Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Cursus Middelnederlands (1983)

Informatie terzijde

Titelpagina van Cursus Middelnederlands
Afbeelding van Cursus MiddelnederlandsToon afbeelding van titelpagina van Cursus Middelnederlands

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.68 MB)

XML (0.61 MB)

tekstbestand






Genre

sec - taalkunde

Subgenre

studie


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Cursus Middelnederlands

(1983)–Maaike Hogenhout-Mulder–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen

21 Het Luikse Diatessaron

In de tweede helft van de 13e eeuw is in een Zuidnederlandse benedictijnerabdij een evangeliënharmonie vervaardigd, een beschrijving van het leven en sterven van Jezus, samengesteld uit de teksten van de vier evangelisten. De schrijver moet behoord hebben tot de kring van de geleerde Vlaamse dichter Willem van Affligem, prior van de abdij te Affligem en later abt te St. Truiden. Deze Willem heeft een Leven van Sint Lutgart geschreven en het is mogelijk dat hij ook de auteur is van dit leven van Jezus. Omdat de schrijver zich niet heeft gehouden aan de tekst van de Vulgaat, de gezaghebbende Latijnse bijbelvertaling van de middeleeuwen, heeft zijn werk in de oorspronkelijke vorm weinig verbreiding gevonden. We bezitten alleen een Limburgse kopie uit het begin van de 14e eeuw (afkomstig uit St. Truiden), die zich momenteel in Luik bevindt (Universiteitsbibl., nr. 437). De tekst is omgewerkt (aan de Vulgaat aangepast) en heeft in deze omgewerkte vorm wel grote bekendheid gekregen.

Het woord ‘diatessaron’ is afkomstig uit het Grieks en is de algemene benaming voor een evangeliënharmonie. Het betekent letterlijk: door(heen) de vier.

C.C. de Bruin verzorgde in Het Luikse Diatessaron (Leiden 1970) een uitgave van deze tekst. Hier volgt het begin van de inleiding en het gedeelte waarin de geboorte van Johannes de Doper verhaald wordt (naar de uitgave van De Bruin).

[pagina 161]
[p. 161]

Opmerkingen

1Augustinus (28): kerkvader uit de 4e/5e eeuw, vooral bekend door zijn Confessiones; schreef vele werken die uitleg van de Bijbel geven.
Jheronimus (29): Hiëronymus leefde in dezelfde tijd als Augustinus; zij tweeën zijn de grootste kerkvaders van het Westen. H. vervaardigde een Latijnse bijbelvertaling, de zogenaamde Vulgaat.
Gregorius (29): G. de Grote was een zeer invloedrijk paus in de 6e eeuw, die zich veel met bijbelcommentaar bezig hield.
Beda (29) was een Engels theoloog en historicus uit de 7e/8e eeuw.
[pagina 162]
[p. 162]

1Ic grute alle deghene die dit lesen selen ende hoeren lesen in onsen Here 2 Ihesum Kerste, ende bidde hen dat si bidden vor mi. Ens tijds so bat mi 3 een mijn lieue vrint, dat ic dewangelie trokke uten latine in didscher 4 talen ende ic vten texte van den vire ewangelisten makde ene schone 5 historie van den wesene ende van den leuene ons Heren Ihesu Christi, 6 dat hi leidde op ertrike van din tide dat hi van der heileger magt onser 7 vrowen sente Marien wart ontfaen ende gheboren, tote an din tide dat hi 8 sendde sinen Heilegen Gheest sinen ijongeren in hen te bliuene ende met 9 hen te sine. Dese bede ontfingic gerne om de lieuede mijns vrinds diese 10 dede met groten ernste, ende om den hope din ic ontfinc van baten 11 dergherre die dit lesen ende horen souden, ende om den hope van den 12 beden di si vor mi tonsen Here souden don.

13Mar dat makic aldenghenen cont die dit bestaen te lesene, dat hir toe 14 groete pine behoert, want de vire ewangelisten en schinen nit 15 concorderende in allen staden. Ende dat deen scrijft, en scrijft onderwilen 16 dander nit.

17(...) Ende hir omme seggic dat en podersam werc es tuschen dese 18 discordancien, die dewangelisten schinen hebbende onder hen, vt allen 19 den ewangelien te rapene ende te ghederne ende oc tegader te uugene 20 enen proces ende ene historileke vertrekkinge van den gebenediden 21 wesene Jhesu Christi. Want hir omme salic dikke vore moten setten, dat 22 bat na schene uolghende, ende na, dat bat schene vore staende; ende en 23 dadic des nit, so mostic onderwillen achter laten dat nit goet en ware 24 gelaten ende dat dit werc sere onssienen soude.

25Om ene andre sake es dit werc oc swar dat ic ondersta, want in vele 26 staden es de text van der ewangelien also donker dat men den sin van 27 den warden nin can begripen noch wale verstanen sonder glose ende 28 expositien. Dar omme arbeitten willen de heilegen Augustinus, 29 Jheronimus, Gregorius, Beda ende vele andre goeder liede om

[pagina 163]
[p. 163]

Opdracht

1 grute: Voor welk dialect is de spelling u(e) voor oe kenmerkend? (Zie ‘Klankleer’)
2 Ens tijds: Zinsdeel? Naamval?
3 een mijn lieue vrint: Welke interpretaties van deze woordgroep zijn mogelijk? (Zie blz. 680)
2 Wat is het object bij bat?
3 trokke: Van welk ww is deze vorm afkomstig? Wat betekent dit ww in combinatie met ute?
3/4 in didscher talen: Enkel- of meervoud? Kun je het ontbreken van het lw verklaren? (Zie blz. 68)
4 Voor welk dialect is de vorm makde typerend? Stemt je antwoord overeen met dat op vraag 1?
5 Wat zou met wesene bedoeld worden?
5 ons Heren Ihesu Christi: Naamval? Verklaar de uitgangen.
6 t/m 9 Waarbij behoort het gedeelte dat (het eerste) - sine?
6/7 (het tweede) van - Marien: Bespreek de naamvalsuitgangen.
7 t/m 9 Ontleed in zinsdelen: dat - sine.
9 t/m 12 Waarom is de schrijver ingegaan op het verzoek van zijn vriend?
11 dergherre: Bespreek deze vorm. (Vgl. deghene in 1 en aldenghenen in 13)
13 Waarnaar verwijst het eerste dat? En waarnaar hir?
13 bestaen = ....
14 Wat moet je hier onder groete pine verstaan?
13 t/m 15 Vertaal nu Mar - staden.
15 dat: Woordsoort?
17 Is de spelling en voor een (Zie ook Ens in 2) gebruikelijk in het mnl.? (Zie ‘Klankleer’)
17 Wat is het ond. bij es?
19 ghederne is een dial. vorm van .... (Zie ‘Klankleer’)
19 Beschouw je rapene en ghederne hier als synoniemen?
19 uugene = .... (Vgl. vraag 1)
20 Wat versta je onder enen proces ende ene historileke vertrekkinge?
21 dikke = ...; vore = ....
21 dat: Woordsoort?
22/23 en - nit: Waarom staat het object in dit gedeelte in de genitief?
23/24 Ontleed in zinsdelen: dat - gelaten.
24 onssienen = ....
21 t/m 24 Vertaal nu Want - soude.
25 Wat betekent een werc onderstaen?
26 der ewangelien: Enkel- of meervoud?
27 warden is een dial. vorm voor ....
27 nin is ontstaan uit ...+....
27 verstanen is een (vreemde) nevenvorm van .... Wat betekent het woord?
27/28 Glossen kwamen met name in juridische en theologische geschriften veel voor. Wat verstaan we eronder? En wat is een expositie?
28 willen is een (weinig voorkomende) variant van wilen. Betekenis?
29 Kun je de uitgangen verklaren van de groep vele andre goeder liede? En wat is de betekenis van de woordgroep hier? (Wdb. goet)

[pagina 164]
[p. 164]

30dewangelie cler te makene, ende makdender af grote bueke ende grote 31 ghescreften die vele meerre sijn dan de text van der ewangelien alte male. 32 Ende hir omme, alsic te din steden come, so salic ochte met glosen ochte 33 met expositien die donkerheit vercleren, so ic best ende cortelecst mach.

 

34Doe de tijt was comen dat Elysabeth bliuen soude, so bleef se ens soens. 35 Ende alse hare ghebure ende hare maghe vernamen dat onse Here sine 36 ghenaden hadde ghedaen an hare, so waren sijs blide ende dankdens 37 Gode. Ende alst quam op den achtenden dach, so quamense dat kint te 38 besnidene na den gebode van der wet ende hietent Zacharias na sinen 39 vader. Doe sprac dis kinds moeder ende seide: Hen sal also nit heeten, 40 mar het sal heeten IJan. Doe antwerddense der moeder ende seiden: 41 Waeromme saelt IJan heeten? Hen es nimen in dinen geslechte die also 42 heett. Doe teekendense sinen vader (glosse: hir verstaet men dat hi oc 43 doef was), wat namen dat hi woude dat men den kinde gaue. Doe isch de 44 uader ene tafle ende screef in die tafle aldus: IJan es sijn name. Alse dat 45 ghelesen was, so wonderde hen allen sere. Mettin so wart oc Zacharias 46 mont ontploken ende sine tonge ontbonden, ende hi began te sprekene 47 ende te lovene onsen Here.

30 cler te makene = ....
30 Waarnaar verwijst -der (af)?
31 Wat kun je opmerken over de vorm meerre? (Zie blz. 30)
33 so: Woordsoort? (Zie blz. 61)
32/33 Vertaal: Ende - mach.
34 bliuen = ....
34 Van welk type gen. kun je spreken bij ens soens bliuen? (Zie blz. 51)
36 Waarnaar verwijst sij- en waarnaar -s in sijs?
36 dankdens: En welk type gen. tref je in het tweede deel van dit woord aan?
34 t/m 37 Vertaal nu: Doe - Gode.
39 dis kinds moeder: Hoe is deze woordgroep opgebouwd?
39 sprac ende seide: Welke stijlfiguur?
39 Hen = ... + ....
40 der moeder: Zinsdeel?
41 Welke gramm. functie heeft het in Hen?
42 hi verwijst naar ....
42/43 Ontleed in zinsdelen en delen van zinsdelen (met uitzondering van de glosse): Doe - gaue.
42/43 Vertaal nu deze zin.
43 Van welk sterk ww is isch de verl. tijd? (V.L.I, 62)
44 Van wat voor tafle zal de vader gebruik gemaakt hebben?
45 Tot welke groep werkwoorden behoort wonderen? Wat zijn de eigenschappen van deze groep?
45 Mettin: Uit welke twee elementen bestaat dit woord?
45 t/m 47 Vertaal: Mettin - Here.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken