Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Bij den twaalfden klokslag (1927)

Informatie terzijde

Titelpagina van Bij den twaalfden klokslag
Afbeelding van Bij den twaalfden klokslagToon afbeelding van titelpagina van Bij den twaalfden klokslag

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (0.75 MB)

Scans (2.58 MB)

ebook (3.13 MB)

XML (0.12 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman
detective


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Bij den twaalfden klokslag

(1927)–William Holt–rechtenstatus Auteursrecht onbekend

Vorige Volgende
[pagina 63]
[p. 63]

Hoofdstuk VII.
Wie is Zij?

Om twaalf uur prompt op tijd was mijnheer Verwaart, zooals hij zich thans in allen vorm voorstelde present. En de beide heeren gebruikten onder aangenamen kout het dejeuner. Dat zij geen van beiden den nacht hadden doorgebracht, zooals solide levenswandel dit vereischt kon men hen niet aanzien. Zij zagen er beide goed geconserveerd uit. Bénoist bemerkte dit van zijn nieuwen vriend met eenige verwondering, deze scheen toch niet zoo'n geregeld boemeltype te zijn als hij had gedacht, want als hij al lang van zoo'n ongeregelde levenswijze regel had gemaakt, zouden de sporen daarvan niet zoo gemakkelijk uitgewischt kunnen worden.

Toen zij eenigen tijd met elkaar over allerlei onverschillige dingen gesproken hadden zei Verwaart:

[pagina 64]
[p. 64]

- Ik vrees, dat ik gisteren avond wel iets te veel gedronken had.

- Zooals wij allemaal denk ik, antwoordde Bénoist.

- Neen, u niet, ik ben daar zeker van. Trouwens als u ook maar iets te veel had gehad zou juffrouw Dufour zeker geen woord met u gesproken hebben, zij heeft geloof ik een waren afschuw van menschen, die te veel aan Bacchus geofferd hebben.

- Zij heet dus juffrouw Dufour. Zij lijkt me een zeer bijzondere jonge dame, is ze niet?

- Een vraag op den man af, zei Verwaart, hebt u haar vroeger niet gekend?

Bénoist zag hem rustig aan.

- Neen, antwoordde hij, ik kan mij niet herinneren haar ooit eerder ontmoet te hebben.

- Ja, als u het niet weten wilt behoeft u het mij natuurlijk niet te zeggen, antwoordde Verwaart, maar ik dacht dat het wel zoo was.

- Ik geef u mijn woord van eer, dat het niet zoo is, maar wilt u mij ook zeggen waarom u dit dacht.

- Ik geloof u, maar het maakt 't mij des te onbegrijpelijker waarom zij u dan aansprak. Zie eens, ik kom daar alleen om haar, ik zou mij met dergelijke lieden niet ophouden, als het niet was om haar te zien en gade te slaan.

[pagina 65]
[p. 65]

Ik heb haar avond aan avond bestudeerd, ik heb zelf kennis met haar willen maken, het is mij niet gelukt. Over het algemeen moet ik zeggen, dat men er haar met rust laat, maar voor en na zijn er toch wel bezoekers geweest, die probeerden met haar op meer vertrouwelijken voet te komen. Zij heeft ze echter steeds afgewezen op de meest besliste wijze en het heeft mij altijd genoegen gedaan dat te zien. Maar nu met u maakt zij een uitzondering. Waart gij een oude kennis, vroeg ik me af, hebt gij op de een of andere manier met haar in betrekking gestaan. Gij zegt neen, en ik geloof u, maar dan is mij haar gedrag des te meer onbegrijpelijk.

- Als ge mij uw eerewoord geeft, dat hetgeen ik u vertellen ga door u aan niemand zal worden meegedeeld, dan kan ik u zeggen waarom zij mij heeft aangesproken.

- U hebt mijn eerewoord.

- Nu luister dan, juffrouw Dufour beweert, dat ik vroeger eens aan iemand die haar lief is, een familielid of zoo een dienst bewezen heb Ik weet niet wie dat is, maar het is natuurlijk mogelijk. In elk geval heeft zij persoonlijk er niets mee te maken gehad, want dan moest ik mij haar herinneren. Zij gevoelt zich nu in zekere mate aan mij verplicht denk ik. Zij zag

[pagina 66]
[p. 66]

mij in gesprek met iemand, dien zij niet schijnt te vertrouwen, waarom, dat heeft ze mij niet gezegd en daar zij meende dat die persoon mij schade zou berokkenen of in ongelegenheid zou brengen, heeft ze mij tegen hem gewaarschuwd.

- Zij heeft u gewaarschuwd, welnu mijnheer Bénoist weest zoo wijs die waarschuwing niet in den wind te slaan. Zij weet meer van verschillende menschen dan u of ik. Ik wil alles niet zeggen, maar het is beter dat men daar niet komt en als iemand er u gebracht heeft, wantrouw hem dan.

- Uw woorden klinken duister, antwoordde Bénoist, ik zou gaarne hebben dat gij u duidelijker uitdrukt.

- Ik vrees veeleer, dat ik al te veel gezegd heb. Maar ik zal u vertrouwen, het doet me goed er eens met iemand als u over te kunnen spreken. Een club waar gespeeld wordt zal men wel in vele plaatsen vinden. En in die club hier komen een aantal menschen, die er spelen en hun geld wagen zonder meer. Maar er is nog iets anders, ik heb de overtuiging, dat de kern van de club gevormd wordt door personen, die het nog om iets anders te doen is dan om het spel. De leiders van deze geheime speelclub hebben andere dingen op het oog, zij

[pagina 67]
[p. 67]

maken er zwakke karakters tot medeplichtigen voor dingen die het daglicht niet kunnen zien. Het is in den waren zin des woords een pesthol. Als juffrouw Dufour om de een of andere reden u eenige dankbaarheid verschuldigd is, dan heeft zij gelijk, dat zij u waarschuwt. En ik herhaal, sla die waarschuwing niet in den wind.

Bénoist had aandachtig toegeluisterd.

- Maar als ge dit zoo goed weet waarom komt gij er dan zelf, vroeg hij. Of acht gij u zelf zoo'n sterk karakter dat gij er geen gevaar zoudt loopen.

Verwaart schudde droevig het hoofd.

- Een sterk karakter, neen, zei hij zoo dom ben ik niet te meenen, dat ik tot de sterke karakters zou behooren. Integendeel. Maar ik kom daar omdat ik er niet weg blijven kan zoolang zij daar is.

- Wat doet dat meisje daar dan als het nog erger is dan een speelclub.

Verwaart haalde met een wanhopige beweging de schouders op.

- Dat heb ik mij zoo dikwijls al afgevraagd, zei hij, zij hoort bij dat slag menschen niet thuis en ik weet zeker dat zij er slechts gedwongen is.

- Kom men zal er haar toch niet vasthouden, zij zou toch kunnen heengaan als zij

[pagina 68]
[p. 68]

wilde. Ik vrees mijn waarde vriend, dat gij al te veel idealiseert.

- En toch moet zij een respectabele reden hebben om daar te blijven, waar zij, dat blijf ik volhouden, niet thuis behoort.

- Dan moet zij daar weg. Hoor eens, mijnheer Verwaart gij hebt natuurlijk wel een en ander omtrent haar uitgevischt, wat weet ge van haar, vertel me dat, misschien zouden we samen kunnen beproeven haar te helpen.

De ander aarzelde even, toen antwoordde hij:

- Ik weet eigenlijk niet waarom ik u meer vertrouw dan anderen, ik ken u nauwelijks en ik praat met u over dingen die ik mijn beste vrienden niet heb toevertrouwd. Maar ik wil op mijn gevoel vertrouwen dat mij in u een vriend doet zien, die inderdaad misschien kan helpen. Ja, ik heb natuurlijk beproefd al een paar maanden lang alles wat maar mogelijk is van juffrouw Dufour gewaar te worden waarom zij niet zich losmaakt van die lieden bij wie zij zeker niet thuis behoort, maar ik heb haar vertrouwen niet kunnen winnen. U kunt niet gelooven hoe zeer mij dit spijt. Het doet mij meer leed dan ik u zeggen kan.

- Ik geloof u, antwoordde Bénoist, maar ge hebt natuurlijk het een en ander omtrent haar vernomen. Vertel me dat.

[pagina 69]
[p. 69]

- Ik heb gehoord, dat zij de pleegdochter is van iemand, die een betrekking bekleedt op een kasteel hier niet ver vandaan. Het schijnt dat zij hier blijft op uitdrukkelijk verlangen van hem. Toen ik dat wist heb ik beproefd er achter te komen wat voor soort man die pleegvader is.

- En is u dat gelukt?

- Ja, de man maakt een allesbehalve gunstigen indruk. Hij is daar zoowat opzichter of jagermeester, ik weet niet hoe ik het noemen moet en de stroopers hebben op dat buitengoed, sinds hij er rondloopt niet veel kans, dat heb ik wel vernomen. Ik heb den vent een paar malen onbemerkt waargenomen maar hij ziet er niet vriendelijk uit. Men kan zich niet voorstellen hoe zoo een lief meisje de pleegdochter kan zijn van zoo'n ruwen en akeligen kerel.

- De pleegdochter maar, zeide Bénoist met een glimlach.

- Gelukkig ja, zijn dochter niet. Maar dan begrijp ik toch niet dat zij zich iets van zoo'n man aantrekt. Ze is toch zijn pleegdochter maar.

Bénoist kreeg het vermoeden dat Verwaart, die nog al met hem scheen te zijn ingenomen nog hooger tegen hem zou opzien als hij hem had medegedeeld, dat hij den vorigen avond hoogstwaarschijnlijk die zoogenaamde pleegva-

[pagina 70]
[p. 70]

der bewusteloos geslagen had. Want hij vermoedde sterk, dat het die man geweest was van wien Verwaart nu sprak. Maar natuurlijk zeide hij niets, want hij was absoluut niet voornemens zijn nieuwen vriend in vertrouwen te nemen.

- Nu, antwoordde hij, na hetgeen ge mij verteld hebt, wil ik u wel beloven, dat ik u zal helpen het meisje uit die omgeving weg te krijgen. Ik weet nog altijd niet wie zij is, al heeft zij beweerd, mij vroeger al te hebben ontmoet. Maar ik zal de kennismaking met haar voortzetten. Ge behoeft niet jaloersch te zijn ik heb heusch geen vue's op die jonge dame, ik wil haar alleen maar helpen. En waar zij om de een of andere reden zich aan mij verplicht schijnt te gevoelen daar heb ik misschien eenigen invloed op haar.

- Ik ben u daarvoor zeer dankbaar, zei Verwaart. En als ik op de een of andere manier u helpen kan, als het mogelijk is dat ik mij voor haar verdienstelijk kan maken, gun mij dan die kans. Ik vrees, dat zij mij voor niet beter houdt dan de meeste trouwe bezoekers van die inrichting. Zij moet wel een ongunstig idee van mij gekregen hebben vooral de laatste weken, want mijn teleurstelling heeft mij soms troost doen zoeken bij de wijnflesch

[pagina 71]
[p. 71]

zooals gisterenavond. Ik ben gauw boven mijn theewater.

De jonge man was werkelijk niet onsympathiek, hij was in elk geval nog geen verboemeld type, dat zag Bénoist heel goed.

- Komaan, zei hij, ik zal helpen dat meisje daar weg te krijgen, maar al ben ik niet veel ouder dan gij, misschien wilt ge dan van mij ook den goeden raad aannemen daarna niet meer in die of dergelijke gelegenheden te komen. Dat is niet goed voor jongelui.

- De hand er op, riep Verwaart, ik beloof u dat men mij daar niet meer zal zien.


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken