Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2 (1977)

Informatie terzijde

Titelpagina van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2
Afbeelding van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2Toon afbeelding van titelpagina van De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (9.29 MB)

XML (2.63 MB)

tekstbestand






Editeur

H.W. van Tricht



Genre

proza

Subgenre

non-fictie/brieven


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De briefwisseling van P.C. Hooft. Deel 2

(1977)–P.C. Hooft–rechtenstatus Auteursrechtelijk beschermd

Tweede deel


Vorige Volgende
Regelnummers proza verbergen
[pagina 662]
[p. 662]

715 A Monsieur, Monsr Joost Baak, bij 't oudemannenhujs, in No 3. tot Amsterdam

Loont.

 

1 Monsr mon frere,

 

2 Twee brieven komt UE aen mij ten achteren. Met deze ende 't geenGa naar eind2 3 'er bij gaet, hoop ik de rekening effen staen zal. Quellen mij zinkin-Ga naar eind3 4 gen van kaekelzucht, U E. gelieve 't te vergeeven, aen den geenen 5 die ze gaedert, om dat hij ze daeghelijx niet loozen kan ter BorzeGa naar eind5 6 en op den Dam. UE zeidt wel de waerheit daer aen, dat de tijdingen 7 sulks swindelen, en hassebassen, met elkandre te heeten lieghen,Ga naar eind7 8 dat 'er eenen 't hooft af ommeloopen zouw, 't welk beter verhoedt 9 waer. Maer ik gaf eens eenen, die des op mij verzocht, tot zin- 10 spreuk: De werelt dwerelt. Zoo doet ze zeker, ende wij zijn 'er in.Ga naar eind10 11 Laet ons dan meê dwerlen op haeren dril. De strakheit der daege-Ga naar eind11 12 lijksche beezigheden dient altemets ujtgespannen. Maer dat wij zoo 13 strijdende maeren krijghen, daer nocht Brabandt, nocht VrankrijkGa naar eind13 14 zoo verre lejdt als Japon, zoude mij bevremden, hadd' ik mijn'Ga naar eind14 15 zaelighe moeder niet hooren vertellen; hoe, als Alva voor Haerlem 16 lagh, bij wijlen driemaels, op eenen dagh, gerucht van d'opgift dierGa naar eind16 17 stadt, t' Amsterdam quam; ende altijds 't jongste waer moest zijn,Ga naar eind17 18 tot het naeste toe, dat men, daer aen, hoorde. Zoo veele leughe- 19 tijdingen in zoo kort een' tijdt, ende drie mijlen weeghs. Dat SintGa naar eind19 20 Omar beleghert zij, kan quaelijk in mij koomen; ten eersten om 21 dat UE meldt, dat de boode op 't kerkhof is; ten andren, om dat mijGa naar eind21 22 de plaets te gering dunkt, doch ken ze niet dan bij gissing; ten 23 derden, om dat ik achte, zoo daer Heirkracht ontrent waer, 't konGa naar eind23 24 niet verhoolen, nochte wij zonder zekerheit van dien blijven. 25 Anderszins, om wat te kouten a veue de pais, zeggen de Franchoj- 26 zen; 't welk mij dunkt zoo veel te wezen, als oft wij zejden, nae dat 27 de marsklimmer ujt der zee, van eenigh landt oordeelen kan; ik 28 houd' het daer voor, dat het stuk met geen enkel intrekken, al isGa naar eind28 29 men schoon de sterkst, te slechten is. Want de swakste parthij kan 30 quaelijk tot slagh gedwongen worden, zoo lang als hij stroomen en 31 steden tot rug en toeverlaet heeft. Waer ujt volght, zoo men ijets

[pagina 663]
[p. 663]

32 bedrijven wil, dat men tot aentastnig oft beleg van plaetsen koomenGa naar eind32 33 moet. Jae al had men schoon den vijandt ujt den velde gedreeven, 34 zoo waer men echter benoodight de vestingen met gewelt aen teGa naar eind34 35 spreeken; ende dat genoeghzaem een' voor eene. Waer ujt teGa naar eind35 36 scheppen staet, dat de zaek noch veele voeten in d'aerde zouw 37 hebben, ende alzoo alles van geen leijen dak afloopen. Om landen 38 vol van welbewalde steden op een bot te bemeestren, zie ik nochGa naar eind38 39 niet anders dan dat men ze verwoesten moest, ende voorts de 40 grenzen slujten ende maghtighlijk bezet houden, om ze door noodt 41 en behoeftigheit alle te gelijk te doen swichten. Oft wij en de 42 Franchoisen te zaemen nu dit in onze handt hebben, daer van zij 43 het oordeel den belejdren des weldighen aenslaghs bevoolen.Ga naar eind43 44 Immers, indien die, zonder den gemelden wegh in te gaen, kortGa naar eind44 45 afloopt, het zal mij meer nae wensch dan nae gissing gaen. MijGa naar eind45 46 verwondert (ende zeid' het deez' daeghen tegens mijnen swaegher)Ga naar eind46 47 dat de Heeren van Amsterdam niet maeken stips ende zekerlijkGa naar eind47 48 verkundschapt te zijn, van 't geene dat 'er omgaet. Zulke kosten,Ga naar eind48 49 mijns bedunkens, zouden niet ijdel zijn, nochte alleenlijk dienen tot 50 verzaeding van nieuwsgierigheit. Oogh in 't zeil te houden, komt 51 altijds wel te pas, ende die kennis van zaeken heeft, kan, daer 'tGa naar eind51 52 slaeght, met achtbaerheit spreeken en raedtgeven. 't Geldt zeker 53 geen kleentjen: een' groote kreuk, ten besten oft ten arghsten, moetGa naar eind53 54 de ujtkoomst, aen 's lands zaeken geeven. De Burgermr Vlaeming,Ga naar eind54 55 is 't waer dat het ujt zijner E mondt komt, zal, meen ik, UE niet 56 heelen 't geen de Raedtpensionaris ujt Paris schrijft, noopende 'tGa naar eind56 57 breeken oft niet van dien Koning, tegens Spanjen. Schreumt U EGa naar eind57 58 de zijne daerom aen te spreeken, gelieve mijnen swaegher Hasse- 59 laer, ujt mijnen naeme te begroeten, ende te verzoeken, dat hij UE 60 bijzette 't geen men weeten magh, om het mij over te brieven.Ga naar eind60 61 Want heel goedt schrijfs is hij zelf niet; behalven dat lujden die inGa naar eind61 62 regeering zijn, met rede aenstoot in schrijven van LandtzaekenGa naar eind62 63 vinden. Want woorden zijn swaejbaer, de letter staet pal, ende isGa naar eind63 64 aen vreemde ujtleggingen onderworpen. Daer mij meest nae ver-Ga naar eind64 65 langt, is te weeten oft 'er noch andre Franschen schaeren, ontrent 66 de Walsche grenzen, op de been, oft ook in aentoght zijn. WantGa naar eind66 67 van daer moest, dunkt mij, den aemtoght koomen. Anders, duchtGa naar eind67 68 ik. Zotte zorghen van mij. Maer wie kan den bevreesden beneemen,Ga naar eind68 69 dat hij met de rug tegens 't hoogher boordt drukt als 't schip helt; 70 zonder te denken, dat zijn' voeten zoo veel tegenshouden, als zijn'Ga naar eind70 71 schouders vordren, wen hij zich t'schoor stelt. Ik wil gaen wijzerGa naar eind71 72 worden, ende laeten den wondtheeler met het zeer bewerden:Ga naar eind72 73 denkende van de aertsche Goden, gelijk van den hemelschen, dat zij

[pagina 664]
[p. 664]

74 weeten hoe men 't aenleggen moet, al komt het met ons begrip niet 75 over een: ende zeggende in mijnen geest; Heeren, uwe oordeelen 76 zijn een groote afgrondt. Noodigh oft nut werk gaet voor: Maer 77 als 't 'er met UE anders uit vallen magh, een briefpraetjen zal mijGa naar eind77 78 zeer welkoom wezen. In 't verwachten van dien tegens dinxdagh,Ga naar eind78 79 beveel ik U E, met Joffre zuster ende alle die haer lief zijn, den 80 almoghenden, samt in der zelve goede gunste, van heelen harte, 81 Monsr mon frere,

82 U.E.

83 Verplichten dienstwsten

84 broeder

85 P C Hóóft.

84 Van den Hujze te Muj-

85 den, j. Julij. 1635.

 

Beschouwingen over de militaire toestand.

[tekstkritische noot]Origineel KA CLXXI ab 116.
Hs. Watervlek
eind2
ten achteren: te kort.
eind3
hoop ik (dat) Mem. 7); zinkingen: aanvallen, ziekelijke buien.
eind5
gaedert: verzamelt; Borze: Baak kwam daar als koopman dagelijks.
eind7
zulks swindelen, en hassebassen: zo harrewarren en strijden (U.W. zwindelen 407; WNT hassebassen 113 2).
eind10
dwerelt: dwarrelt. Vs. 15 uit Vondel's Kinderlijck komt hiermee overeen. Het is volgens WB III 388 van 1632. Deze plaats in 715 pleit ervoor dat Hooft het niet kende, en laat de mogelijkheid open dat Vondel degeen was, aan wie Hooft de spreuk gegeven had, wat hij dan vergeten was.
eind11
dril: draai (WNT dril (I) 3361 2).
eind13
daer: terwijl toch.
eind14
mijn' zaelighe moeder: mijn moeder z.g.
eind16
d' opgift: de overgave.
eind17
't jongste...hoorde: het laatste (bericht) waar moest zijn; tot het volgende dat men daarna hoorde.
eind19
mijl (vgl. 95): 7,7 km. Met zulke grove maten kan men alleen ruw schatten.
eind21
de bode is op 't kerkhof: men kan het bericht dus niet controleren, men gelooft het niet. - N.B. De bestaande uitdrukking met dezelfde betekenis ‘en die het 't laatst vertelt, die leeft nog’ zou er bijzonder goed achter passen. Het eigenaardige en waarmee de tweede zegswijze begint, zou erdoor verklaard worden. Er is ook metrische parallellie en assonance.
eind23
't kon niet verhoolen (blijven): overgang op hoofdzinscontr.
eind28
dat het stuk te slechten is: dat het werk (de strijd, de veldtocht) afgemaakt kan worden; met geen enkel intrekken: niet door alleen maar (het land) binnen te trekken; al...sterkst: ook al is men de sterkste. Vgl. r. 33.
eind32
aentasting: aanval (verrassing of berenning, onderscheiden van belegering).
eind34
echter: daarna; benoodight: genoodzaakt.
eind35
genoeghzaem: vrijwel (WNT genoegzaam 1569 B 2); Waer...staet: Waaruit men moet afleiden.
eind38
op een bot: ineens, met één slag (WNT bot (I) 672 2 a); zie...anders: zie ik geen ander middel.
eind43
belejdren: aanvoerders.
eind44
kort: snel.
eind45
meer...gaen: ik hoop het, maar geloof het niet.
eind46
vermoedelijk Hasselaer, vgl. r. 61.
eind47
maeken: zorgen.
eind48
verkundschapt: door boden ingelicht.
eind51
daer 't slaeght: als het gelegen komt, te stade komt (WNT slagen 1530 6).
eind53
kleentjen: kleinigheid; een' groote kreuk: een stevige opstopper; ten besten oft ten arghsten: tot ons voor- of tot ons nadeel.
eind54
Vlaeming, vgl. 247.
eind56
Raedtpensionaris: Adriaen Pauw.
eind57
breeken, nl. van de vrede of de neutraliteit; Schreumt...spreeken: Als je er tegenop ziet, hem ernaar te vragen; de zijne: zijne edelheid, nl. Vlaeming.
eind60
bijzette: geve, zegge.
eind61
goedt schrijfs: een vlot schrijver; in regeering: Pieter Hasselaer was burgemeester.
eind62
aenstoot vinden: een tegenzin hebben (WNT aanstoot Suppl. 160 2a); van: over.
eind63
swaejbaer: draaibaar; staet pal: staat er vast, onveranderlijk.
eind64
vreemde: door anderen; Daer: Datgene, waar (-naar); mij verlangt: ik verlang.
eind66
de Walsche grenzen: de grenzen tussen Frankrijk en de Spaanse Nederlanden.
eind67
aemtoght: vrijheid van beweging; Anders: Zo niet, dan.
eind68
den bevreesden beneemen: iem. die bang is verhinderen.
eind70
zoo veel: evenveel.
eind71
zich t' schoor stelt: zich schrap zet.
eind72
den wondtheeler: de Prins.
eind77
als 't 'er met U.E. anders uit vallen magh: als er bij u tenminste tijd voor is, als je er tenminste tijd voor hebt.
eind78
van dien: van een praatje per brief.

Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken

Over het gehele werk

auteurs

  • H.W. van Tricht

  • F.L. Zwaan

  • D. Kuijper Fzn.

  • Franco Musarra