Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
DBNL Logo
DBNL Logo

Hoofdmenu

  • Literatuur & Taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taal
    • Limburgse literatuur
    • Friese literatuur
    • Surinaamse literatuur
    • Zuid-Afrikaanse literatuur
  • Selecties
    • Onze kinderboeken
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • E-books
    • Publiek Domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Gebruiksvoorwaarden
    • Hergebruik
    • Disclaimer
    • Informatie voor rechthebbenden
  • Over DBNL
    • Over DBNL
    • Contact
    • Veelgestelde vragen
    • Privacy
    • Toegankelijkheid
  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave



Genre
poëzie

Subgenre
bloemlezing


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

 

Horae Belgicae

(1968)–A.H. Hoffmann von Fallersleben

Vorige Volgende

CIII.
¶ Een oudt liedeken.

1.
IC hads mi onderwonden
 
Van eender ioncfrou fyn
 
Si snijt mi diepe wonden.
 
Al in dat ionghe herte mijn
 
och hoe mochtic haer dienen
 
Haer gestadich dienaer zijn
[p. 156]
 
Al heeft si mi gheuanghen.
 
Haer vrij eyghen wil ic zijn
2.
Het is der minnen seden
 
dat si ongestadich zijn
 
Si spreken schoone woorden
 
int herte en meynen zijs niet.
 
Vanden eenen totten anderen.
 
Gheen trou daer en si.
 
Hi sprac met valscher herten
 
Och ghi zijt die liefste mijn
3.
Des en ben ic niet alleyne
 
dat achte ic waerlijck cleyne
 
Twee honden aen eenen beyne.
 
Si dragen selden wel ouereen
 
Met grimmen ende met morren
 
Ten mach niet anders zijn
 
Hi moet wt mijnder herten
 
Een ander weder daer in
4.
Mijn lief die wil wandelen
 
daer slae den hencker toe
 
Vanden eenen totten anderen
 
Die hi veel lieuer hae
 
Ende hi mi niet en meende
 
Die ick so wel vermach
 
So wil ic hem laten varen
 
Ende hebben veel goeder nacht


Vorige Volgende