, bl. 259) Ga naar voetnoot635.

De onbeschaafde ouden schreeven: waaide, versaad of versaedet, gloeijend, schepsels, melden, dank weeten, erinneren, enz. enz.; doch de poëzy der nieuweren heeft dit alles verbeterd, gelyk by voorbeeld:

 
Was oorzaak dat de vloot der Frygen overwoey;
 
(Vondel, Palamedes, Bedr. III) Ga naar voetnoot636
 
Maar zo de honger en de doot zyn licht verzaedigh;
 
(Hooft, weet iemandt beter saus, enz) Ga naar voetnoot637
 
--- --- haar keel van gloeiendigen waassem
 
tot stikkens toe benaauwt --- ---
 
(Vollenhove, Poëzy, bl. 392) Ga naar voetnoot638
 
Om ons d'ontelbaarheit van alle schepzelingen;
 
(Vondel, Bespiegel., bl. 91) Ga naar voetnoot639
 
Daar is onmogelyk iets zekers van te mellen;
 
(Vollenhove, Broederm., Act. V, sc. 5) Ga naar voetnoot640
 
Dit hebben wy Tarkwyn nu, onder andre stukken,
 
ook dank te wyten --- ---
 
(Hoogvliet, Ovid. Feestdagen, Boek II, bl. 72) Ga naar voetnoot641
 
Heeft het u Christi wet nooit kunnen erinnéren.
 
(Oudaan, Johanne Gray, Act.I, sc. 3) Ga naar voetnoot642

De ongerymde ouden schreeven te wagen vaaren, ‘up waghenen varen,’ en te scheep ryden:

 
Ghy hadt te schepe wel moghen derwaert ryen.
 
(Colyn van Ryssele, spel III, bl. 43) Ga naar voetnoot643

Wy keeren die spreekwyzen óm.

[pagina 210]
[p. 210]

Hoe het zy, en om niet langwylig te worden, een jong taalminnaar heeft het dwaallicht der ouden te schuwen, en zich ten eenemaale aan het oordeel en de voorbeelden der nieuwere taalzuiverende poëeten te houden. -- Huydecoper zegt, wel is waar: ‘De ouden, ja de ouden alleen, zyn 't, die ons konnen leeren wat Duitsch zy, en hoe wy behooren te spreeken en te schryven’ (Proeve enz., bl. 576). Maar zullen wy dan nog als Melis Stoke schryven? En zegt niet dezelfde Huydecoper? ‘By de ouden is dit gemeen; doch nu verouderd’ (bl. 567) Ga naar voetnoot644.

voetnoot630
Pels, Gebruik en misbruik, r. 337-342.
voetnoot631
Pels, Dichtkunst, r. 149-150 (de d in ‘vloeiendst’ staat niet in § 71 en § 73). Zie noot 395, 440 en 451.
voetnoot632
Destructie van Troye = Historie van Troyen vertaald naar Guido delle Colonne (1276), in 1479 in Gouda gedrukt.
Fascilus Temporum = Fasciculus Temporum, Keulen, 1474, in het Nederlands vertaald in 1480.
Melis Stoke, Rijmkroniek, voor het eerst gedrukt in 1591, uitgegeven in 1772 door Huydecoper, die ook de beide andere teksten bij gelegenheid in zijn Proeve van taal- en dichtkunde aanhaalt.
voetnoot633
Ovidius' Herscheppinge V, r. 647 (WB VII, p. 576).
voetnoot634
Hooft, Rampzaaligheden der verheffinge van den huize Medicis, ed. Hellinga-Tuinman, Deel VI, p. 188.
voetnoot635
Huygens, ed. Worp, Deel IV, p. 85, r. 54-55.
voetnoot636
Palamedes, r. 897 (WB II, p. 681).
voetnoot637
Hooft, ed. Hellinga-Tuinman, Deel VI, p. 652, r. 17, alwaar: ‘Maar zoo de honger en de dorst zijn licht verzaadigh’. ‘Doot’ is bij Hoffham zeker een drukfout.
voetnoot638
Johannes Vollenhove (1631-1708), J. Vollenhoves Poëzy, Te Amsterdam, bij Henrik Boom en de weduwe van Dirk Boom, 1686, p. 392: ‘bezwalkt door dikken damp / Van buspoêr: en haar keel, van gloejendigen waassem / tot stikkens toe benaawt, schept weder lucht en aassem.’ ABD BORG 182.
voetnoot639
Bespiegelingen van Godt en godtsdienst III, r. 270 (WB IX, p. 517).
voetnoot640
Bernard Vollenhove (1633-1694, burgemeester van Kampen), De Broedermoord te Tranziane, Amsterdam, by Herman Aeltsz, 1661: (deze regel rijmt met: ‘'t behaaghde Duma niet dees ramp voor uit te spellen’). KB 2105 A 209.
voetnoot641
Arnold Hoogvliet, P: Ovidius Nasoos Feestdagen (Fasti), Delft en Rotterdam, by Adriaan en Jan Daniel Beman, 1719. UBL 1178 B 13.
voetnoot642
Joachim Oudaan (1628-1692), Johanna Grey of gemartelde onnozelheyd, Rotterdam, by B. Wagens, 1648, p. 17, r. 11: (deze regel rijmt met: ‘Neen, Koninginne neen; een Heyden zal u leeren’). KB 504 B 258.
voetnoot643
Colyn van Rijssele, Spiegel der Minnen, ed. M.W. Immink, Utrecht, Oosthoek, 1913, p. 86, r. 2454. KB 6182 B 40.
voetnoot644
Huydecoper, Proeve van taal- en dichtkunde, p. 567 en 576.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken