Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
Afbeelding van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.29 MB)

XML (2.63 MB)

tekstbestand






Editeur

H.W. van Tricht



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2

(1977)–P.C. Hooft–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Tweede deel


Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 318]
[p. 318]

523 A Monsieur, Monsr Joost Baak, inde Nes, naest de geringde kat, tot Amsterdam.

(Baak: Muyden 2 maj beantw 10 ditto)

Loont.

 

1 Monsr mon frere,

 

2 Ten ooren toe vind ick mij in schulden, voor zoo gunstigh een'Ga naar eind2 3 zorghvuldigheit uwer E, die mij niet alleen met een' stroomende 4 miltheit, overvloedt van blijde tijdingen, maer tot eighentlijkerGa naar eind4 5 berichting de ujttoghten van verscheide brieven bijzet. Lief ist mijGa naar eind5 6 een valsch propheet geweest te zijn; alhoewel mij nemmer leedtGa naar eind6 7 wezen zal, 't schip op quaedt weder te laeden. 'T is geen' wijzenGa naar eind7 8 mans woordt, zeidtmen: wie zoud' dat gedacht hebben? Maer ick,Ga naar eind8 9 dien 't genoegh is den gemeenen hoop te moghen volghen, vergeefGa naar eind9 10 mij 't quaelijk begrijpen dat men zoo maghtigh een' stadt als 11 Augsburgh geleghen in een vlak, indien mij recht voorstaet, endeGa naar eind11 12 maklijk om te vestighen, daermen de buij tijdlijk genoegh aen zaghGa naar eind12 13 koomen, ongesterkt ende slaplijk verzien gelaten heeft. Maer LiviusGa naar eind13 14 magh wel zeggen: adeo obcoecat animos Fortuna, cum vim suamGa naar eind14 15 ingruentem refringi non vult: Zoozeer verblindt de Fortuin de 16 gemoeden, als zij den slagh haers gewelts niet wil gebrooken 17 hebben. Dat 's op onze spraek: als God een landt straffen wil, 18 beneemt hij den Heeren de wijsheit. 'T is een' staetlijke burgherij,Ga naar eind18 19 in pracht en heusheit nae haer bujrgewest Italien aerdende. Als ickGa naar eind19 20 daer was, wert met de steêkannen vereert, 't welk mijn zaeligheGa naar eind20 21 vaeder hieldt door de Welzers doen in groot bewindt zijnde,Ga naar eind21 22 bestelt te wezen. Dan 't en schijnt niet, dat zij zoo veel voorraedsGa naar eind22 23 van d'Italiaensche omzichtigheit en achterdacht gehadt hebben.Ga naar eind23 24 Zijn ook moghelijk met een' quaelijkgeneghen' ende der Luiter-Ga naar eind24 25 sche parthije toegedaene gemeente verleghen geweest: gelijk danGa naar eind25 26 mijn swaegher Bartolottj verstendight is, dat de zelve de tegenweerGa naar eind26 27 eenighzins zoude verhindert hebben. Waer op wellicht gissing 28 gemaekt is bij veelen der Wethouderen, die men zeidt, voor 't 29 beleg, ujt der stadt geweeken geweest te zijn. Maer deze hunneGa naar eind29 30 swaerigheit en speelde mij in 't hooft niet, als die al van mijnenGa naar eind30 31 tijdt af verstaen meen te hebben, dat de Lujtersche gezintheit daerGa naar eind31 32 dapper afgenoomen was, ende van dagh te daghe sleet, door 't

[pagina 319]
[p. 319]

33 bedrijf van de Fokkers aenhaelende 't graeuw met weldaeden, enGa naar eind33 34 verschaffen van middel tot kostwinning. Waer 't nu der 35 majestraet eighenlijk geloghen hebbe, dat hun belet heeft goedt teGa naar eind35 36 houden, is een' waerdighe stoffe voor UE zinlijkheit, om ujt deGa naar eind36 37 volghende maeren nae te vorssen. 'T is, gelijk UE gedenkt, eenGa naar eind37 38 trionflijke tijdt, voor de geenen, dienze mede gaet. Maer wijGa naar eind38 39 hebben in 't bespieghelen van dit heerlijk tooneel der dingen, wat 40 meer als enkelijk onze ooghen te verfrooijen; ende daer ujt veel eerGa naar eind40 41 leeringen te scheppen, die heden oft morghen te pas konden 42Ga naar margenoot+ koomen. De werelt heeft meenighen standt van starren beleeft, waer 43 onder 't haer noodt geweest is van rok te wisselen. D'aeloudsteGa naar eind43 44 aeloutheit zagh d'AEgyptenaers meest heel Asien dwingen.Ga naar eind44 45 D'Assyrische moghenheit moest voor de Medische, de MedischeGa naar eind45 46 voor de Persische swichten, ende deez onder den arm vanGa naar eind46 47 Alexander deur. Daer nae rees 't Roomsche gewelt, en stiet metGa naar eind47 48 zijn ijzer d'andere als aerde vaeten aen scherven: zoo verre, dat alGa naar eind48 49 't overschot van volken tegens dit eene niet op moght, ende meer 50 ongemoejt bleef, om dat'er weenigh te haelen en grooter heer- 51 schappij quaelijk te behaevenen was, dan bij gebrek van kraghten.Ga naar eind51 52 Jae hadmen reeds te veel omvaedemt, ende ging door zijn' eighe 53 swaerte t'zink. 't Welk Lucanus wel bezefte:

 
Per se magna ruunt. Laetis hunc numina rebusGa naar eind54
55[regelnummer]
Imposuere modum.
 
Ga naar margenoot+'T groot stort van zelven in. End' heeft des hemels wet,Ga naar eind56
 
Aen 't steighren des gelux, dit tot een' peil gezet.Ga naar eind57

60 Doen wert het der Gotten, Wendelen, en Alanen beurt, die 't ver-Ga naar eind60 61 maste rijk aen flarzen scheurden. Daer de Franken in geroertGa naar eind61 62 waeter visschende ook een' lap af eighenden: 't welk geen naemGa naar eind62 63 van een enkel volk, maer van verscheidene geweest is, die daerin 64 eensch waeren, dat zij geenen ujtheemschen meester wilden lijden. 65 Wat laeter wederom raekten van d'andere zijde de Arabiers, met 66 naemen Sarasijnen en Assasijnen op de beên, en liepen eenGa naar eind66 67 eindeloos landt af. Waer bij men speurt dat zulke dondervlaeghen 68 ook ujt het Zujden wel komen, ende niet, gelijk Bodin meent,Ga naar eind68 69 juist aen 't Noorden gebonden zijn. Zoo veel isser af, dat al'dezeGa naar eind69 70 opwaeteren nojt oft zelden en gingen, dan over Landdouwen, dienGa naar eind70 71 de lenden van 't gemak en de weelde gebroken waeren, daer z'inGa naar eind71 72 verzoopen laegh[-]. Anders, eer de Roomsche tught een' smet,Ga naar eind72 73 orde een' krak kre[-] vonden de Cimbren en Teutons metGa naar eind73 74 wien te spreeken, en we[-] over ontellijk tal, over al, braeflijk

[pagina 320]
[p. 320]

75 gestujt. De toghten der o[-] Waelen, die onder Brennus in Rome,Ga naar eind75 76 onder zijnen spitsbroeder in Grieken en Asien, 't welk de naem derGa naar eind76 77 Galaten bewijst, hunne standaerts geplant hebben, gae ick verbij: 78 insgelijx die van de Jonghe Waelen onder den NederlandschenGa naar eind78 79 Godefroy van Bouillon, die de wassende maene der Turken dat pas 80 deeden stil staen, en 't veroverde Jerusalem tot een' koninkrijkGa naar eind80 81 oprechtten. Zij hebben, zeg ick, doorgaends met verwijfde 82 mannen, en brooddronken volken te doen gehadt. In Duislandt 83 scheen 't nu wat anders: de krijstught, de orde van eenen aert enGa naar eind83 84 gestalte. De strijders gebujren, meest in eenerleij gewest gebooren, 85 op eenerleij' wijze opgevoedt: Jae 's Kaizars rappier langer als desGa naar eind85 86 koninx. Zulks deez wel met dien ouwden zeggen magh: en voorGa naar eind86 87 hoe veel mannen telt ghij mij? Een dink duchte schier dat hen spijt:Ga naar eind87 88 naemelijk de meenighte der geenen, die door zijns vijands landen 89 versprejt hem opentlijk oft onder den duim toegedaen zijn enGa naar eind89 90 daeghelijx mede vallen. Want die zijnen lof zullen trachten, teGa naar eind90 91 besnijden, en zullen niet lichtelijk elders als hier aen te vattenGa naar eind91 92 vinden. Doch doet het ons evenveel, die den havik op den tujnGa naar eind92 93 hebbende hem nu benart en benaeghelt zien in de klujven vanGa naar eind93 94 eenen voghel, die voortaen Arent behoort te heeten. In somme, ickGa naar eind94 95 begin geloof in de droomen mijner gedachten te stellen, ende zie 96 dat wijdt gewest heel in een' ander pak steeken. Wat maxelGa naar eind96 97 datmen 't te geven heeft, zal mij grootlijx benieuwen; ende en 98 hebbe in al een' wijle nae geen' kundschap ongeduldigher 99 verlangt: leggende dien Grooten vriendt ende Heere toe vanGa naar eind99 100 d'eersten te wezen, die dien grondt zullen tasten, als geschaepen,Ga naar eind100 101 mijns oordeels, 't voorneemst der vorme te bootsen, waer in menGa naar eind101 102 die groote klok te gieten heeft. Zoo 't zelve zijner E inzicht is,Ga naar eind102 103 vergeeve hem dat hij ons zitten laet. Zonder dat, had het wel andersGa naar eind103 104 gewenscht. Maer UE verschoone mijn' eenvoudigheit, die met deGa naar eind104 105 vloedt van dus een' revelpen, de scheutigh van UE merghrijk 106 schrijven gaeren in adem hield. Al ist ook zoo vorderlijk niet veeleGa naar eind106 107 inschuldenaers te hebben, daer luttel af te verwachten staet, tenGa naar eind107 108 minsten ist heerlijk dat zij in UE verplicht blijven; als doet,Ga naar eind108

109 Monsr mon frere,

110 U E

111 Dienstwillighste broeder

112 P C Hóóft.

111 Ujt mijn Toorentjen,

112 2 Maj. 1632.

[pagina *13]
[p. *13]


illustratie
13 Het Muiderslot voor de restauratie van 1900


[pagina *14]
[p. *14]


illustratie
14 Het Muiderslot na de restauratie van 1900


[pagina 321]
[p. 321]

Beschouwingen over recente gebeurtenissen in het licht van de wereldgeschiedenis.

[tekstkritische noot]Origineel. UBA II C 13.124.
T.r. 72 en 73 tot in de rug gebonden, waardoor leestekens onzichtbaar kunnen zijn; r. 74 en 75 afgescheurd, waardoor tekstverlies.
eind2
zoo...zorghvuldigheit: zulk een toegenegen zorg.
eind4
tot...berichting: om mij nauwkeuriger op de hoogte te brengen (WNT eigenlijk 4002 A 2).
eind5
ujttoghten: uittreksels.
eind6
een valsch propheet: uit het vervolg blijkt, dat Hooft te ongunstige verwachtingen gekoesterd had (nl. omtrent G. Adolf's kansen bij het innemen van Augsburg).
eind7
't schip...laeden: bij het laden (en stuwen) van het schip op slecht weer te rekenen, vgl. 465 r. 3.
eind8
wie enz.: degene die dit zegt heeft te gunstige verwachtingen gekoesterd.
eind9
dien 't genoegh...volghen: (bescheidenheidsmaniërisme) voor wie 't voldoende is, de grote hoop te kunnen bijhouden.
eind11
vlak, vgl. 519 r. 23.
eind12
vestighen: versterken; daermen: waar men; tijdlijk: tijdig, vroeg.
eind13
verzien: voorzien, versterkt.
eind14
adeo obcoecat etc.: zo sterk verblindt Fortuna de geesten, wanneer ze niet wil, dat haar aanstormend geweld wordt gestuit. Livius 5, 37, 1 over de Romeinen vóór de catastrofe bij de Allia.
eind18
staetlijk: deftig.
eind19
heusheit: welgemanierdheid, fraaiheid van omgangsvormen.
eind20
‘De Sr Mauregnaut ende mij wert alhier van de Magistraet de wijn vereert’. Reis-heuchenis, vVl. II 440. Sr: Signor.
eind21
hieldt: onderstelde; Welser, rijk patriciërsgeslacht te Augsburg, evenals, zie r. 33, de Fuggers; in groot bewindt: machtig.
eind22
bestelt: verschaft.
eind23
achterdacht: zorg voor de toekomst.
eind24
quaelijkgeneghen: slecht gezind.
eind25
verleghen: in verlegenheid, gehinderd; gelijk dan (verklarend voegw. WNT gelijk 1179 III) omdat (immers).
eind26
verstendight: medegedeeld.
eind29
deze hunne swaerigheit: deze last van hen.
eind30
als die: daar ik; van...af: van de tijd toen ik er was af.
eind31
verstaen: begrepen.
eind33
bedrijf: toedoen.
eind35
geloghen: gehaperd (WNT liegen 2125/6); goedt te houden: goed weerstand te blijven bieden (WNT houden 1158 3).
eind36
zinlijkheit: belangstellende geest.
eind37
gedenkt: zegt (in uw brief).
eind38
mede gaet: tot voordeel strekt.
eind40
meer (te doen) als; verfrooijen: vermaken (Mnl. Wdb verfraeijen 1719).
margenoot+
Constellatie Starrestant
eind43
't is haer noodt geweest: zij is genoodzaakt geweest; van rok wisselen: de huik naar de wind hangen, met de wolven huilen; aeloud (aloud): zeer oud.
eind44
meest: bijna.
eind45
moghenheit: macht.
eind46
onder den arm deur: buigen voor de macht.
eind47
't Roomsche gewelt: de Romeinse macht.
eind48
zijn ijzer: zijn militaire macht.
eind51
behaevenen: besturen, ordenen.
eind54
t' zink gaen: zinken.
Per se etc. Lucanus, Pharsalia 1, 81-82, waar voor Per staat in, voor Imposuere: Crescendi posuere.
margenoot+
de hooghste
eind56
'T groot: Het grote; de hooghste wet: het noodlot, de Moira.
eind57
steighren: snel toenemen; peil: grens.
eind60
Goten, Vandalen (gecontamineerd met Wenden?) en Alanen (400-500 n.C.).
eind61
vermast: overladen; Daer af: Waarvan; geroert: troebel.
eind62
een lap eighenden: een stuk inpikten; geen naem enz.: Hooft vat Frank naar de betekenis vrij op als een naam waaronder vijanden der Romeinen van allerlei stam zich verenigden.
eind66
Sarasijnen en Assasijnen: Arabische volken resp. secten; afloopen: veroveren (en plunderen).
eind68
Bodin, Jean, 1530-1596, origineel Frans geschiedschrijver en politiek filosoof.
eind69
Zoo veel isser af: Dit is er waar van.
eind70
opwaeteren: springvloeden, overstromingen.
eind71
van: door.
eind72
verzoopen: versmoord.
eind73
Cimbren en Teutonen, Germaanse volken, door Marius verslagen in 102 en 101 v.C. vonden met wien te spreeken: lett. vert. van trouvaient à qui parler (v Vl.), d.i. vonden hun man.
eind75
Hooft stelt Waelen, Galliërs en Galaten gelijk. Brennus, aanvoerder van de Galli die in 390 v.C. Rome veroverden. De Galaten in Klein-Azië waren een binnengedrongen Keltische stam.
eind76
spitsbroeder: collega.
eind78
Jonge Waelen: de door Frankrijk geleide kruistochten, ca. 1100-1300.
eind80
tot...oprechtten: overeind zetten en er een koninkrijk van maakten.
eind83
de orde: de legerinrichting; eenen: dezelfde.
eind85
's Kaizars...koninx: de troepensterkte van de keizer groter dan die van G. Adolf.
eind86
dien ouwden: (?)
eind87
Een...spijt: Ik vrees bijna dat één ding hen verdriet (hen: de keizerlijken).
eind89
onder den duim: in 't geheim (WNT duim 3578).
eind90
mede vallen: zijn partij kiezen (WNT medevallen 363 1).
eind91
aen te vatten: een aangrijpingspunt.
eind92
doet...evenveel: is 't ons hetzelfde; die...zien: ons, die de vijand op de grenzen hebbende (tuin: haag), hem nu benauwd en beklauwd zien.
eind93
klujven: klauwen.
eind94
Arent: opperste der vogels, en assonantie met Adolf?
eind96
dat wijdt...steeken: dat grote land een andere vorm hebben (of: krijgen, als steeken transitief is); maxel: staatsvorm.
eind99
leggende...wezen: in de mening dat die grote vriend en heer (Grotius) een van de eersten zal zijn.
eind100
dien grondt tasten: dat door en door begrijpen (WNT tasten 1022).
eind101
't voorneemst...bootsen: de grote lijnen van te voren te tekenen (de klokkengieterij is een nieuwe metafoor voor de stichting van de verhoopte nieuwe Zweeds-Noordduitse staat).
eind102
Zoo...is: Als dit zijn inzicht is.
eind103
vergeeve: Mem. 6; ons zitten laet: uit Nederland vertrokken is.
eind104
‘Maar u vergeve mijn onnozelheid, die met de stroom van zo'n babbelpen, de scheutigheid van uw pittige brief graag aan de gang zou houden’ (WNT Suppl. adem 397 4 4e al., refererende aan I adem 793 xviide E.).
eind106
zoo vorderlijk niet: niet zo voordelig.
eind107
inschuldenaar: schuldenaar.
eind108
in UE verplicht blijven: verplichting aan u blijven houden.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • H.W. van Tricht

  • F.L. Zwaan

  • D. Kuijper Fzn.

  • Franco Musarra